Gebruikers van Open Archieven kunnen van de via handschriftherkenning tot stand gekomen transcripties een samenvatting laten maken.
Beide kunstmatige intelligentie taken zijn niet perfect, maar vaak ruim voldoende zodat het historische document begrijpelijk wordt. In de transcripties zijn namen groen onderstreept en klikbaar (om de persoonsvermeldingen op Open Archieven op de betreffende naam te doorzoeken), de herkende datums hebben een licht grijze achtergrond en herkende plaatsnamen hebben een licht paarse achtergrond.
19 oktober (jaartal niet vermeld). Pieter Steijns en Johanna Heilmans, getrouwd en beiden zonder beroep, wonende in Klimmen, verkochten namens zichzelf en als gevolmachtigden. De man handelde namens zijn vrouw en ook als gemachtigde volgens een onderhandse akte van:
Zij verkochten aan Hubert Bertholet, mijnwerker, wonende in Klimmen, ongehuwd:
De verkoop betrof alleen het aandeel van de vrouw in de inboedel. Het onder punt 1 genoemde perceel behoorde toe aan de echtlieden Steijns-Heilmans en aan de lastgevers, voor zover die daarop rechten zouden kunnen laten gelden. Het onder punt 2 genoemde perceel behoorde alleen aan de genoemde lastgevers toe.
Bekijk transcriptie NL-MtRHCL / 09.009 / 9221 / 0333 Januarij moest meteen de plek aanwijzen waar zij gevangen zat. Zij beweerde bij hem niet te zijn geweest en dat ze dat alleen had gezegd om van de neppijn verlost te raken, die haar helemaal niet was aangedaan.
Het is waar dat de persoon in kwestie het genoemde meisje wegens haar brutaal gedrag een verdiende straf met zweepslagen op haar blote billen heeft laten geven. Ze werd vastgehouden maar niet op een ladder gebonden. Dat zij op dat moment zwanger was, is haar eigen schuld, want de persoon in kwestie en niemand van zijn huishouden wist daarvan. De echtgenote van de persoon in kwestie had haar meer dan 1 keer gevraagd of ze het moest laten nakijken als ze in zulke omstandigheden was, om niet verlegen te zijn, maar dat heeft zij niet gedaan.
Men gelooft dat volgens de verklaring bij het bewijsstuk Lit F de verklaarder het meisje zwanger heeft bevonden, waar de persoon in kwestie echter niet van wist en ook niet van kon weten. Er werden ook nog blijkende en schadelijke littekens van een eerder toegepaste stok gevonden, terwijl zij volgens getuigen pas korte tijd daarvoor gevangen hadden gezeten. Maar wat de oude littekens betreft...
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 10970 / 0852 Lea had geklaagd over slechte behandeling. Ze verraadde zichzelf door te beweren dat ze alleen had gezegd dat ze met Januarij samen was geweest omdat ze van pijn verlost wilde worden. Ze stelde dat die pijn bestond uit het feit dat ze met achter haar rug samengebonden handen aan een balk was opgehesen, zodat haar tenen de grond maar net konden raken.
Het was waar dat zowel zij als de slaaf Januarij met achter hun rug uitgebonden handen aan een balk waren vastgemaakt, maar dit was om te voorkomen dat ze zichzelf weer los zouden maken en opnieuw weg zouden kunnen lopen voordat ze hun welverdiende straf hadden ontvangen en hadden verteld waar ze zich hadden opgehouden en waar ze eten vandaan hadden gehaald.
Nooit waren deze of andere slaven door de gedaagde op die manier opgehesen, zoals de slaven hem wilden beschuldigen. De eiser bouwde alleen op de praatjes van die slaven en wilde hem het gebruik van foltering ten laste leggen.
Gelukkig had een van de buren van de gedaagde, Jacob van der Merwe, dit precies mee aangezien. Hij kon in de verklaring nummer 2 onder ede bevestigen dat hij die slaven, genaamd Januarij en Lea, vast had zien staan met hun voeten op de grond.
Welk verstandig mens zou nu geloven dat de meid Lea, terwijl de jongen Januarij en...
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 10970 / 0851 Onbekende persoon liet een persoon 10 of 12 slagen met de sjambok (zweep) op haar blote billen geven, maar hees haar niet aan een balk op. De reden van haar weglopen was waarschijnlijk niet die verdiende 10 of 12 slagen, en ook niet de dood van haar zoontje. Dat kind, genaamd Phillis, stierf ongeveer een maand na haar weglopen aan stuipen. De laatst gegeven reden voor haar weglopen was dat haar zoontje was overleden en begraven terwijl zij met de schaapskudde in het veld was en het kind dus niet had kunnen zien. Deze reden laat een deel van de fantasie van dit slechte meisje zien. Op deze manier zou zij niet aarzelen om, wie weet, allerlei ceremonies van een eigenaar te eisen als een van haar kinderen zou sterven, en als dat niet naar haar zin gebeurde, weg te lopen. Nee, de echte redenen waren waarschijnlijk dat het beter en gemakkelijker was om met de weggelopen slaaf January op kosten van de diaken of cipier van de buren een luie en gemakkelijke dag te hebben, en liever niets te doen dan op schapen te passen. Anders zou zij niet naar January zijn gelopen maar naar de overheid zijn gegaan als zij goede redenen had gehad.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 10970 / 0850 De eigenaar van een overleden slaaf was verplicht om de oorzaak van het overlijden te onderzoeken. De slaven van de gedaagde beschuldigden hun eigenaar en zijn vrouw van leugens op een heel erg ernstige en goddeloze manier. De gedaagde dacht dat de slaven dit deden omdat ze hoopten een nieuwe eigenaar te krijgen die hen beter zou behandelen, iemand die hen misschien minder of helemaal niet zou laten werken voor eten en kleding, en hen alleen voor de show zou houden. De gedaagde zei zelf dat hij zijn slaven netjes en christelijk behandelde, maar hen ook moest laten werken omdat hij niet kon betalen voor hun eten en kleding zonder dat zij werkten, terwijl hijzelf ook moest werken.
De aanklager (Eijssche) gebruikte deze verklaringen van de slaven tegen hun eigenaar, samen met een verklaring of document van Johan Balthazer Guilliam, om een aanklacht in te dienen tegen de gedaagde wegens mishandeling van zijn slaven. De gedaagde vond dat deze beschuldigingen onwaar waren en dat het document niet serieus genomen moest worden.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 10970 / 0846 Gedagvaard werd Christiaan Frederik Matthes, als speciale gemachtigde van landdrost Johannes Kuun, tegenover aanklager Lucas Sigismundus Faber, landdrost van Stellenbosch en Drakenstein. De aanklacht betrof mishandeling van slaven van de gedaagde, met name van zijn slaaf Januarij van Madagascar.
Het is onbetwistbaar en droevige ervaring leert het maar al te veel, dat er in landen waar slavernij bestaat genoeg mensen zijn, zelfs die de naam van christenen dragen, die echter niet als christenen maar zelfs als onmensen degenen behandelen die het ongeluk hebben onder hun eigendom te vallen. Deze eigenaren denken er weinig aan dat deze lijfeigenen en heidenen, al zijn ze met geld betaald, ook mensen zijn, aan wie men de plichten van het natuurrecht en van het christendom verschuldigd is, en dat er een dag zal verschijnen.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 10970 / 0843 C. L. Neethling, secretaris, heeft als commissielid getekend, samen met T. C. Ronnen, Kamp en A. Brink.
De ondergetekende chirurgijn heeft zich 3 februari 1770 op bevel van landdrost L. S. Faber begeven naar de Hottentotse Hollandse stoof. Daar heeft hij in aanwezigheid van de landdrost en afgevaardigde heemraden het dode lichaam onderzocht van een slaaf genaamd January van Madagascar, die toebehoorde aan landbouwer Joh. Kuun. Hij vond enkele slagen op zijn rug, terwijl de billen volledig gekneusd en overal opengeslagen waren. Omdat de jongen niet verbonden was geweest, was zijn achterste al door koudevuur aangetast en gaf het een ondraaglijke stank af. Aan het hoofd of gezicht kon geen kneuzing en nog minder een wond of bloed worden waargenomen. Dit bevestigde Johan Batthasar Guilliam, chirurgijn. Getekend in Stellenbosch op 4 februari 1779.
Bij herondervraging verscheen voor de ondergetekende commissieleden uit de Achtbare Raad van Justitie van dit gouvernement de eerder genoemde chirurgijn Guilliam. Zijn eerdere verklaring werd van woord tot woord duidelijk voorgelezen. Hij verklaarde daarbij te blijven en wilde niet dat er iets meer aan toegevoegd of afgedaan zou worden.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 10970 / 0841 Januarij had gevraagd om losgelaten te worden, maar haar meester had gezegd dat zij in die positie opgehangen zou blijven totdat zij zou bekennen. Om geschreeuw te voorkomen zou zij de hele nacht in de kelder op dezelfde manier opgehangen blijven. De aangever zei daarom, om van de pijn verlost te raken, dat zij samen met Januarij was geweest, hoewel dat niet waar was. Toen zij dit zei, werd zij bij het vallen van de avond van de balk losgemaakt en buiten bij de kelder op een plank gebonden. Hoewel zij zwanger was, werd zij hard geslagen met zweepstokken. De littekens waren nog steeds op haar lichaam te zien. Terwijl de aangever aan een balk in het woonhuis opgehangen was, hoorde zij Januarij buiten hard schreeuwen toen hij zijn toegedeelde slagen ontving.
De aangever verklaarde verder dat er geen maand voorbijging zonder dat op bevel van haar meester een slaaf aan een balk werd opgehangen, op een plank werd gebonden of in een strafbok werd gespannen en zo gemarteld werd. Ook werden er bijna dagelijks gewone straffen uitgedeeld. Haar meester gaf regelmatig opdrachten aan een bij hem wonende Europeaan, die zijn neef was en Tregard heette, om het volk maar te straffen en te slaan.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 10970 / 0839 De vrouw vertelde dat ze eerst met een sjambok (een zweep) was gestraft doordat ze aan een balk was opgehesen. Door de ontvangen slagen en door de dood van haar zoontje was ze verdrietig geworden. Haar zoontje was overleden terwijl zij met de schaapskudde in het veld was geweest, en hij was begraven zonder dat zij hem had kunnen zien. Hierdoor was ze uiteindelijk weggelopen en had ze zich naar schatting ongeveer 1 maand bij het gebergte opgehouden, niet ver van de plek van haar eigenaar.
De vrouw werd op een dag, kort na de middag, onder een klip bij het gebergte ontdekt door:
Nadat ze naar de plek van haar eigenaar was gebracht, werden op zijn bevel bij zijn woonhuis eerst haar handen met een riem op haar rug aan elkaar gebonden. Vervolgens werd ze aan die riem en dus aan haar handen aan een balk opgehesen, zo hoog dat haar tenen nog maar net de grond konden raken. Dit gebeurde om haar te dwingen te bekennen of ze zich tijdens haar weglopen samen met eerdergenoemde Januarij had opgehouden.
Het pijnlijke hangen veroorzaakte de vrouw veel pijn, waardoor ze hard schreeuwde en om...
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 10970 / 0838 Baatjoe van Boegies verklaarde dat hij het volk maar moest raken met een piek, schoffel of wat hij maar in handen kon krijgen, met de toevoeging: raak maar, want ik heb met mijn geld gekocht, en als er een doodgeslagen is, kan ik wel weer een ander kopen. Hij gaf verder niets meer aan verklaringen. Hij was bereid om, indien gewenst, dit later opnieuw te bevestigen.
Dit gebeurde in het Kasteel de Goede Hoop ten overstaan van de klerken Frederik Wilhelm Alleman en Johan Adolph Kuuhl als getuigen, die het document samen met de aangever en de secretaris hebben ondertekend. Secretaris C. J. Neethling bevestigde dit.
Bij nadere bevestiging verscheen voor de commissarissen uit de Raad van Justitie de genoemde Baatjoe van Boegies. Nadat zijn afgelegde verklaring van woord tot woord duidelijk was voorgelezen, verklaarde hij daar volledig bij te blijven. Hij wilde niets laten toevoegen of weghalen, behalve dat een zekere slaaf genaamd Baatjoe, of toen hernoemd tot Bantam, omdat hij weggelopen was, geknield werd met een ketting die met een ring om een van zijn benen was vastgemaakt en verder aan de hals met een slot was vastgesloten.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 10970 / 0836 Januarij werd uit de Poolse bok (een strafwerktuig) losgemaakt en op bevel van zijn eigenaar door Tregard met zijn halve lichaam in een kuil met water gedompeld. Hierdoor raakte hij bijna dood. Daarna werd hij naar het slavenhuis bij het vuur gebracht waar hij weer bijkwam. 2 dagen na de ontvangen slagen moest hij met zijn eigenaar naar Kaapwaarts vertrekken. Tijdens deze reis is Januarij overleden.
Een andere slaaf van de Compagnie genaamd September was enkele jaren geleden weggelopen vanwege de tirannieke behandeling door zijn eigenaar. Nadat hij op Drakenstein gevangen was genomen en op Stellenbosch gestraft was voor zijn weglopen, werd hij bij thuiskomst voortdurend geslagen en mishandeld. Enige tijd daarna werd hij dood in de bosjes gevonden, waarschijnlijk door hartzeer.
De Compagnie verklaarde verder dat:
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 10970 / 0835 Januarij moest tijdens het hoeden van schapen van een meisje genaamd Lea oppassen, maar deed dit niet naar de zin van zijn eigenaar. De eigenaar dacht dat er 2 schapen vermist waren geraakt. Hiervoor werd Januarij aan een balk opgehesen en gestraft, waarna hij wegliep.
Januarij bekende direct dat hij Lea tussen de klippen bij het gebergte had zien lopen. Hij werd losgemaakt en door zijn eigenaar opgedragen om Lea te gaan zoeken. Januarij ging samen met Carel Fregard en 2 andere slaven naar het gebergte waar hij Lea had zien lopen. Ze vonden Lea daar onder een kleed en brachten haar naar huis.
Toen werd Januarij aan een poolse bok vastgebonden en zwaar gestraft met takken van de quepeer op zijn blote billen. De slavin Lea, die toen zwanger was, werd eerst met haar handen op haar rug samengebonden. Aan deze gebonden handen werd ze aan een balk opgehesen, zodanig dat haar tenen net de grond raakten, en zo hing ze tot de avond. Vervolgens werd ze op een leer vastgebonden en eveneens zwaar geslagen met takken van de quepeer.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 10970 / 0834 Januarij werd met kwepeertakken ongeveer een uur lang zwaar geslagen en mishandeld. Nadat Januarij weer uit de Poolse bok (een strafwerktuig) was losgemaakt en naar een kuil met water was gegaan om daar een stuk vel te halen dat in stukken gesneden bij de wagen gebruikt kon worden, volgde meester Tregeerd hem daarheen en duwde hem van achteren in die kuil met water. Hierdoor raakte Januarij bijna halfdood. Hij werd vervolgens naar het slavenhuis bij het vuur gebracht en kwam daar weer bij.
De volgende dag reed de baas van de Compagnie met een ossenwagen, samen met Tregard, Januarij en Jephta, richting De Kaap. De baas van de Compagnie sloeg toen Januarij, die ossenleider was geweest, 2 keer met de achterste ossensjambok omdat hij niet sterk genoeg naar de zin van zijn baas had kunnen lopen. Hierdoor raakte de jongen zo erg gewond dat hij op de grond viel en wel een half uur zo bleef liggen. Dit gebeurde ondanks dat hij al zijn krachten had gebruikt om van de grond te komen. De aanklager zei toen tegen zijn baas: baas moet die jongen niet meer slaan, want hij zal anders op het pad blijven liggen. Hierop sloeg de meester van de aanklager hem ook omdat hij dat had gezegd. Toen de baas van de aanklager zag dat die
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 10970 / 0829 Johannes Mauk, van bevoegde leeftijd, verklaarde het volgende. Op 31 januari van dit jaar, 's avonds tegen zonsondergang, was hij te voet van zijn woning gelegen aan de voet van de genoemde kloof naar de lager gelegen plaats van burger Matthias Le Roux gegaan om daar een rijpaard te vragen waarmee hij naar de plaats van weduwe Odendaal gelegen in het Moddergat wilde rijden. Net beneden op genoemde kloof waar de weg naar zijn woning uitkomt, had hij de landbouwer Johannes Kuun met zijn vrouw ontmoet, die met hun wagens daar langs richting Kaap reden. Kuun had gevraagd waar hij naartoe ging. Hij had geantwoord: naar de plaats van voornoemde Le Roux. Daarop had Kuun gezegd dat hij tot zover met hem mee kon rijden, waarop hij zich op de wagen bij genoemde Kuun had gevoegd. Tijdens het verder rijden, toen ze aan deze kant van de bovenste kraal of uitspanplaats waren aangekomen, had genoemde Kuun tegen hem gezegd dat hij een jongen bij zich had die ziek was. Verder vroeg hij of hij die jongen bij zich wilde nemen en verzorgen totdat Kuun weer terug van de Kaap zou zijn gekomen, waarvoor hij dan zou betalen.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 10970 / 0822 Januarij was volgens de gedaagde tussen de ossen geraakt en daardoor enkele treden versleept. Er zou bloed uit zijn neus en mond zijn gekomen en hij zou zich sterk bezeerd hebben. Deze verklaring klopte echter niet, want er was geen kneuzing op het hoofd of gezicht gevonden en ook geen wonde of bloed ontdekt. De mishandeling had daarom op natuurlijke wijze de dood van Januarij veroorzaakt.
De gedaagde was hiervoor strafbaar, maar ook voor de niet toegestane manier van straffen en het toepassen van marteling op de slaaf. Omdat er geen vaste straf voor bepaald was, werd het aan het oordeel van de rechter overgelaten.
De eiser vond dat, omdat dit de eerste keer was dat de gedaagde voor de rechtbank gedaagd werd wegens mishandeling van zijn slaven, een geldboete op zijn plaats zou zijn. Ook al had de gedaagde zich ernstig te buiten gegaan bij het straffen, dacht de eiser dat de gedaagde bij vonnis van de rechtbank veroordeeld zou moeten worden.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 10970 / 0820 Een andere persoon kopen is barbaars, godvergeten en niet in overeenstemming met de plichten van een christen. Het is waar dat men met zijn geld op een redelijke manier kan doen wat men wil, en dus ook met de persoon die men gekocht heeft kan handelen naar eigen believen. Echter moet dit beperkt worden en alleen bij het straffen tot huiselijke correctie gebracht worden. Hierbij is het toegestaan om een slaaf wegens zijn begaan kwaad een lopende zweepslagen te geven, maar geenszins te martelen, en het recht over leven en dood over hem uit te oefenen. Dat komt alleen de rechter toe.
Daarom wordt in de statuten van Indië, onder de titel van slaven of lijfeigenen artikel 1, duidelijk gezegd: De lijfheer is toegestaan, wanneer de slaven fouten begaan, hen met huiselijke straffen te corrigeren, maar zij mogen hen niet in ijzers of boeien slaan, veel minder martelen of anders mishandelen, tenzij met kennis of toestemming van de rechter of de respectievelijke officieren, op verbeurte van dezelfde. Terwijl in het daaropvolgende artikel ten opzichte van het mishandelen en doodslaan van een lijfeigene daarbij gevoegd wordt: als iemand zijn lijfeigene doodslaat of anders om het leven brengt, zal daarover aan het lijf gestraft worden.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 10970 / 0819 Lea moest meerdere keren zware mishandeling ondergaan. Behalve wat hierboven al is verteld, droeg de gedaagde veel bij aan de dood van slaaf september. Daarom vroegen de slaven Lea en Coridon, die bang waren dat zij op een dag hetzelfde zouden meemaken als january, om aan iemand anders verkocht te worden. Iedereen zou bang zijn voor de wrede en tiranieke manier van handelen van de gedaagde, want dit gebeurde zo vaak. Er ging geen maand voorbij zonder dat iemand aan een balk werd gehesen, op de leer werd gebonden of in een poolsche bok werd gespannen en zo streng werd gestraft. Omdat het leven van een mens, ook al is die in slavernij, toch zoet en aangenaam is, en de dood daarentegen verschrikkelijk, is het volgens de eiser geen wonder dat de slaven zo'n redelijk verzoek deden. De gedaagde spoorde namelijk zijn neef Carel Tregard aan om de slaven met een pikhouweel of wat hij maar in zijn handen kreeg te slaan, met de woorden: sla maar, want ik heb ze met mijn geld gekocht, en als er een doodgeslagen wordt kan ik wel
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 10970 / 0818 De gedaagde heeft zijn slaven zeer ernstig mishandeld. Wanneer men zijn gedrag nader bekijkt en alles op een rij zet, moet men verbaasd staan over zijn wrede en barbaarse karakter. Dit gedrag past eerder bij een helse furie dan bij een normaal sterfelijk mens. Het was voor de gedaagde niet genoeg om de overleden slaaf Januarij eerst aan een balk op te hijsen, zodanig dat hij maar net met zijn tenen op de grond kon staan. Volgens de getuigenis van de slaaf Coridon hing Januarij met zijn voeten ongeveer 1 voet van de grond in een zogenaamde poolse bok gespannen. Daar werd hij onmenselijk gegeseld met takken. Maar de gedaagde moest zijn wraakzucht nog meer koelen en liet de zo zwaar gestrafte jongen op zijn bevel met het halve lijf in een kuip met water onderdompelen. Hierdoor werd die slaaf bijna half dood naar het slavenhuis bij het vuur gebracht, waar hij weer bijkwam. Het medelijden dat de gedaagde als christen verplicht was aan zijn medemens te betonen, was bij hem volledig afwezig, omdat hij meerdere keren door de slagen en in het water...
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 10970 / 0815 Christiaan Rovers, boer wonend in Tongelre, getrouwd met Anna Maria Rovers, Peter Crooijmans, boer wonend in Riethoven, en Michiel Crooijmans, wever wonend in Waalre, lieten weten dat zij samen met Jan van Mierlo, minderjarige zoon van Johannes van Mierla, boer wonend in Oirschot, verwekt in het huwelijk met wijlen Maria Versantsoort, en met Johanna Catharina, minderjarig kind van Johannes Vermeulen, boer wonend in Riethoven, verwekt in het huwelijk met wijlen Elisabeth Crooijmans, gezamenlijk en onverdeeld eigenaar waren van de volgende onroerende goederen:
Bekijk transcriptie NL-HtBHIC / 7637 / 35 / 0340 Arend van de Geest, arbeider wonend in Lunteren in de provincie Gelderland, schreef een brief aan de koning van Nederland. Hij vertelde dat hij op 4 januari 1848 zijn been had gebroken. Door dit ongeluk kon hij niet werken om zijn gezin te onderhouden. De medische hulp en andere kosten die uit het ongeluk voortkwamen waren hoog, waardoor zijn toekomst er slecht uitzag.
Van de Geest was op 3 maart 1814 in dienst getreden bij Bataljon nummer 5 van de Nationale Militie. Op 17 oktober 1814 ging hij vrijwillig over naar het regiment van Linie nummer 5. Hij nam deel aan de veldtochten van 1815 in Frankrijk. Op 17 oktober 1815 vertrok hij als vrijwilliger naar Oost-Indië, waar hij de oorlogen op Java meemaakte. Na het einde van zijn diensttijd keerde hij terug naar het vaderland. Hij was tevreden dat hij zijn leven had gegeven voor koning en vaderland zonder ooit een straf te hebben ontvangen.
Daarom wendde hij zich tot de koning met het verzoek of de koning medelijden wilde hebben met een oude soldaat en hem wilde helpen door hem een gift toe te kennen om zijn moeilijke omstandigheden te verlichten.
De brief was ondertekend in Lunteren op 6 juli 1848.
Een dokter uit Barneveld verklaarde op 11 juli 1848 dat Arend van de Geest op 4 januari 1848 het ongeluk had gehad dat zijn rechterbeen was gebroken en verbrijzeld door een trap van een paard. Hij leed nog steeds zoveel aan de gevolgen dat hij zijn gewone werkzaamheden niet kon uitvoeren en niet kon voorzien in de behoeften van zijn gezin.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 2.10.01 / 1873 / 0593 30 maart 1883 verschenen voor notaris Rudolph Abraham Eduard Coornbrander te Nijkerk in de provincie Gelderland, in aanwezigheid van getuigen Gysbertus Corijnsen (landbouwer) en Evert van Surksum (kastelein), beiden wonend onder de gemeente Hoevelaken:
De verschenen personen verklaarden dat Aalbert van de Kamp, landbouwer wonend onder Barneveld, als uitvoerder van de uiterste wil van wijlen Jannetje van Ruler, laatst weduwe van Willem van der Fliert, gewoond hebbende onder Voorthuizen en daar overleden op 18 maart 1882, als daartoe aangesteld bij haar testament van 18 december 1876 verleden voor notaris Westenberg te Barneveld, hun rekening en verantwoording had gedaan van het beheer over de nalatenschap van genoemde erflater. Hij had hen in het bezit gesteld van alle goederen, effecten, gelden en bescheiden die hij in zijn functie had bezeten, na aftrek van de hem toekomende wettelijke beloning. Daarom hadden zij niets meer van hem te vorderen en verleenden hem kwijting en ontheffing zonder voorbehoud.
De akte werd verleden te Hoevelaken en ondertekend door de verschenen personen, de getuigen en de notaris.
Bekijk transcriptie NL-AhGldA / 0168 / 3917 / 0182 Op 19 mei 1890 verscheen Teunis Jansen van Domselaar, landbouwer bij de Leeuwerikkenpol te Lunteren, voor notaris meester Rudolph Abraham Eduard Colenbrander te Nijkerk in de provincie Gelderland. De getuigen waren Dirk Prins Hendriks, notarisklerk, en Justus de Visser, kandidaat-notaris, beiden wonend te Nijkerk.
Teunis Jansen van Domselaar maakte zijn testament. Hij verklaarde:
Het testament werd voorgelezen aan de erflater, die bevestigde dat dit zijn laatste wil was. Daarna ondertekenden de erflater, de getuigen en de notaris de akte.
De akte werd geregistreerd te Nijkerk op 25 april 1906. Er werd 3 gulden en 60 cent aan rechten betaald.
Bekijk transcriptie NL-AhGldA / 0168 / 3926 / 0188 2 januari 1730 bracht de dessave van de 3 en 7 Corles rond 10 uur 's ochtends een bericht. Hij meldde dat er gisteren avond enkele hofgroten waren aangekomen in Rouannelle. Deze avond kwamen de volgende hofgroten aan in Colombo:
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0312 Op 23 januari 1730 werd vanuit Ceylon gemeld dat men het verzoek van de dessave (bestuurder) van de 3 en 7 Corles, namens de Kandiase vorst, zou uitvoeren. Men zou de volgende avond aan de heer 2 grote en 2 half volwassen varkens van het vaderlandse ras toezenden, bestemd voor dienst aan zijn majesteit. De dessave zou hiervan op de hoogte worden gesteld.
De brief werd ondertekend door L. Hoepels, secretaris, in opdracht van Stephanus Versluijs, raad extraordinaris van Indië en gouverneur van Ceylon.
Op 1 januari 1730 volgde vanuit Colombo een tweede brief die diende als geleidebrief voor de 2 grote en 2 half volwassen varkens van vaderlandse aard, zoals vermeld en beloofd in de brief van de dag ervoor. Deze varkens moesten aan zijn majesteit worden aangeboden op een manier die overleg tussen de heer en de tolk Louis de Sarram het beste en meest raadzaam zou vinden. Ook deze brief werd ondertekend door L. Hoepels.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0311 Op 23 januari 1735 werd vanuit Ceylon bericht dat padij (rijst) herwaarts mocht worden gezonden, zodat zij die konden ontvangen voor hun vertrek. Zij eindigden hun bericht en bevalen de geadresseerde aan Gods hoede. Met eerbiedige groeten bleven zij met hoogachting. Het was ondertekend door P. C. de Patot en Gualterus 't Lam. In de kantlijn stond Titavaque, 31 december 1729. Eronder stond dat het document in overeenstemming was, getekend door Bernhard Schroeder, eerste klerk.
Aan de gezanten van de Compagnie, Pieter Cornelis de Patot en Gualterius t' Lam in Sitavagul: Men had met genoegen uit hun brief van de vorige dag gezien dat enkele hovelingen uit Kandy waren aangekomen om hen te begroeten. Zij hadden tevredenheid getoond over de opgestuurde geschenken, goederen en dieren.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0310 Zoek uw voorouders en publiceer uw stamboom op Genealogie Online via https://www.genealogieonline.nl/