Gebruikers van Open Archieven kunnen van de via handschriftherkenning tot stand gekomen transcripties een samenvatting laten maken.
Beide kunstmatige intelligentie taken zijn niet perfect, maar vaak ruim voldoende zodat het historische document begrijpelijk wordt. In de transcripties zijn namen groen onderstreept en klikbaar (om de persoonsvermeldingen op Open Archieven op de betreffende naam te doorzoeken), de herkende datums hebben een licht grijze achtergrond en herkende plaatsnamen hebben een licht paarse achtergrond.
In deze verklaring zijn 3 getuigenissen opgenomen:
Op 29 juli 1784 kwam er een zaak voor bij het gerecht in Kaap de Goede Hoop. Hierbij waren aanwezig:
Afwezig waren:
De zaak betrof een verklaring van burger David Roux over de dienstmeid van Fredrik Hendrik Conradi. Deze meid was door de drost van Swellendam aangesteld als min (voedster) voor zijn kind bij Alwijn Smit. Deze verklaring werd onder eed afgelegd op februari 1786 in aanwezigheid van R.I.V.O. Riet, I.C. Konnenkamp en A.V. Schoor.
De kapitein vertelde dat hij de Valbonne, een Loillit en anderen had horen spreken over een plan. Hun doel was om iedereen die tegen ze in zou gaan overboord te gooien. Ze wilden de vrouw en oudste dochter van heer Basche (een voormalig commandant van het schip de Ganges) en hun bedienden in leven laten om ze te misbruiken. De 4 kinderen van Musche wilden ze doden. Daarna zouden ze naar een haven in Spanje varen om te vluchten.
De kapitein, die door dit bericht en eerdere misdragingen overtuigd was van hun kwade bedoelingen, had in het geheim betrouwbare soldaten en matrozen gewapend. Toen er per ongeluk een schot afging in de kajuit, dachten de opstandelingen dat dit het startsein was. Ze renden naar boven roepend "Hoera, val aan!" en probeerden met vishaken en bijlen het schip over te nemen. Door zwaar vuur vanaf het halfdek werden ze gedwongen te vluchten. De kapitein liet die nacht overal wacht houden. De volgende ochtend werd de Valbonne, die in de mast zat, gevonden.
De tekst gaat over een rechtszaak waarin bewezen werd dat tijdens een aanval van opstandelingen de matroos Joseph Christile, ondanks een verwonding aan zijn hoofd door een slag met een sabel, de kajuit was binnengedrongen om wapens te stelen. Hij werd door het kajuitraam in zee gegooid. Op hetzelfde moment werd er iemand met een sabel bij de kajuit gezien. De scheepsraad concludeerde dat deze persoon dezelfde bedoelingen had als Christile, maar zijn plan opgaf toen hij zag hoe het met Christile afliep.
De vierde getuige Jean Baptiste Du Puis verklaarde dat verdachten naar het oorlogsschip de Amphitrite werden gebracht. Hij toonde zijn ongenoegen hierover en verweet de soldaat Simon Raimonde in aanwezigheid van matroos Louis Lambelin dat de kapitein deze gevangenen overdroeg aan de commandant van het oorlogsschip om bij hem in de gunst te komen.
De vrouw van Joseph van Eeden verklaarde dat haar zoon thuis kwam van de plaats van burger Donald Andriesse. Hij vertelde dat een dienstmeid en twee jongens van Fredrik Hendrik Conradi naar Swellendam gingen om een klacht in te dienen. Zij stuurde haar zoon om deze slaven op te halen en bracht ze naar haar plaats.
Ze wilde de slaven naar huis sturen, maar toen de dienstmeid haar verwondingen liet zien, zag vrouw van Eeden dat ze vreselijk was geslagen. De dienstmeid verklaarde dat ze was mishandeld omdat haar meester Fredrik Hendrik Conradi wilde dat ze zou zeggen dat haar kind van Cornelis van Eeden was. Daarop stuurde haar man de slaven naar oudheemraad Jacobus Bota.
Uit deze verklaring blijkt dat de slaven niet door van Eeden zijn opgepakt en naar Swellendam zijn gebracht. Ook wordt duidelijk dat de slaven niet hebben verzonnen dat ze mishandeld waren om hun vlucht te rechtvaardigen.
Jacob van Reenen, bevelhebber van de burgerij uit de Swellendam regio, geeft een verklaring op verzoek van landbouwer Fredrik Hendrik Conradi. Het gaat over een gebeurtenis eind januari 1783. Hij vertelt dat hij op weg was van zijn woonplaats naar het Houtniquasland. Daar kwam hij aan bij het huis van heemraad en kapitein van de Swellendam cavalerie Jacobus Steijn, waar ook burger-kapitein Jesacas Meyer aanwezig was.
Meyer vroeg aan Van Reenen of hij nieuws had. Na een ontkennend antwoord vertelde Meyer dat mevrouw Onkruid, de vrouw van de landdrost van Swellendam, een zoon had gekregen. Van Reenen reageerde dat dit snel was, omdat ze pas 3,5 maand getrouwd waren.
Ongeveer 14 dagen later keerde Van Reenen terug naar zijn huis. Hij vond zijn vrouw niet thuis - zij was naar zijn zwager Christiaan Storm gereden. Van Reenen besloot naar Swellendam te rijden om te informeren naar de gezondheid van de heer Onkruid en zijn vrouw. Hij trof hen in goede gezondheid aan. Kort daarvoor had Van Reenen mevrouw Onkruid nog gezien bij het Fort de Rietvallei, waar zij zichtbaar zwanger was.
Jannetje ontkent dat zij ziek was door mishandeling van de verdachte en zijn vrouw. Terwijl ze ziek was, werd ze vaak door de vrouw van de verdachte met een zweep uit bed geslagen. Twee slaven genaamd Abraham en Batjoe hebben Jannetje aangemoedigd om naar de officier te gaan om een klacht in te dienen. Jannetje, Abraham en Batjoe zijn naar Wellendan gegaan om te klagen over de verdachte en zijn vrouw bij de officier. De verdachte werd vervolgens ontboden door de officier. Tijdens deze ontmoeting heeft de verdachte, in aanwezigheid van Jannetje, aan de rechter bekend dat het kind van hem was. Hij bekende dat hij niet wist hoe dit ongeluk had kunnen gebeuren.
Op een dag werd Jannetje op een brutale manier door haar mevrouw geroepen. Op verzoek van zijn vrouw gaf de verdachte Jannetje een paar slagen met een zweepje. Toen dat zweepje brak, sloeg hij haar nog een paar keer met een sjambok (een soort zweep). Hij zegt niet meer te weten of zijn vrouw Jannetje ook geslagen heeft.
De verdachte ontkent dat hij, toen hij buiten stond, tegen Jannetje Kieft heeft gezegd dat ze tegen zijn vrouw moest zeggen dat het kind van Cornelis van Eeden is, en dat ze dan geen slagen meer zou krijgen.
Hij verklaart ook niet te weten:
Conradi moest uit wanhoop zijn slavin Jannetje van de Kaap en haar kind verkopen voor 100 rijksdaalders aan de ondergetekende. Dit deed hij om zijn andere slaven Abraham van Bengalen en Baatjae van Boegies terug te krijgen. Later werd verzocht deze gedwongen verkoop ongeldig te verklaren. Er werd geëist dat er 1200 rijksdaalders voor slavin Jannetje betaald zou worden, plus een schadevergoeding. Als dit geweigerd zou worden, zou mevrouw Conradi verdere juridische stappen kunnen nemen. De ondergetekende merkt op dat Conradi beweerde in mei of april van dit jaar te ziek te zijn om zaken te regelen, waardoor zijn vrouw dit moest doen. Echter was hij in december vorig jaar nog gezond genoeg om van zijn woonplaats in de Kogmans Kloof naar Swellendam en terug te rijden. De ondergetekende beweert dat Conradi ook nu nog net zo goed als zijn vrouw de reis had kunnen maken.
Er wordt verslag gedaan van een verhoor over een voorval met een slavin genaamd Jannetje. Het gaat om twee zaken:
De verdachte ontkent:
Ook wordt vermeld dat de vrouw van de verdachte zou hebben gezegd dat ze alleen voor donkere kinderen wilde zorgen, niet voor blanke.
Elizabeth Rossoua, de vrouw van Fredrik Hendrik Conradi, diende op 5 juni een klacht in. Deze klacht bestond uit 3 hoofdpunten:
Er is overtuigend bewijs dat de slavin onmenselijk en barbaars is mishandeld. Ze heeft de tekenen hiervan laten zien aan de heren van de raad. De oorzaak van deze mishandeling wordt bevestigd door de vrouw van van Eede. De vrouw kreeg medelijden met de slavin vanwege de zichtbare tekenen van mishandeling en wilde haar helpen.
De slavin moest van haar eigenaar zeggen dat het kind waarvan ze was bevallen, van Cornelis was. De beschuldigde heeft met tranen in zijn ogen aan de officier bekend dat:
De officier heeft voldoende bewijs verzameld voor de beschuldigingen en vraagt nu om op basis van de toepasselijke wetten te bepalen welke straffen hiervoor gelden.
Deze getuigenverklaring gaat over een rechtszaak waarbij Jannetje (toen ze nog Jong Kraaus heette) zwanger is geraakt. Adam Baster is mogelijk de vader. Er wordt onderzocht of:
Carpzovius zegt dat bij een kleine misdaad of gering nadeel, en bij bepaalde omstandigheden, één getuige genoeg kan zijn om een beklaagde te veroordelen. Belangrijke rechtsgeleerden denken dat zelfs uit vermoedens verbogen misdaden bewezen kunnen worden. Dit komt vooral voor bij hoererij en overspel, waarbij meestal geen getuigen aanwezig zijn omdat het in het geheim gebeurt. Deze opvatting van Carpzovius wordt verder ondersteund door Van Landen die zegt dat veel waarschijnlijke aanwijzingen (in plaats van harde bewijzen) genoeg kunnen zijn voor een rechter om iemand schuldig te verklaren. De aanklager verwijst naar:
om aan te tonen welke straffen bij deze misdaden horen en waarom de beklaagde deze straffen verdient.
De slaaf Jannetje zegt nee op beschuldigingen. De vrouw des huizes heeft hem met een kweepeertak geslagen, meer dan één keer. De beschuldigde ontkent dat Danner toen hij opnieuw flauwviel is behandeld met azijn en dat zijn lichaam met pekelwater is gewassen. Hij ontkent ook dat Jannetje is vastgebonden en met kweepeertakken is geslagen tot hij flauwviel en moest zeggen dat Bars niet bij hem had geslapen. Ook ontkent hij dat Jannetje met hulp van een Hottentot werd uitgekleed en aan een eikenboom werd vastgebonden. Hij ontkent dat hij de Hottentot, die nu bij burger Jacob Hege woont, heeft opgedragen om kweepeertakken te snijden en door het vuur te halen. De beschuldigde ontkent dat zijn vrouw hem vroeg of hij een relatie had met Jannetje. Jannetje zou dit voorval aan de vrouw des huizes hebben verteld, waarna zij flauwviel van ontsteltenis.
Op een dag werd Fredrik Hendrik Couradi, een 43-jarige burger uit Swellendam, ondervraagd over een incident met een slavin genaamd Jannetje. Het ging over een voorval op een kafzolder, waar hij haar seksueel zou hebben misbruikt toen zijn vrouw Elizabeth Rossouw naar de rivier was gegaan om graan te halen. Jannetje beschuldigde Couradi er in zijn gezicht van dat hij:
Couradi ontkende alle beschuldigingen en zei van niets te weten. De zaak werd behandeld door de Raad van Justitie van het gouvernement, op initiatief van de landdrost van Swellendam, Constant van Nuld.
De openbare aanklager eiste het volgende:
Dit document is ondertekend door C.V. Nuld en voorgelegd aan de rechtbank op 18 januari 1784.
In deze tekst vraagt C. van Nuld onkruidt, landdrost van Swellendam, om uitstel aan het koloniale bestuur in een zaak tegen Elizabeth Rossouw, de vrouw van F.H. Conradi. Dit verzoek werd ingediend op 23 juni 1780. Hij wil tijd om meer verklaringen te verzamelen zodat de zaak volledig duidelijk kan worden. Hij benadrukt dat hij niet uit hebzucht handelt, maar uit menslievendheid. Het verzoek is gericht aan de President Hacker en de Raad van Justitie.
Elisabeth Rossouw, de vrouw van Frederik Hendrik Conradi, krijgt toestemming om namens haar zieke man zaken af te handelen. Dit wordt vastgelegd in Kaap de Goede Hoop op 15 juni 1783. De landdrost van Swellendam, P. Constant van Nuld Onkruijd, wordt gevraagd om hierover verslag uit te brengen. Frederik Hendrik Conradi bevestigt schriftelijk dat hij zijn vrouw Elisabeth Rossouw volmacht geeft omdat hij al een jaar ziek is. Dit wordt bevestigd door getuigen Josua Joubert en Jan Jacobes Nelson. De landdrost had Conradie eerder op 14 december 1782 per brief opgeroepen om naar Swellendam te komen voor een bespreking. Deze brief was geadresseerd aan zijn verblijfplaats aan de Coo, achter de Cogmans Kloof.
Hendrik Conradi moest kiezen tussen het weggeven van 2 of 4 slaven. Omdat hij zonder slaven zijn landbouw niet kon voortzetten, besloot hij zijn slavin Janetje en haar kind voor 100 rijksdaalders te verkopen aan landdrost C. Nult Onkruid. Die liet de overdracht op naam van Bode Wolski zetten. In ruil daarvoor liet de landdrost twee mannelijke slaven van Conradi vrij, onder voorwaarde dat hij ze niet mocht slaan. Conradi waarschuwde de landdrost dat de slaven zonder straf hun oude gedrag zouden hervatten. Dit bleek waar: 6 dagen na hun vrijlating liepen ze weg. Ze werden aan de landdrost overgedragen, die toen wel toestond dat ze in boeien werden geslagen en behandeld zoals een eigenaar dat mocht. De klaagster vindt dat landdrost Sint Constant van Nult Onkruid:
In december 1782 zijn de slaven van Frederik Hendrik Conradi weggelopen. Het ging om 2 mannelijke slaven (Abraham van Bengalen en Batjo van Bougies) en een vrouwelijke slavin (Janetje van de Kaap) met haar kind. Ze werden opgepakt door burger Frederik van Eeden en overgedragen aan de landdrost van Swellendam, P. Constant van Nulo Onkruijdt. De slaven vertelden de landdrost dat ze mishandeld werden door hun eigenaar. De landdrost geloofde dit verhaal en zette de slaven aan het werk:
In Kaap de Goede Hoop op 31 december 1788 zijn er verschillende rechtszaken behandeld:
Deze rechtszaak ging over een aanklacht van aanklager Gabriel Exter tegen verschillende verdachten:
In 1787 werden in de rechtbank stukken ingediend door verschillende partijen:
Zoek uw voorouders en publiceer uw stamboom op Genealogie Online via https://www.genealogieonline.nl/