Browse transcripts » National Archives / Archives South Holland

archive access 2.10.02, inventory number 2773, page 13

maals het lijk naderende bevond
dat hij met geen dienkeling te
doen had, maar de vverluiging
kreeg dat hier sprake van een
gepleegden doorelag was; dat
hij loch over de moddee een stiaal
kloed gag loopen, en aan den hals
van het lijk een vrond meende te
gien, tnwijl hem verde bij onder„
soek bleek, dat ee van den oral af,
waar het lijk lag, naar den publie„
ken weg over het gras een opoor„
van bloedvlekken liep en dat in„
dukeelen op het geas gieht baar
warn, die duidelijk aantvonden
dat het lijk van den puklicken
weg naar den walkant was ge„
Vleept; dat het ook van den wal,
kant gichthaar was, dat een der
broekzakken van den derde half
omgekeerd
omgekeed en uitgeschewid uit de
broek stak. Dat toen inmiddels
de Dictuete Commissaris dien na„
middag ten twee wee aldaar was
aangekomen, het lijk onder getuigen
Aregicht uit de modder werd gehaald:
dat hij toen gegien heeft dat het hand
eeniggins geecheurd, gedeeltelijk
over de behoudens van het lijk ge„
trokken was en dat het duidelijk
sicht baar was dat het lijk eenige
wonden in den halshad, tuwijl
hij op dat vogenblik in dat lijk
den persoon kerkende van den brood„
jongen, die dagelijk op delipante
Kwam en dan verder ging om
gyn brood te venten; dat hij Hoen
den omtrek van de plaats waar
het lijk gelegen had, on dergoekende
op een afstand van vijftien paesen
Oerder