Gebruikers van Open Archieven kunnen van de via handschriftherkenning tot stand gekomen transcripties een samenvatting laten maken.
Beide kunstmatige intelligentie taken zijn niet perfect, maar vaak ruim voldoende zodat het historische document begrijpelijk wordt. In de transcripties zijn namen groen onderstreept en klikbaar (om de persoonsvermeldingen op Open Archieven op de betreffende naam te doorzoeken), de herkende datums hebben een licht grijze achtergrond en herkende plaatsnamen hebben een licht paarse achtergrond.
Anthonius Petrus werd geboren op 9 april.
Terntje Gezina werd geboren op 8 juni.
Johanna werd geboren op 14 mei.
Wilhs Lucretius Maria werd geboren op 7 januari.
Walter Herman werd geboren op 21 mei.
Wilha Catharina werd geboren op 25 juni.
Anna Maria Henriette van Hamme werd geboren op 20 december.
Nicolaas Corstiaan werd geboren op 23 april.
Elisabeth Johanna werd geboren op 17 april.
Jakoba werd geboren op 9 december.
Joseph Daniel Maria werd geboren op 4 juli.
Elisabeth werd geboren op 21 oktober.
Kartina Wilhelmina werd geboren op 6 mei.
Josephus Antonius werd geboren op 25 juli.
Wilha Clasina Sophia werd geboren op 16 april.
Robert Watraven Gustaaf Albert werd geboren op 16 juli.
Anna werd geboren op 5 augustus.
Cornelia werd geboren op 4 december.
Helena Maria werd geboren op 19 januari.
Anna Maria werd geboren op 14 oktober.
Antje werd geboren op 19 april.
Dirk werd geboren op 26 april.
Hendrika Maria werd geboren op 15 augustus.
Hermanus werd geboren op 11 oktober.
Bekijk transcriptie NL-AsdSAA / 2447220 / 228 15 september 1922 verschenen te Haarlem:
De genoemde kinderen zijn de kinderen van wijlen Agatha Duin, weduwe van Jacob Haver te Velseroord.
Bekijk transcriptie NL-HlmNHA / 5332557 / 28 13 februari 1902 verschenen Karel van Balen, winkelier en wonend in Haarlem, en Jozef Baten, metselaar, wonend in de Haarlemmermeer en tevens koopman, voor notaris Johannes Willems in Haarlem.
Karel van Balen verklaarde schuldig te zijn aan Willem Karel Loeft, notaris wonend in Haarlem, een bedrag van 1.850 gulden wegens vandaag geleend geld.
De voorwaarden van deze lening waren:
Tot zekerheid voor de betaling van de hoofdsom met rente en kosten verbonden de schuldenaar en Jozef Baten hypothecair ten behoeve van de schuldeiser:
Bekijk transcriptie NL-HlmNHA / 6700959 / 46 De tekst bevat een overzicht van rechtshandelingen die zijn vastgelegd in februari, maart, april, mei en juni 1542 in en rond Kerkrade en andere plaatsen in de regio.
De volgende soorten rechtshandelingen worden beschreven:
Bij de meeste transacties worden de volgende gegevens vermeld:
Voorbeelden van transacties zijn de verkoop door Hubert Jozef Luckers aan Hendrik Christiaan Wolfs, beiden te Kerkrade, van roerende goederen voor 31 gulden, en verschillende openbare verkopen van landbouwgrond en gebouwen aan verschillende kopers met prijzen variërend van enkele guldens tot honderden guldens.
Bekijk transcriptie NL-MtRHCL / 09.009 / 9204 / 0057 Er werd een veiling gehouden van verschillende huishoudelijke goederen en landbouwgereedschappen. De lijst bevatte onder meer 100 stoelen, een kist, kruiken, een kuip, een zaadzaaimachine, een gieter, ketels, trechters, een emmer, een ladder, een schrijn, potten, ketels, emmers en kammen.
De volgende personen kochten goederen op de veiling:
Er werden ook aardappelen, meel, schauwen, een korte kar, een lange kar, een ploeg, een egge, koeien bakken, potten, kasten, een klok, een tafel, stoelen, een ketting en andere items verkocht voor bedragen variërend van 5 tot 95 gulden.
Verdere kopers waren:
Het totaalbedrag van de veiling was 380 gulden en 10 cent.
De veiling werd bijgewoond door getuigen Gerardus van den Bosch, een particulier, en Engelbertus Trix, katoenverver, beiden uit Voorthuizen. Zij tekenden het document samen met de notaris na voorlezing.
Het document werd geregistreerd in Voorthuizen in deel 50, blad 26, vak 33-5. Er werd 7 gulden en 60 cent aan registratiekosten ontvangen, plus 2 gulden en 89 cent aan opslag, wat in totaal 10 gulden en 49 cent bedroeg.
Bekijk transcriptie NL-HtBHIC / 7048 / 92 / 0286 24 april 1908: Van 10 tot 1 uur waren O. Hellema, Th. Pigeand en Sprokholt in dienst.
Cornelis Taams uit Oostzaan deed aangifte dat zijn roeiriemen uit zijn jol waren verdwenen. De jol had hij zoals gebruikelijk in de sloot naast het kopermolenspad vastgelegd. Drie jongens hadden met een andere jol en zijn riemen gespeeld:
De jongens verklaarden dat zij de riemen uit de jol van C. Taams hadden genomen om te gaan varen met de jol van D. Taams, maar dat zij de riemen aan de jol van D. Taams hadden laten hangen. De politie zou de gebroeders Taams de volgende dag nogmaals over deze zaak horen.
Sprokholt had de nachtdienst van 24 op 25 april 1908. Hij nam om 10 uur de dienst over van Pigeaud. Er waren geen bijzonderheden. Om 11 uur sloot hij het politieposthuis.
25 april 1908: Om 8 uur kwamen H. Noordenbos en later O. Hellema in dienst. Sprokholt ging om 9 uur uit dienst.
26 april 1908: Om 8 uur kwamen H. Noordenbos en G. Schoen in dienst. O. Hellema ging om 9 uur uit dienst. Er stond een kan gemerkt met W.B.R. op het bureau voor de eigenaar om terug te halen, maar deze mocht niet worden afgegeven zonder toestemming.
27 april 1908: Om 8 uur kwamen J. Viers en G. Schoen in dienst. H. Noordenbos ging om 9 uur uit dienst maar was niet gekomen. J. Viers moest naar de rechtbank.
Bekijk transcriptie NL-ZdGAZ / 3366810 / 125 5 september 1699 ontving de directeur Bernagie op Curaçao een brief van 17 november. De heren bestuurders van de West-Indische Compagnie schreven vanuit de kamer in Amsterdam over een brief van 16 september 1698 uit de kamer in Zeeland. Deze brief werd op 22 april van dat jaar aan de directeur overhandigd met orders over de kustbewakers.
Op 7 april arriveerde kapitein Daniel Hendriks op Curaçao. Hij was zeer ziek en de directeur kon niet voorkomen dat hij in de haven aanlegde, omdat er geen assistenten of andere bediendes van de Compagnie aanwezig waren. Na enkele dagen liet de directeur de hele raad bij hem thuis bijeenkomen en vroeg om hulp om de kapitein met zijn schip te laten vertrekken. Zijn verzoek werd afgewezen. De raad oordeelde dat het beter was dat het schip bleef liggen voor het voordeel van de inwoners en het eiland, omdat zij geen hulp van de Compagnie hadden gehad.
De directeur riep de kapitein bij zich en beval hem mondeling te vertrekken, maar de kapitein kwam deze opdracht niet na en bleef liggen. Op 22 april 1699 kreeg de directeur een brief van 16 september 1698. Op zondag 24 april liet hij in de kerk aan de hele gemeente verkondigen dat zij op 25 april in het fort moesten samenkomen met wapens en munitie volgens de orders van de Compagnie.
De directeur legde zijn orders van de Compagnie voor aan de raad en vroeg opnieuw om hulp, maar kreeg hetzelfde antwoord: de gemeente vond het het beste dat de kapitein niet zou vertrekken omdat zij geen hulp van de Compagnie kregen. Zij zouden zelf hulp moeten zoeken en daarover aan de Compagnie schrijven.
De directeur vroeg de raad en gemeente om dit niet te doen en de reden daarvan aan de Compagnie te schrijven, maar dit werd weer geweigerd. Het antwoord was dat het mogelijk nog 5 of 6 jaar zou duren voordat de Compagnie slaven zou sturen. De directeur antwoordde dat hij niet geloofde dat de Compagnie dit wilde, omdat hij in zijn brief had begrepen dat de Compagnie een besluit zou nemen over het toezenden van hulp: een snauw (klein oorlogsschip) en een bark (klein schip).
Op 5 juni werd er nog een snauw gezien. De directeur ging meteen naar het fort en gaf de constabel opdracht alle geschut aan de waterkant scherp te laden en hem te waarschuwen wanneer de snauw binnen bereik was. De directeur ging persoonlijk naar het fort en beval de constabel 4 keer op het schip te schieten. De constabel weigerde en zei dat hij niet op zijn vrienden wilde vuren en dat hij geen salaris van de Compagnie kreeg. Hij bood de directeur de lontstok aan om het zelf te doen.
De directeur vroeg anderen en de hele groep om hulp, maar niemand wilde helpen en hij werd bespot en uitgelachen. Hieruit kon de Compagnie begrijpen welke eer een man kon verdienen onder zulke omstandigheden. De directeur verzocht vriendelijk om van zijn dienst ontheven te worden om 3 redenen:
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.05.01.02 / 247 / 0068 Jacobus Hardeberch, toezichthouder, Albertus van der Voort en Jan Walraven, toezichthouders van gemeenschapsmiddelen, hebben 10 april 1785 een verklaring afgelegd bij notaris Mr. Hendrik Danier van Hoorn in Amsterdam. Dit gebeurde op verzoek van de hoofdofficier Mr. Willem Cornelis Bakker.
De getuigen verklaarden dat zij zaterdag 29 januari tussen half 11 en 11 uur 's ochtends bij de Binnen Amstel bij de Achtergracht Christiaan Wesendonk hebben gezien. Wesendonk, die op dat moment gevangen zat in de gevangenis van de stad, kwam uit een wijnkelder die gelegen was op de Binnen Amstel bij de Achtergracht. Deze kelder stond bekend als de wijnkelder van Claas Slomp. Wesendonk droeg onder zijn linkerarm een diepe mand waarin duidelijk flessen lagen.
Bekijk transcriptie NL-AsdSAA / 604362 / 80 Goletta de Ham, weduwe en beheerder van de nalatenschap van wijlen Leonard van Asperen (die notaris en advocaat was in de stad), kwam op 10 december 1698 voor notaris Cornelis Rens. Zij verklaarde dat ze haar zoon, advocaat Admaijns van Asperen, volmacht gaf om namens haar te verkopen. Het ging om alle stukken land die zij bezat onder het rechtsgebied van Alblasserdam en omgeving. Hij mocht deze gronden verkopen, zowel openbaar als privé, en mocht ze bij de juiste rechter overdragen aan de koper of kopers. Ook mocht hij het verkoopgeld ontvangen, een kwitantie voor de ontvangst maken en verder alles doen wat nodig was, alsof zij er zelf bij was geweest. Dit gebeurde in Haarlem in aanwezigheid van getuigen Coenraet vander Linden en Francois Gens.
Bekijk transcriptie NL-HlmNHA / 5842817 / 136 De contante gelden in de boedel die na het overlijden van de genoemde Slomp werden gevonden, bedroegen in totaal een bedrag van 562 gulden en 4 stuivers.
Verder was er nog een obligatie ten laste van Dirck Gerrit Cornelisse Schuijt of nu diens weduwe Lijsbet Willems, die hertrouwd was met Dirck Huijsman wonende in Oosdorp. Deze obligatie was ten behoeve van de genoemde Slomp en bedroeg 200 gulden.
In de boedel werden de volgende goederen gevonden en voor het weeskind onverkocht gelaten:
Als lasten van de boedel moesten betaald worden: de doodschulden van de overledene en nog te betalen landhuizen en ongelden.
Op 9 november 1698 kwamen voor mij Cornelis Rens, openbaar notaris, Gerrit Janse Feije (huisman wonende op de Sparewoudersedijk) en Dirck Willemse Reijme (huisman wonende bij Halfweg). Zij waren samen voogden over Claes Pieterse Slomp, de minderjarige zoon van de genoemde Pieter Claese Slomp, volgens een akte van voogdij van 1 oktober 1698 die voor mij notaris en getuigen werd gepasseerd.
Zij verklaarden dat de voorgaande inventaris naar hun beste kennis en wetenschap was opgesteld en deugdelijk en oprecht was. Zij beloofden dat wat nog ten voordeel of nadeel van deze boedel mocht opkomen, hiermee ook zou worden toegevoegd en dat zij dit te allen tijde met een boedeleed zouden bevestigen.
Dit werd gedaan en gepasseerd in Haarlem in aanwezigheid van Francois Rens en Coenraet van den Linden als getuigen.
Verder werd de Ras bij deze gemachtigd om 48 gulden en 16 stuivers te ontvangen en de zaken daar namens hen te behartigen, met bevoegdheid om alles te doen wat daarvoor nodig was.
Bekijk transcriptie NL-HlmNHA / 5842817 / 132 3 december 1771 ging commandant Bolans met enkele Atjehers het overlopen der bondgenoten na.
3 december 1771 's avonds waren allen aanwezig, behalve vaandrig en hoofd der militie Jan Marthin Scheffer die ziek was. Terwijl men bezig was met de verzending van de sloep d'Hazewind naar Priamang, ontving men van de commanderende sergeant Plans de volgende brief:
1 december 's avonds om 5 uur kwamen steenback en de Boeginese korporaal Kwalon Batavia met een prauw van Ticou aan. Ze waren allen zwaar gewond. Op 30 november 's avonds om 5 uur hadden de Atjehers 4 Europeanen aan het strand overvallen en gedood toen zij naar het fort wilden komen. Steenbach begaf zich terug naar het fort en bleef daar de nacht. De volgende morgen, 1 december om 5 uur, zag hij dat alle Atjehers weg waren en niets hadden beschadigd aan de kust. Op Ticou lagen nog een korporaal en 4 gewone Boeginezen, maar de geweren en andere goederen van de Compagnie die Steenbach in de prauw had, waren allemaal weg.
Plants zou de 2 korporaals met de Tanjong Pour overzenden. Hij vroeg om versterking met volk uit Padang, want het zag er slecht uit onder de regenten. Ze liepen dagelijks met hun wapens over naar de vijand. Hij kon alleen nog vertrouwen op Pauwers, Padangers, radja Nando en orang Caijo, mara Alam. De anderen waren niet meer te vertrouwen omdat ze dagelijks met hun wapens naar de vijand overliepen.
Er waren geen voorraden meer voor de Europeanen te krijgen. De koeien van de Compagnie liepen bij de vijand, zodat hij daar niets van kon krijgen. Hij vroeg om:
Hij verzocht dringend om hulp met volk, omdat de vijand hem rondom met versterkingen had omsingeld.
Uit de brief bleek dat bij de aanval van 30 november de Europese en Boeginese korporaals bij hun vertrek van Ticou zwaar gewond waren geraakt en 4 gewone Europese soldaten door de Atjehers waren gedood. De wapens die in hun prauwen waren, waren door hen weggenomen. Bij de commandant op Priamang bevonden zich nog maar weinig mensen. De bondgenoten van Padang en Paur waren met de dienaren en onderdanen 's morgens naar de vijand overgelopen.
Er werd besloten om de commandant met de sloep de Hazewind wat proviant toe te sturen en hem te laten weten dat hij zich bij nood met het volk naar de sloep moest terugtrekken. De gezaghebber vroeg wat men hieraan moest
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 3361 / 0167 19 oktober 1759: Een verklaring over door witte mieren beschadigde linnengoederen was niet door de ambtenaar, niet door de verschenen partij en niet door de getuigen getekend. De getuigen stonden er zelfs helemaal niet in vermeld.
In een andere verklaring van 19 oktober 1759, ook over beschadigd linnen, was assistent Christiaan De Groot tegelijk notaris en getuige, maar hij had alleen als getuige getekend.
1 april 1760: Deze Christiaan De Groot trad opnieuw op als notaris en was tegelijk verschenen partij en getuige in één en hetzelfde document. Ook ondermeester Brugner verscheen daarin als verschenen partij en getuige.
Uit het antwoord op een brief die de eerst genoemde klerk van politie B.s F.s Forcade aan hem Seijtterth had geschreven, bleek dat hij deze verklaring naar Padang had gestuurd om daar te dienen. Hij bedankte in dat antwoord voor de waarschuwing die hem vriendschappelijk was gedaan en waarin de fouten waren aangetoond.
Zijn verantwoording hierop bestond uit een vermenigvuldiging en opheldering van de fouten, zoals te zien is in de verklaring zelf die naar het origineel bij nummer 13 te vinden is.
Hij veranderde als ambtenaar de naam van Christiaan De Proot in die van korporaal Coenraad Bergies (nummer 22). Als verschenen partijen liet hij hem samen met de chirurgijn staan, maar onderin waar zij duidelijk als getuigen hadden getekend, haalde hij dit met de pen door en schreef daarboven "als verschenen partijen als getuigen".
In plaats van deze 2 personen liet hij de 2 Europese soldaten Lucas Corier en Iohan Matthijs Steenbach tekenen. Hoewel volgens het naamlijstje van de met die boot vertrokken militairen I. M. Steenbach pas 12 dagen na de datum van Batavia naar Adserhadza vertrok met het schip De Waaksaamheid (dat was op 12 april 1760), was de verklaring toch gepasseerd op 1 april van hetzelfde jaar.
De volgende documenten worden beschreven:
De inhoud van alle andere documenten bevatte lasterlijke valse beschuldigingen tegen vroegere ambtenaren en opperhoofden van Polo Chinco. Deze waren afgenomen van gewone Maleiers en landloopers, samen met soldaten en vergelijkbare personen die onder zijn bevel hadden gestaan.
In de overige papieren in dit protocol, die allemaal betrekking hebben op zijn handelingen met de bergvolkeren van de Songijpagoune, kunnen geen eigen namen gevonden worden, want het betreft verdedigingen, klaagschriften en verklaringen.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 9498 / 0411 Jan Wijnand Ering en Steenbach voldeden volledig aan de voorwaarden van het reglement voor hun aangevraagde pensioengeld. Steenbach kwam in 1753 met het schip Diemen naar het land en Ering in 1756 met de Vredensteijn. Beiden hadden 24 gulden bij de Maatschappij verdiend. Steenbach raakte bij het verlies van Tikoe in 1773 door de Atjehers zwaar gewond aan zijn hoofd. Ering was in 1779 op 30 september door de hoge autoriteiten al met zijn rustgeld begunstigd.
De metselaar Reijnier van der Ligt kwam in 1762 met het schip Visvliet naar het land. Hij was zeer oud en voldeed ook aan de voorwaarden van het reglement. Alle drie namen de vrijheid om hun vurigste wensen en oprechte dankbare harten te uiten voor het gunstige besluit, met het nederige verzoek om deze weldaad verder te mogen genieten.
Bij de binnenlandse zaken was het belangrijkste voorval het verlies van de post Priamang door de Atjehers. Op 21 juni 's morgens rond 9 uur bracht een afgezonden Maleijer van posthouder Risse te Priamang mondeling bericht dat de Atjehers weer op Tikoe waren aangekomen en daar opnieuw bezit wilden nemen. De eerste ondertekenaar liet als hoofd van binnenlandse zaken een landsraad bijeenkomen en vroeg om assistentie van de Panglima van Pavang en de hoofdregenten van Pauw. Die van Pauw boden aan 15 man te sturen en die van Padang 20 man om de post te versterken. Dit aantal zou die avond gereed zijn om direct te kunnen vertrekken.
Voor de volgende morgen werd een algemene landsraad bijeengeroepen voor de regenten van Padang, Pauw en Cotta Tenga om meer volk te eisen. Diezelfde middag kwam de Europese korporaal die op die post lag blootsvoets rapport doen dat 's morgens rond 3 uur bij het opgaan van de maan de aanvallers de post hadden overvallen en veroverd. Posthouder Risse en de meeste Boegineezen waren zwaar gewond, de kanonnier bij het kanon doodgestoken. De korporaal had zonder verdere hulp zijn heil in de vlucht gezocht. Alles wat in de post was geweest was buit van de rovers geworden.
De landsraad die al voor de volgende morgen was bijeengeroepen gaf kennis van het voorgevallene en het verlies van de post. Er werd van hen 1.500 man inlanders geëist om de post terug te nemen en vervolgens naar Massang te gaan, waar de vaste zetel van dat volkje was, om daar alles indien mogelijk op te ruimen. Deze 1.500 man werden toegestaan, maar de regenten zagen geen mogelijkheid om die voor zondag 25 van die maand bij elkaar te krijgen.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 3813 / 0053 14 november 1864 werd door de directie van het Grieks Instituut Weduwen en Wezen fonds besloten dat aan de weduwe een pensioen werd toegekend van 900 gulden per jaar. Aan haar dochter Carolina Wilhelmina Jenny, geboren 11 oktober 1864, werd een toelage van 796 gulden per jaar toegekend.
Het pensioen en de toelage werden in Indië uitbetaald tot 31 juli 1867, inclusief 4 maanden voorschot. De weduwe en dochter betaalden voor de reis naar Nederland.
Zutphen, 7 augustus 1867, later 11 september 1867: De weduwe van kapitein van het Nederlands Oost-Indisch leger, mevrouw W.C.A. Thieme, geboren Schuetz, meldde zich met haar minderjarige dochter. Zij vroeg om een verklaring van leven voor haarzelf en haar dochter om haar pensioen te kunnen ontvangen.
Omdat de weduwe niet wist hoe het pensioen betaald werd en niet in het bezit was van het besluit waarbij haar het pensioen was toegekend, werd aan Zijne Excellentie verzocht om alle nodige informatie te verstrekken, vooral over de hoogte van het bedrag dat aan haar en haar kind was toegekend.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 2.10.02 / 1965 / 0537 9 januari: S. Ben uit Haarlem pleegde ontucht met haar 9-jarige dochter Schoisella. Het feit vond plaats omstreeks december 1947.
10 december, 10.55 uur: Er werd telefonisch politieassistentie gevraagd door mevrouw Moraal, wonend aan de Kattegat 34, omdat zij handtastelijkheden vreesde van C. Kleeft, wonend in de Emmastraat. Agent Scherrenburg werd gestuurd om te helpen. Hij meldde later dat het een civiele kwestie betrof. Mevrouw Moraal had aan Kleeft een deel van haar pand verhuurd. Kleeft wilde goederen uit dat pand halen die zijn eigendom waren, maar mevrouw Moraal wilde dit tegenhouden vanwege huurschuld. Scherrenburg bleef nog enige tijd aanwezig om eventuele ongeregeldheden te voorkomen.
12.00 uur: Rechercheur Kok meldde dat Daniel Molevell, geboren 17 mei 1911 te Zaandam, nachtwachter, afdeling Amsterdam, wonend aan Schiermonnikoog 48, bij hem aangifte had gedaan van de vermissing van zijn door de overheid verstrekte cilinderrevolver, op onverklaarbare wijze (vermoedelijk diefstal).
14.00 uur: De wacht zonder arrestanten werd overgedragen aan brigadier Jedema en Merkus als wachtcommandant.
De wacht zonder arrestanten werd overgenomen van brigadier K. Merkus.
16.00 uur: De wacht werd overgedragen aan brigadier Iedema.
De wacht werd overgenomen van agent Merkin.
19.00 uur: De wacht werd overgedragen aan agent Merkus.
19.00 uur: De wacht werd overgenomen van brigadier J. Iedema.
Bekijk transcriptie NL-ZdGAZ / 3366699 / 292 Omstreeks 15:40 uur, tegen het einde van de balkzweefwedstrijd, werd agent Lamme aangesproken door Geertje van der Velde, 31 jaar, zonder beroep, wonend in de Zeemanstraat 116 te Zaandam. Zij vertelde hem dat Kees Moraal, geboren te Zaandam op 24 december 1935, groentenboer, wonend in het Kattegat 34, een tweetal ballonnen had gegrepen die door kinderen waren opgelaten.
Agent Lamme ging naar Kees toe, die beide ballonnen in zijn bezit had, en wees hem op zijn verkeerde gedrag. Moraal liet daarop de ballonnen los, maar trad zeer brutaal op tegen agent Lamme. Hij liep weg toen agent Lamme hem staande probeerde te houden. Agent Lamme greep hem uiteindelijk vast om hem met geweld te laten stoppen. Hiertegen verzette Moraal zich.
Hij is daarop door de ondergetekende en agent Veldkamp naar het bureau gebracht ter kalmering. Na verhoor door agent Lamme wegens overtreding van artikel 424 van het Wetboek van Strafrecht, is hij om 17:40 uur op last van de hoofdcommissaris van politie heengezonden.
Om 19:00 uur werd de wacht overgedragen aan brigadier Sijbrandij.
Op 9 mei werd de wacht overgenomen van brigadier Welkenholt. Om 19:30 uur werd de wacht overgedragen aan brigadier Welkenholt.
Bekijk transcriptie NL-ZdGAZ / 3366951 / 170 17 april 1907 verscheen voor notaris Jan Arnold Wilkens te Haarlem de heer Karel van Balen, bakker, wonende te Leiden en Haarlem. Hij verklaarde schuldig te zijn aan:
Het ging om een bedrag van 14.000 gulden dat hij vandaag geleend had ontvangen.
De voorwaarden van de lening waren:
De eerste originele akte werd uitgegeven op verzoek van vrouw Romelia Rutgers van der Loeff, weduwe van de heer meester Hubert Philippus de Kanter, als levenslang vruchtgebruikster en in de hoedanigheid van wettelijke voogdes over haar minderjarige dochter Romelia Ellegonda Duranda de Kanter, als eigenares, de schuldeisers in deze zaak op 20 april 1907.
Bekijk transcriptie NL-HlmNHA / 5332694 / 188 31 oktober 1907 verscheen Jozel Baten, metselaar, wonende te Haarlemmermeer, voor notaris Carel Frederik Jan Heinsius. Baten verklaarde dat hij 500 gulden schuldig was aan Dirk Treur, logementhouder, wonende te Haarlemmermeer. Dit geld had Treur aan hem geleend met als onderpand een hypotheek.
Over deze geldlening werden de volgende afspraken gemaakt:
Bekijk transcriptie NL-HlmNHA / 5351774 / 460 31 oktober 1907 verscheen voor notaris Carel Frederik Jan Heinsius in Haarlemmermeer mejuffrouw Hendrica Jansen, zonder beroep, wonend in Haarlemmermeer. Zij was getrouwd met Joseph Baten, metselaar, die ook daar woonde.
Zij wilde haar testament maken en gaf daarom haar laatste wil op aan de notaris. De notaris schreef dit op in duidelijke bewoordingen:
Omdat de opgave buiten aanwezigheid van de getuigen was gedaan en het testament door de notaris was opgesteld, gaf de testamentmaakster haar wil nog een keer kort op in aanwezigheid van de getuigen. Daarna werd het testament door de notaris voorgelezen in aanwezigheid van de getuigen. Na de voorlezing vroeg de notaris aan de testamentmaakster of het voorgelezene duidelijk voor haar was en werkelijk haar laatste wil bevatte. Zij bevestigde dit. Deze vraag en het antwoord gebeurden ook in aanwezigheid van de getuigen.
De akte werd opgemaakt in Haarlemmermeer op het kantoor van de notaris op de genoemde datum, in aanwezigheid van de heren Dirk Treur, logementhouder, en Albert Boetje, notaris, als getuigen.
Bekijk transcriptie NL-HlmNHA / 5351774 / 458 Petrus Bernardus Verberné, timmerman te Haarlem, had een lening van 2.500 gulden met 4,5% rente per jaar, te betalen op 27 juni en 27 december. Dit werd vastgelegd in een akte op 27 december 1890 voor notaris Van der Maden.
Lucas Hermanus Ledding, aardwerker te Schoten, had een lening van 800 gulden met 4,5% rente per jaar, te betalen op 15 juni en 15 december. Dit werd vastgelegd in een akte op 15 juni 1891 voor notaris Van der Maden.
Karel van Balen, depothouder te Haarlem, had een lening van 4.500 gulden met 4,125% rente per jaar, te betalen op 19 mei en 19 november. Dit werd vastgelegd in een akte op 19 mei 1899 voor de notaris, opvraagbaar in 1904.
Het echtpaar Wilhelmus Theodorus van der Vier, brooddepothouder, en Catharina Anthonetta Kottman, beiden wonend te Haarlem, had een lening van 2.000 gulden met 3% rente per jaar, te betalen op 23 april en 23 oktober. Dit werd vastgelegd als tweede hypotheek in een akte op 23 oktober 1894 voor de notaris. Deze lening was niet opvraagbaar zolang de schuldenaren leefden.
Karel Leonardus Martinus Robbers, architect te Haarlem, had een lening van 5.500 gulden met 4% rente per jaar, te betalen op 20 januari en 20 juli. Dit werd vastgelegd in een akte op 20 juli 1898 voor notaris Daamen, opvraagbaar in 1903.
Er was een lening van 700 gulden, eerder met 5% rente per jaar, nu met 4,25% rente per jaar, te betalen op 25 maart en 25 september. Voorheen was Alexander Cornelis Lubbers, kleermaker te Haarlem, de schuldenaar, nu de weduwe en erfgenamen van J. J. van Daalen. Dit werd vastgelegd in een akte op 25 maart 1873 voor notaris Van der Maden.
Er was een lening van 250 gulden, eerder met 5% rente per jaar, nu met 4,25% rente per jaar, te betalen op 25 maart en 25 september. Voorheen was Alexander Cornelis Lubbers de schuldenaar, nu de weduwe en erfgenamen van J. J. van Daalen. Dit werd vastgelegd in een akte op 22 april 1887 voor notaris Van der Maden.
Er waren de volgende onderhandse schuldvorderingen ten behoeve van de erflater:
Bekijk transcriptie NL-HlmNHA / 6701120 / 111 J. Rombac, Willem, d' R. Berend Frottemar en de notaris ondertekenden een document.
Notaris Jan Arnold Wilkens uit Haarlem verklaarde dat de titel van aankomst geregistreerd was in Haarlem op 1 februari 1921. Er werd 384 gulden belasting betaald over een koopsom van 15.000 gulden.
Het document werd geregistreerd te Haarlem op 4 mei 1809 in deel 27, folio 92 verso. Er werd 25 gulden ontvangen voor het recht.
Op 27 april 1921 verschenen voor notaris Jan Arnold Wilkens te Haarlem:
Karel van Balen, broodbakker wonend te Haarlem, verklaarde als zekerheid voor terugbetaling van alles wat hij aan de Naamloze Vennootschap Hanze-Bank gevestigd te Delft verschuldigd was of zou worden in rekening-courant, in pand te geven:
Een vordering van 9.000 gulden met rente wegens geleende gelden die de verschijner toekwam van Cornelis Johannes Roosen, machinist wonend te Haarlem. Dit bleek uit een akte van 25 februari 1920 opgemaakt door kandidaat-notaris Nicolaas Jan Hoeflake als plaatsvervanger. Deze akte werd ingeschreven ten kantore der hypotheken te Haarlem op 25 februari 1920 in deel 433, nummer 51. Als zekerheid hiervoor was eerste hypotheek verleend op:
Een winkelhuis met pakhuis en bovenwoning genummerd 50, 50-a en 50 rood en erf, staande en liggend te Haarlem aan de Schoterweg.
De eerste grosse werd uitgegeven op verzoek van de Naamloze Vennootschap Hanze-Bank gevestigd te Delft door kandidaat-notaris Nicolaas Jan Hoeflake, plaatsvervanger voor notaris Wilkens te Haarlem, op 18 mei 1921.
Bekijk transcriptie NL-HlmNHA / 5209601 / 135 De verkopende naamloze vennootschap stond niet in voor de juistheid van de opgegeven oppervlakte van het verkochte. Als er meer of minder grond was dan opgegeven, was dat voor- of nadeel voor de koopster. De koopster kon vanaf die dag het gekochte in bezit nemen en gebruiken. Vanaf die dag moest de koopster ook alle lasten en belastingen betalen die op het verkochte rustten. De kosten van deze akte en de levering waren voor rekening van de koopster.
De heer Dysering verklaarde dat deze koop plaatsvond om geld dat privé aan de koopster toebehoorde opnieuw te beleggen.
Deze akte werd opgemaakt te Haarlem op de datum die bovenaan vermeld stond. Dit gebeurde in aanwezigheid van de heren Rolof Klazinus Berends, kantoormedewerker wonend te Rotterdam, en Francois Wilhelm Johan Tethof, kantoormedewerker wonend te Beverwijk, als getuigen. Zij waren bekend bij de notaris, net als de verschenen personen.
Het verkochte betrof een perceel te Haarlem aan de Twijnderstraat, bij het kadaster bekend in sectie nummer 2049, met een oppervlakte van 1 are en 35 centiare.
Het verkochte was eigendom van de verkopende naamloze vennootschap geworden door een overschrijving bij het hypotheekkantoor te Haarlem op 21 februari 1921 in deel 1118 nummer 99. Dit betrof een afschrift van een veilingproces-verbaal en toewijzing van 27 januari daarvoor, opgemaakt door de notaris.
De verkoopprijs bedroeg 15.000 gulden. Rombach verklaarde dit bedrag contant van de koopster ontvangen te hebben. Hij gaf haar daarvoor kwijting en droeg alle rechten die de verkopende vennootschap op het verkochte had aan haar over.
Partijen kwamen verder overeen dat:
Bekijk transcriptie NL-HlmNHA / 5209601 / 134 26 april 1921 verscheen voor notaris Jan Arnold Wilken te Haarlem: Jan Rombach, kandidaat-notaris, wonende te Haarlem. Hij trad op als directeur van de naamloze vennootschap "Beleggingsbank Maatschappij tot Exploitatie van Onroerende Goederen en het ter leen verstrekken van gelden", gevestigd te Haarlem. Hij vertegenwoordigde de vennootschap volgens artikel 6 van de statuten.
Rombach verklaarde in deze functie verkocht te hebben aan mevrouw Nelly van Gilse van der Pals, particulier, wonende te Haarlem. Zij was getrouwd met Willem Dyserinck, kapitein van de Vrijwillige Landstorm, wonende te Haarlem. Zij waren getrouwd buiten gemeenschap van goederen. Dyserinck was ook aanwezig en verklaarde namens zijn echtgenote gekocht te hebben:
Het pand stond en lag te Haarlem.
Bekijk transcriptie NL-HlmNHA / 5209601 / 133 Nicolaas Hendrik Braakenburg verklaarde dat de begrafeniskosten van de erflaatster 319,55 gulden bedroegen. Uit een begrafenisfonds, waar zij lid van was, werd 115 gulden ontvangen.
De rentmeester Nicolaas Hendrik Braakenburg legde in handen van de notaris een eed af dat hij niets uit de gemeenschappelijke nalatenschap had verduisterd, noch gezien had dat iets verduisterd was. De beschreven goederen die bewaard konden worden, werden onder zijn bewaring gelaten. Hij verklaarde zich hiermee te belasten en de goederen op te zullen leveren waar dit hoorde.
De boedelbeschrijving werd des namiddags om 4 uur gesloten, onder voorbehoud van ieders rechten. De akte werd verleden te Overveen, gemeente Bloemendaal, en na voorlezing ondertekend door de verschenen personen (behalve genoemde heer Erdtsieck), de getuigen en de notaris.
De akte werd geregistreerd te Haarlem op 5 maart 1903. Er werd 4,80 gulden aan recht ontvangen.
Op 26 februari 1903 verscheen voor notaris Willem Kazelhoff te Haarlem, in aanwezigheid van 3 getuigen, Willem Anne Reuther, journalist, wonende te Amsterdam. Hij verklaarde over te dragen aan de hoogedelgestrenge heer Willem Marie Camp, gepensioneerd generaal-majoor der artillerie, wonende te 's-Gravenhage: 3/5 gedeelten in de onverdeelde helft van de heer Reuther in 2 schuldvorderingen:
Beide schuldvorderingen waren ten behoeve van de edelachtbare heer meester Theodorus Johannes Anthonius Duijnstee, rechter in de arrondissementsrechtbank te Maastricht, wonende aldaar, gehuwd in algehele gemeenschap van goederen met vrouwe Adriana Wilhelmina Reuther, en van hem en de verschenen persoon gezamenlijk. De schuldvorderingen waren ten laste van Karel van Balen, brooddepothouder, wonende te Haarlem.
Deze 2 schuldvorderingen waren bezwaard met levenslang vruchtgebruik ten behoeve van vrouwe Adriana Antonia Barbara Helene Camp, particuliere, wonende te 's-Gravenhage, weduwe van zijne excellentie Anton Ernst Reuther (oud-minister van Oorlog).
De schuldvordering van 4.500 gulden was onder de last van dat vruchtgebruik toebedeeld aan genoemde heer meester Theodorus Johannes Anthonius Duijnstee als hoofd van de tussen hem en zijn echtgenote bestaande huwelijksgemeenschap, en aan de heer Willem Anne
Bekijk transcriptie NL-HlmNHA / 6701135 / 5 20 januari 1902 werd er te Haarlem een hypotheek gevestigd ter waarde van 5.500 gulden. Als eerste hypotheek was verbonden een woon- en winkelhuis, een pakhuis, een bovenwoning en een stuk grond aan de Schoterweg in Haarlem, kadaster sectie G nummer 1068, groot 88 centiare.
Als tweede hypotheek was verbonden een woon- en winkelhuis met een woonhuis onder 1 dak, erven en tuinen aan de Maarten van Heemskerkstraat in Haarlem, kadaster sectie G nummers 795 (99 centiare) en 796 (1 are en 1 centiare). Deze hypotheek werd 23 januari 1902 ingeschreven in deel 172 nummer 144.
Willem Anne Reuther droeg 3/5 deel van de helft van beide schuldvorderingen over aan Willem Marie Camp voor 3.000 gulden. Willem Anne Reuther verklaarde dit bedrag ontvangen te hebben van de koper en verleende hem volledige kwijting. Hij droeg ook al zijn rechten op deze schuldvorderingen aan hem over, inclusief kapitaal, renten en kosten.
Willem Anne Reuther verbond zich om tot het overlijden van vruchtgebruikster Adriana Antonia Barbara Helene Camp aan Willem Marie Camp jaarlijks 4,125 procent rente te betalen over de koopsom van 3.000 gulden. De rente moest worden betaald op 1 maart, 1 juni, 1 september en 1 december van elk jaar, voor het eerst op 1 juni 1903.
Jan Pieter van Mandvelt, kandidaat-notaris uit Haarlem, verklaarde de overdracht en renteverbintenis namens Willem Marie Camp aan te nemen.
Karel van Balen erkende de overdracht en aanvaardde Willem Marie Camp als zijn schuldeiser voor het overgedragen deel.
De akte werd verleden te Haarlem ten woonhuize van de notaris, in aanwezigheid van getuigen Arie van der Maas en Maurits Schnitger, beiden notarisklerk uit Haarlem.
De akte werd geregistreerd te Haarlem op 2 maart 1903 met betaling van 45 gulden.
Bekijk transcriptie NL-HlmNHA / 6701135 / 6 Zoek uw voorouders en publiceer uw stamboom op Genealogie Online via https://www.genealogieonline.nl/