Gebruikers van Open Archieven kunnen van de via handschriftherkenning tot stand gekomen transcripties een samenvatting laten maken.
Beide kunstmatige intelligentie taken zijn niet perfect, maar vaak ruim voldoende zodat het historische document begrijpelijk wordt. In de transcripties zijn namen groen onderstreept en klikbaar (om de persoonsvermeldingen op Open Archieven op de betreffende naam te doorzoeken), de herkende datums hebben een licht grijze achtergrond en herkende plaatsnamen hebben een licht paarse achtergrond.
Lea moest meerdere keren zware mishandeling ondergaan. Behalve wat hierboven al is verteld, droeg de gedaagde veel bij aan de dood van slaaf september. Daarom vroegen de slaven Lea en Coridon, die bang waren dat zij op een dag hetzelfde zouden meemaken als january, om aan iemand anders verkocht te worden. Iedereen zou bang zijn voor de wrede en tiranieke manier van handelen van de gedaagde, want dit gebeurde zo vaak. Er ging geen maand voorbij zonder dat iemand aan een balk werd gehesen, op de leer werd gebonden of in een poolsche bok werd gespannen en zo streng werd gestraft. Omdat het leven van een mens, ook al is die in slavernij, toch zoet en aangenaam is, en de dood daarentegen verschrikkelijk, is het volgens de eiser geen wonder dat de slaven zo'n redelijk verzoek deden. De gedaagde spoorde namelijk zijn neef Carel Tregard aan om de slaven met een pikhouweel of wat hij maar in zijn handen kreeg te slaan, met de woorden: sla maar, want ik heb ze met mijn geld gekocht, en als er een doodgeslagen wordt kan ik wel
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 10970 / 0818 De gedaagde heeft zijn slaven zeer ernstig mishandeld. Wanneer men zijn gedrag nader bekijkt en alles op een rij zet, moet men verbaasd staan over zijn wrede en barbaarse karakter. Dit gedrag past eerder bij een helse furie dan bij een normaal sterfelijk mens. Het was voor de gedaagde niet genoeg om de overleden slaaf Januarij eerst aan een balk op te hijsen, zodanig dat hij maar net met zijn tenen op de grond kon staan. Volgens de getuigenis van de slaaf Coridon hing Januarij met zijn voeten ongeveer 1 voet van de grond in een zogenaamde poolse bok gespannen. Daar werd hij onmenselijk gegeseld met takken. Maar de gedaagde moest zijn wraakzucht nog meer koelen en liet de zo zwaar gestrafte jongen op zijn bevel met het halve lijf in een kuip met water onderdompelen. Hierdoor werd die slaaf bijna half dood naar het slavenhuis bij het vuur gebracht, waar hij weer bijkwam. Het medelijden dat de gedaagde als christen verplicht was aan zijn medemens te betonen, was bij hem volledig afwezig, omdat hij meerdere keren door de slagen en in het water...
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 10970 / 0815 Christiaan Rovers, boer wonend in Tongelre, getrouwd met Anna Maria Rovers, Peter Crooijmans, boer wonend in Riethoven, en Michiel Crooijmans, wever wonend in Waalre, lieten weten dat zij samen met Jan van Mierlo, minderjarige zoon van Johannes van Mierla, boer wonend in Oirschot, verwekt in het huwelijk met wijlen Maria Versantsoort, en met Johanna Catharina, minderjarig kind van Johannes Vermeulen, boer wonend in Riethoven, verwekt in het huwelijk met wijlen Elisabeth Crooijmans, gezamenlijk en onverdeeld eigenaar waren van de volgende onroerende goederen:
Bekijk transcriptie NL-HtBHIC / 7637 / 35 / 0340 Arend van de Geest, arbeider wonend in Lunteren in de provincie Gelderland, schreef een brief aan de koning van Nederland. Hij vertelde dat hij op 4 januari 1848 zijn been had gebroken. Door dit ongeluk kon hij niet werken om zijn gezin te onderhouden. De medische hulp en andere kosten die uit het ongeluk voortkwamen waren hoog, waardoor zijn toekomst er slecht uitzag.
Van de Geest was op 3 maart 1814 in dienst getreden bij Bataljon nummer 5 van de Nationale Militie. Op 17 oktober 1814 ging hij vrijwillig over naar het regiment van Linie nummer 5. Hij nam deel aan de veldtochten van 1815 in Frankrijk. Op 17 oktober 1815 vertrok hij als vrijwilliger naar Oost-Indië, waar hij de oorlogen op Java meemaakte. Na het einde van zijn diensttijd keerde hij terug naar het vaderland. Hij was tevreden dat hij zijn leven had gegeven voor koning en vaderland zonder ooit een straf te hebben ontvangen.
Daarom wendde hij zich tot de koning met het verzoek of de koning medelijden wilde hebben met een oude soldaat en hem wilde helpen door hem een gift toe te kennen om zijn moeilijke omstandigheden te verlichten.
De brief was ondertekend in Lunteren op 6 juli 1848.
Een dokter uit Barneveld verklaarde op 11 juli 1848 dat Arend van de Geest op 4 januari 1848 het ongeluk had gehad dat zijn rechterbeen was gebroken en verbrijzeld door een trap van een paard. Hij leed nog steeds zoveel aan de gevolgen dat hij zijn gewone werkzaamheden niet kon uitvoeren en niet kon voorzien in de behoeften van zijn gezin.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 2.10.01 / 1873 / 0593 30 maart 1883 verschenen voor notaris Rudolph Abraham Eduard Coornbrander te Nijkerk in de provincie Gelderland, in aanwezigheid van getuigen Gysbertus Corijnsen (landbouwer) en Evert van Surksum (kastelein), beiden wonend onder de gemeente Hoevelaken:
De verschenen personen verklaarden dat Aalbert van de Kamp, landbouwer wonend onder Barneveld, als uitvoerder van de uiterste wil van wijlen Jannetje van Ruler, laatst weduwe van Willem van der Fliert, gewoond hebbende onder Voorthuizen en daar overleden op 18 maart 1882, als daartoe aangesteld bij haar testament van 18 december 1876 verleden voor notaris Westenberg te Barneveld, hun rekening en verantwoording had gedaan van het beheer over de nalatenschap van genoemde erflater. Hij had hen in het bezit gesteld van alle goederen, effecten, gelden en bescheiden die hij in zijn functie had bezeten, na aftrek van de hem toekomende wettelijke beloning. Daarom hadden zij niets meer van hem te vorderen en verleenden hem kwijting en ontheffing zonder voorbehoud.
De akte werd verleden te Hoevelaken en ondertekend door de verschenen personen, de getuigen en de notaris.
Bekijk transcriptie NL-AhGldA / 0168 / 3917 / 0182 Op 19 mei 1890 verscheen Teunis Jansen van Domselaar, landbouwer bij de Leeuwerikkenpol te Lunteren, voor notaris meester Rudolph Abraham Eduard Colenbrander te Nijkerk in de provincie Gelderland. De getuigen waren Dirk Prins Hendriks, notarisklerk, en Justus de Visser, kandidaat-notaris, beiden wonend te Nijkerk.
Teunis Jansen van Domselaar maakte zijn testament. Hij verklaarde:
Het testament werd voorgelezen aan de erflater, die bevestigde dat dit zijn laatste wil was. Daarna ondertekenden de erflater, de getuigen en de notaris de akte.
De akte werd geregistreerd te Nijkerk op 25 april 1906. Er werd 3 gulden en 60 cent aan rechten betaald.
Bekijk transcriptie NL-AhGldA / 0168 / 3926 / 0188 2 januari 1730 bracht de dessave van de 3 en 7 Corles rond 10 uur 's ochtends een bericht. Hij meldde dat er gisteren avond enkele hofgroten waren aangekomen in Rouannelle. Deze avond kwamen de volgende hofgroten aan in Colombo:
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0312 Op 23 januari 1730 werd vanuit Ceylon gemeld dat men het verzoek van de dessave (bestuurder) van de 3 en 7 Corles, namens de Kandiase vorst, zou uitvoeren. Men zou de volgende avond aan de heer 2 grote en 2 half volwassen varkens van het vaderlandse ras toezenden, bestemd voor dienst aan zijn majesteit. De dessave zou hiervan op de hoogte worden gesteld.
De brief werd ondertekend door L. Hoepels, secretaris, in opdracht van Stephanus Versluijs, raad extraordinaris van Indië en gouverneur van Ceylon.
Op 1 januari 1730 volgde vanuit Colombo een tweede brief die diende als geleidebrief voor de 2 grote en 2 half volwassen varkens van vaderlandse aard, zoals vermeld en beloofd in de brief van de dag ervoor. Deze varkens moesten aan zijn majesteit worden aangeboden op een manier die overleg tussen de heer en de tolk Louis de Sarram het beste en meest raadzaam zou vinden. Ook deze brief werd ondertekend door L. Hoepels.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0311 Op 23 januari 1735 werd vanuit Ceylon bericht dat padij (rijst) herwaarts mocht worden gezonden, zodat zij die konden ontvangen voor hun vertrek. Zij eindigden hun bericht en bevalen de geadresseerde aan Gods hoede. Met eerbiedige groeten bleven zij met hoogachting. Het was ondertekend door P. C. de Patot en Gualterus 't Lam. In de kantlijn stond Titavaque, 31 december 1729. Eronder stond dat het document in overeenstemming was, getekend door Bernhard Schroeder, eerste klerk.
Aan de gezanten van de Compagnie, Pieter Cornelis de Patot en Gualterius t' Lam in Sitavagul: Men had met genoegen uit hun brief van de vorige dag gezien dat enkele hovelingen uit Kandy waren aangekomen om hen te begroeten. Zij hadden tevredenheid getoond over de opgestuurde geschenken, goederen en dieren.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0310 De schrijver wilde volgens zijn vermogen bijdragen aan het vergroten van de beproefde genegenheid en goedwilligheid van de grote machtige monarch en onoverwinnelijke keizer jegens de trouwe Hollandse natie. Daarom verzocht hij op de eerbiedigste manier dat het de keizer mocht behagen om hun 2 gezanten te ontvangen met keizerlijke gunst, hen gunstig gehoor te verlenen en hen zo spoedig mogelijk terug te laten keren.
Daarnaast verzocht hij om keizerlijke toestemming om volgens het oude en jaarlijkse gebruik opnieuw in de bossen van de grote machtige monarch en onoverwinnelijke keizer te mogen werken. Hij wilde de kaneelschillers vrij en onbelemmerd kaneel laten schillen op de gebruikelijke plaatsen. Ook vroeg hij om toestemming voor de doorgang van de olifanten van de Compagnie over Putulang naar Jassenapatnam.
Door dit een en ander toe te staan zou de grote machtige monarch en onoverwinnelijke keizer hen steeds meer verplichten tot krachtige voortzetting van datgene wat de keizer aangenaam en welgevallig was. Ondertussen bad de schrijver tot God voor de grote machtige monarch en onoverwinnelijke keizer.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0293 23 januari 1730 werd er vanuit Ceylon een brief gestuurd aan de keizer. De afzenders wilden de keizer zoveel mogelijk tevreden stellen en hem op elke mogelijke manier van dienst zijn. Daarmee hoopten ze zijn welwillendheid en gunst te verdienen. Ze boden eerbiedig en nadrukkelijk hun diensten aan bij deze gelegenheid. Ze lieten een zeer nederige brief presenteren voor de gouden troon van de keizer, samen met enkele bescheiden geschenken. Dit gebeurde namens de Compagnie (de VOC). De brief werd overgebracht door 2 gezanten:
Deze gezanten zouden voor de glorieuze zetel van de keizer verschijnen en mondeling bevestigen dat zowel de schrijver als alle getrouwe Hollanders oprechte en eerlijke bedoelingen hadden. Ze wilden de keizer alle getrouwe en aangename diensten aanbieden, zoals hun doorluchtige heren en meesters hen ernstig en voortdurend hadden bevolen.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0292 Op 23 januari 1730 stuurde Ceylon enkele hovelingen naar het kasteel, genaamd Ekenayke madangwolle, Ralehamij (dessave van Matule), Balligalle padicare mohotiar, heendenie Coerwe mohotiar en Dornegamme mohandiram. De gouverneur schreef dat de keizer hierover waarschijnlijk al lang geleden had gehoord. Hij beschreef hoe blij hij was toen deze hovelingen op het kasteel verschenen. Hij was ook zeer vereerd door het bezoek van deze 4 voorname edellieden en door de speciale brief (Ola) die de edelen en hoge heren hem stuurden in opdracht van de keizer om hem te begroeten en welkom te heten als gouverneur op het eiland. Hij vertrouwde erop dat deze 4 afgezanten na hun terugkeer aan de keizer zouden vertellen hoe dankbaar hij was voor deze grote en opvallende gunsten. Hij beloofde dat hij zijn uiterste best zou doen.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0291 28 januari 1730 werden er vanuit Ceylon verschillende goederen ontvangen in Maturee, namelijk 4 pond Ceylonse koffiebonen, 218 dozen kardemom, 1370 balen fijne kaneel in huiden (dit was een restant van eind augustus van het voorgaande jaar) en 395404 pond Malabaarse peper.
Gale, 17 december 1729. Getekend door C. V. Aerden. Akkoord verklaard door Bernh Schroeder, eerste klerk van Candia.
Een brief gericht aan de grootmachtigste monarch en onoverwinnelijke keizer Wire para Crama Nareendre Zinga werd met diens afgezonden boodschapper teruggestuurd.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0290 23 januari 1730 arriveerden vanuit Ceylon verschillende hoogwaardigheidsbekleders, namelijk Mampittij Ralahami (dessave, een soort bestuurder, van de 3 en 7 Corles van Oedepalate), Helepale Batsagalle (padikare mohotiars, een type ambtenaar), Nanajas, en hun Dornagamme Goulangamoewe mohandirams (ambtenaren). Bij hun gevolg bevonden zich:
Deze Kandiase (van het koninkrijk Kandy) groten werden een eindje van het logement (het verblijf) volgens de gebruikelijke manier ontvangen en besprenkeld met rozenwater. Om half 7 's avonds keerden zij terug naar het logement. Nadat de gebruikelijke vragen en antwoorden, met beleefdheidsbetuigingen en tot ieders tevredenheid, waren uitgewisseld, deelden zij mee dat zijn keizerlijke majesteit hen had gestuurd om te vragen naar de gezondheid en de staat van de keizerlijke brief.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0308 23 januari 1730 vertrok vanaf Ceylon een gezelschap na de goederen van de heer Schenkagie te hebben bezocht. Zij werden vergezeld door ruiters en zogenoemde pennisten. De laatsten gingen alleen mee tot aan de pannenbakkerij. Nadat de ruiters bij de pannenbakkerij waren aangekomen, keerde de edele heer Gouverneur met de andere heren en vrienden 's avonds terug naar het kasteel.
Dit verslag werd goedgekeurd en was getekend door Bernh Schroeder, eerste klerk.
In Colombo werd een brief gericht aan de weledelgrootachtbare en hooggebiedende heer Stephanus Versluijs, buitengewoon raad van Nederlands-Indië, Gouverneur en directeur van het eiland Ceylon, de kust Madure, Indhiado en andere gebieden.
Volgens hun plicht en nederige belofte van 29 van die maand, deelden zij onderdanig mee dat gisteren avond 8 hofgrootten waren aangekomen, in totaal 207 personen.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0307 Op 23 januari 1732 werd een koninklijke brief uit Ceylon naar het logement gebracht. De edele heer gouverneur en andere vrienden begaven zich daar ook naartoe. Er werden 3 salvo's afgevuurd uit de snaphanen en onder deze salvo's ook een schot uit de veldstukken, die de dag ervoor daar naar gebruik waren gebracht. Hierna volgden nog diverse schoten. Tijdens het middagmaal werden er meerdere glazen wijn gedronken op verschillende belangrijke personen. Er werden ook verschillende kanonskoten afgevuurd uit de genoemde veldstukken. Om 5 uur 's avonds werd afscheid genomen van de gezanten met de keizerlijke brief en de geschenken. De gezanten werden door de politieke leden en andere vrienden naar buiten begeleid tot voor het tuinhuisje. De handgranaten schoten 3 keer uit hun geweren en er werden diverse schoten gelost uit de veldstukken. Bij hun vertocht naar Sitavaque werden de gezanten begeleid door de edele dessave van de Colombose landen Dirk Bierens, soldijboekhouder meester Daniel vanden henghel en eerste pakhuismeester Daniel Evertsen. Zij werden vergezeld door 3 Compagnie soldaten onder hun hoofdofficieren Hackert, Clop en Andriesz, en lascorijns uit de Corles en attepattoe van de edele dessave.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0306
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0305 23 januari 1730 werd er vanuit Ceylon een processie gehouden. Deze bestond uit:
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0304 23 januari 1730 vertrok vanuit Ceylon de patot en Gualterus t' Lam met een groot geschenk voor de keizer van Ceylon in Candia, Weerapara Kramia Nax. Dit was een driesinga (een type schip of voertuig). Volgens het besluit dat was genomen in de raad van politie op 27 september van het jaar ervoor en dat bij de secretarie werd bewaard, werden volgens oud gebruik de doorgangen versierd met praalzuchtige bogen. Deze liepen van de woning van de heer gouverneur tot aan de Delftse Poort en verder bij de wachtposten Zwaanenburg en Kaaijmanspoort. Bij deze poorten stond het leger opgesteld in een dubbele rij. Om half 9 's ochtends begon de mars als volgt:
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0303 Op 22 december 1729 werden in Colombo alle voorbereidingen getroffen die nodig waren voor de optocht van de gezanten. De dessave van Mature en de dispensier Pieter Cornelis waren hierbij betrokken.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0302 In een brief uit Ceijlon van 23 januari 1730 werd gemeld dat toestemming was gevraagd aan de koning voor het schillen van reukbast in de bossen van de koning en voor de mars van de olifanten van de Compagnie door het gebied van de koning naar Iassanapatnam in februari of maart. Dit werd nader uitgelegd in een brief aan de koning, waarvan een afschrift werd bijgevoegd, samen met een lijst van geschenken. Voor deze geschenken en de koninklijke brief moest onderweg goed gezorgd worden en ze moesten dagelijks bekeken worden.
Hoewel het hof van Candy al enkele jaren geen verzoek had gedaan om gesloten havens van het eiland te openen, was het mogelijk dat dit bij deze gelegenheid opnieuw ter sprake zou komen. In dat geval moest men het verzoek helemaal afwijzen en duidelijk maken dat de orders van de heren meesters in het vaderland daar krachtig tegen waren. Volgens wat daar bekend was, mocht er op dat punt niet de minste verandering worden toegestaan. Andere vragen van het hof van Candy werden verder behandeld.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0301 23 januari 1735 werd vanuit Ceylon gemeld dat bij de eerste audiëntie bij de koning, na overhandiging van de brief, een eerbiedige groet moest worden afgelegd. Daarbij moesten wensen voor volmaakte gezondheid worden uitgesproken en krachtige verzekeringen worden gegeven namens de Edele en Doorluchtige Compagnie dat men steeds zou blijven werken om de welwillendheid en gunst van zijn majesteit voor de Hollandse natie te behouden. Er mocht niet worden verzuimd om zijn majesteit speciaal te bedanken voor het sturen van 4 hofedelen met een speciale ola (geschrift) om iemand op dit eiland te laten verwelkomen. Verder moest met nadruk worden verzocht om voortzetting van zijn hoge en kostbare gunsten. Bovendien moest de vorst namens de Doorluchtige Compagnie worden bedankt voor het gemak en de hulp die de kaneel-schillers en olifanten-bedienden tijdens hun reis in het afgelopen voorjaar hadden ontvangen. Daarbij moest een nieuw verzoek worden gedaan om toestemming voor het aanstaande jaar om de Chialiassen (functionarissen) te zenden in zijn majesteit.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0300 Op 23 januari 1730 werd vanuit Ceijlon geschreven dat er geen buitensporigheden mochten plaatsvinden. Men moest zich juist stil en gematigd gedragen en geduldig omgaan met de gebruikelijke vertragingen van de Kandianen. Onder de genoemde bedienden bevonden zich ook assistent Coryn Stevensz als schrijver en de modliar (functionaris) Louis de Sarram als tolk. Aan deze laatste was ook een Singalese appoehamijs (lagere functionaris) toegevoegd genaamd Balthazar Dias, om van hem alles te leren over de gebruiken en gewoonten van het Singalese hof. Dit was bedoeld zodat hij op termijn ook de Oost-Indische Compagnie kon dienen als tolk, voor het geval dat Louis de Sarram door zijn toenemende leeftijd en zwakheden daartoe niet meer in staat zou zijn. De langjarige ervaring van de genoemde Parram, samen met zijn dagelijkse omgang, zou kunnen laten zien hoe de Kandianen en vooral de hofedelen met beleefdheid en meegaandheid volgens de landse wijze behandeld moesten worden. Dit was nodig om ontevredenheid te voorkomen bij deze achterdochtige volksaard. Deze mensen waren zeer gehecht aan hun bijzondere gewoonten en hoffelijkheden. Daarom werd het goed geacht om ter instructie enkele originele dagregisters van eerdere gezantschappen mee te geven.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0299
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0298 Gualterus t' Lam werd samen met een andere gezant namens de Verenigde Oostindische Compagnie naar de machtige keizer Were Praac creme Nar Eendre zinga van het eiland Ceylon gestuurd. De keizer en zijn hovelingen waren zeer tevreden over de recente veranderingen in het bestuur van het eiland. Dit bleek uit het feit dat 4 belangrijke hovelingen naar Colombo werden gestuurd met een speciale brief om Gualterus t' Lam welkom te heten als nieuwe gouverneur. De gesprekken met deze gezanten en wat er verder gebeurde werd uitgebreid opgetekend in het Colombo dagregister op 27 en 28 september en op 1, 5, 7 en 8 oktober van het vorige jaar.
Bekijk transcriptie NL-HaNA / 1.04.02 / 2167 / 0297 Zoek uw voorouders en publiceer uw stamboom op Genealogie Online via https://www.genealogieonline.nl/