Gebruikers van Open Archieven kunnen van de via handschriftherkenning tot stand gekomen transcripties een samenvatting laten maken.
Beide kunstmatige intelligentie taken zijn niet perfect, maar vaak ruim voldoende zodat het historische document begrijpelijk wordt. In de transcripties zijn namen groen onderstreept en klikbaar (om de persoonsvermeldingen op Open Archieven op de betreffende naam te doorzoeken), de herkende datums hebben een licht grijze achtergrond en herkende plaatsnamen hebben een licht paarse achtergrond.
Op 18 april 1878 kwamen de schepen brik Courier en brik de Haai aan bij de hoofdplaats van de sultan. De schepen stonden onder leiding van kapitein Quitt van Oraans Houckgeest en kapitein Quitt Stavenisse de Brauw. Ze konden geen grote vloot sturen vanwege onder andere de Bali-expeditie.
Er werd een brief overhandigd met een waarschuwing tegen zeeroverij. De sultan kreeg 3 dagen de tijd om aan kapitein Quitt van Oraans Houckgeest schriftelijk te beloven dat hij de zeerovers onder zijn onderdanen zou tegenhouden. Ook moest hij de gevangenen vrijlaten, waaronder de broer van de sultan van Batjan.
Op 19 april werd de brief door oud-ambtenaar van Dungen Gronovius naar de sultan gebracht en aan hem overhandigd in de Roema Bidjar (raadszaal).
Op 28 mei 1868 kwamen bij de notaris Dirk Hendrik van Zutphens in Haarlem de volgende personen samen:
De kinderen waren:
Deze kinderen waren de erfgenamen van hun overleden moeder Maria van der Niet, die getrouwd was met jonkheer Willem Frederik Tindal. Zij had in haar testament van 19 april 1843, opgesteld bij notaris Johannes Commelin in Amsterdam, haar man benoemd als mede-erfgenaam voor een kwart van haar nalatenschap.
Op 20 april 1858 werd in Haarlem een document ondertekend door W. Kaptin, Hekaplijn, J. Dekker, Jitsema, W. Elsenhort, H. van der Steeg en notaris C. Gerlings. Het document werd geregistreerd voor een bedrag van 2 gulden en 21 cent, inclusief 38% extra kosten. De ontvangst werd bevestigd door D.F. Crommelin.
Op 7 januari 1831 verschenen voor notaris Jacobus van Riemsdijk in Almelo de volgende personen:
De meesten van hen waren landbouwers uit de gemeente Tubbergen, wonend in verschillende buurtschappen zoals Mander, Fleringen, Vasse en Reutum.
De notaris Jacobus van Riemsdijk registreerde op 21 januari 1824 in Almelo dat:
Vervolgens werd op 26 januari 1824 vastgelegd dat:
Hermen Meijer en zijn vrouw Aaltjen Wolters erkennen een schuld van 1100 gulden aan de hooggeboren heer Adolph Frederik Lodewyk, Graaf van Rechteren Limpong. Ze beloven dit bedrag terug te betalen op 26 januari van elk jaar, na een opzegtermijn van een half jaar. Tot die tijd betalen ze 4% rente per jaar, met de eerste betaling op 26 januari 1825.
Als zekerheid voor deze lening geven Hermen Meijer en Aaltjen Wolters de volgende stukken grond in de gemeente Wierden als onderpand:
Ze verklaren dat deze stukken land hun eigendom zijn en vrij zijn van andere hypotheken.
De tekst gaat over een boedelverdeling. Cornelis Vreeswijk, kastelein uit Montfoort, was voogd over de minderjarige kinderen van wijlen Adrianus Vreeswijk en wijlen Julie Françoise Tindal. Deze voogdij werd vastgelegd op 13 juni 1856. De erfgenamen waren:
Ze erfden van hun moeder/grootmoeder Helena Jeanetta Hartkamp, weduwe van generaal Raph Dundas Baron Tindal. Zij woonde aan het Donkere Spaarne in Haarlem en overleed op 10 juni 1857. Het testament was opgesteld op 16 mei 1851 in Amsterdam door notaris Fredrik Willem Fabius. Er kwam een aanvulling op 26 november 1856 in Haarlem. De boedelbeschrijving vond plaats op 26 en 27 juni 1857. Er werd erfbelasting betaald over een legaat van 4.000 gulden aan Johanna Geurdina Tindal, weduwe van Paul Benoit. De roerende goederen werden verkocht voor 5.416 gulden. Abraham Elias Hooglandt en George August Baron Tindal werden aangesteld als beheerders van het erfdeel van Marie Louise Tindal, weduwe van kolonel Hendrik Jan Willem Pisuisse. Dit erfdeel was bestemd voor haar huidige en toekomstige kinderen.
Julie Françoise Tindal, getrouwd met Adrianus Vreeswyk, ondertekende een schuldverklaring in Montfoort op 14 mei 1851 voor een bedrag van 3.000 gulden waarover geen rente betaald hoefde te worden.
Op basis van de beurskoersen van 7 december 1857, gepubliceerd in de Staatscourant van 13 en 14 december 1857, werden de volgende Oostenrijkse staatsobligaties gewaardeerd:
De totale waarde van deze effecten, inclusief opgebouwde rente, bedroeg 15.993,75 gulden.
Er werden verschillende obligaties (waardepapieren) verhandeld:
Dit is een financiële opsomming van verschillende effecten en obligaties uit de 19e eeuw. De belangrijkste posten waren:
Het totaalbedrag van de opgelijste effecten kwam uit op 95.107,31 gulden.
Deze tekst beschrijft een erfenis en de verdeling daarvan. De totale waarde van de nalatenschap bedroeg 130.554,31 gulden. Dit bedrag werd verdeeld in 7 gelijke delen van 18.650,61 4/7 gulden elk.
De erfgenamen waren:
De nalatenschap bestond onder andere uit:
Ralph Dundas Hooglandt trad op als gemachtigde voor George August Baron Tindal.
Dit is een verdeling van erfenis of bezittingen tussen Lijdia Cornelia Tindal (echtgenote van Henricus Roijen) en Jonkheer Leonard Jean Tindal (vertegenwoordigd door Abraham Elias Hooglandt). De verdeling bestaat uit:
Het totaalbedrag voor beide partijen was precies gelijk: 18.650 gulden, 61 4/7 cent.
Er is een lijst met verschillende waardepapieren en geldbedragen die verdeeld worden tussen een aantal personen:
Het totaalbedrag van 18.650,61 gulden wordt verdeeld tussen:
Dit wordt verdeeld tussen Abraham Elias Hooglandt en Ralph Dundas Hooglandt, waarbij de laatste optreedt als gemachtigde van George August Baron Tindal.
In deze erfeniskwestie krijgt mevrouw Marie Louise Tindal, weduwe van Hendrik Jan Willem Pisuisse, verschillende waardepapieren:
Generaal-majoor Henricus Roijen, als gemachtigde van Isaal Stalenhoef, is voogd over de minderjarige kinderen van wijlen Adrianus Vreeswijk en wijlen Julie Françoise Tindal:
Deze kinderen ontvangen:
De heer Jonkheer Willem Fredrik Tindal kreeg zijn deel van verkochte spullen en verschillende waardepapieren:
Het totaalbedrag kwam uit op 18.650,61 4/7 gulden.
Er wordt een geldsom van 18.357,65 gulden overgedragen. Deze bestaat uit:
Dit maakt samen 18.650,61 4/7 gulden. De betrokkenen, zowel privé als in officiële hoedanigheid, verklaren tevreden te zijn met deze verdeling. Ze hebben allemaal hun deel ontvangen. De kantonrechter keurt de verdeling goed omdat de belangen van minderjarigen voldoende zijn beschermd.
De notaris wijst de voogden erop dat geld van minderjarigen moet worden belegd in:
De akte is opgesteld in Haarlem aan het Donkere Spaarne op 21 januari 1858. Als getuigen waren aanwezig Adam van Dort Junior en Jacobus Antonius de Bellefroid. Mevrouw Roijen, geboren Tindal, kon niet tekenen vanwege een verlamde hand.
Op 22 januari 1858 werd in Haarlem een akte geregistreerd. Er moest belasting betaald worden voor een schuldbekentenis van 3000 gulden en een scheiding. De totale kosten waren 79 gulden en 21 cent. De ontvanger was D.F. Crommelin. Op 15 januari 1858 verscheen voor notaris Matheus Hubert Haenen in Maastricht de George August Baron Tindal, gepensioneerd kapitein ter zee. Hij was mede-erfgenaam van zijn moeder Helena Jeannetta Hartkamp, die op 10 juni 1857 in Haarlem was overleden. Ze was weduwe van Ralph Dundas Baron Tindal, generaal der infanterie. Baron Tindal was ook:
Deze tekst gaat over de erfenis na het overlijden van Helena Kannetta Hartkamp, weduwe van Raph Dundas Baron Tindal (een generaal der infanterie). Ze woonde aan het Donkere Spaarne in Haarlem waar ze overleed op 10 juni 1857. De erfgenamen waren:
De notaris Cornelis Gerlings uit Haarlem verklaart dat Helena Jeannette Hartkamp, weduwe van Ralph Dundas Baron Tindal, op 10 juni is overleden in Haarlem. Haar erfgenamen zijn:
Cornelis Gerlings, notaris uit Haarlem, verklaart dat Helena Jeannette Hartkamp, weduwe van Ralph Dundas Baron Tindal, is overleden in Haarlem op 10 juni. Haar erfgenamen zijn haar kinderen en kleinkinderen:
Op de school in Mallabar waren er
Er zijn 3 documenten met verhoren:
Deze documenten zijn geregistreerd en aan de rechtbank voorgelegd in Batavia op 26 mei 1750. Het document is ondertekend door H.Z. van Suchteleen. De kopie is gemaakt in Batavia op 5 maart 1750.
Op 24 maart 1750 werd een verzoek ingediend over de brutale daden van een koetsier genaamd Leo, die een slaaf was van de opperkoopman Aart Peeper. Leo had zowel de kinderen als de persoon van de inlandse burger Adam Andriesz aangevallen. De waterfiscaal Henricus Jacobus van Suchtelen, die ook tijdelijk advocaat-fiscaal van India was, verzocht om Leo gevangen te nemen. Dit verzoek werd goedgekeurd en genoteerd in het strafrechtelijke register.
Op 26 maart 1750 overhandigde waterfiscaal Henricus Jacobus van Suchtelen een verklaring aan de raad, samen met verschillende documenten. Deze verklaring was gericht aan de president Reinier Stapel en de andere leden van de rechtbank van het kasteel. Bij de verklaring waren twee getuigenverklaringen gevoegd:
Deze verklaringen waren opgesteld in aanwezigheid van klerk Pieter Brandenburg.
In het jaar 1765 vertrok het schip Ietlust van de Kamer Zeeland naar Oost-Indië. Aan boord waren verschillende bemanningsleden, waaronder:
De bemanning bestond uit verschillende rangen zoals matrozen, soldaten, bootslieden, korporaals, ondertimmermannen en bosschieter (kanonnier). Ze kwamen uit verschillende plaatsen waaronder Antwerpen, Veere, Gent, Groningen, Marseille en Canton.
Op 28 augustus 1787 verscheen voor notaris Adrianus van der Most in Schiedam de eerste schipper Sybrand Olssen van het oorlogsschip genaamd Schiegecommandam, dat lag bij Hellevoetsluis. Hij gaf toestemming aan apotheker Jacobus Reijnier Leivis om namens hem geld te innen bij de Admiraliteit op de Maas. Dit geld bestond uit:
Deze machtiging kon alleen ingetrokken worden als eerst alle verschuldigde bedragen aan Leivis waren betaald. De akte werd ondertekend in aanwezigheid van getuigen Jacob de Merre en Simon de Merre.
Zoek uw voorouders en publiceer uw stamboom op Genealogie Online via https://www.genealogieonline.nl/