Transcripties » Bekijk de recent gemaakte samenvattingen van historische documenten

Gebruikers van Open Archieven kunnen van de via handschriftherkenning tot stand gekomen transcripties een samenvatting laten maken.
Beide kunstmatige intelligentie taken zijn niet perfect, maar vaak ruim voldoende zodat het historische document begrijpelijk wordt. In de transcripties zijn namen groen onderstreept en klikbaar (om de persoonsvermeldingen op Open Archieven op de betreffende naam te doorzoeken), de herkende datums hebben een licht grijze achtergrond en herkende plaatsnamen hebben een licht paarse achtergrond.


Pieter Lourensz legde een conclusie voor aan de rechtbank waarin hij eiste dat de gedaagde:

Dit was omdat niemand lijfeigenen mocht mishandelen of doden zonder toestemming van de rechter of ambtenaren. Als iemand een lijfeigene doodde, zou hij met de dood gestraft worden. Het document werd ingediend bij de rechtbank op 25 augustus 1729 en werd bekrachtigd door secretaris Pieter Veirand.

Bekijk transcriptie 


Sephtha van Batavia, een 30-jarige slaaf van burger Johannes Herfke, verscheen voor de Raad van Justitie. Op verzoek van Adriaan van Hervel, de onafhankelijke aanklager, bekende hij het volgende: Op dinsdag 30 augustus kreeg hij van zijn eigenaar opdracht om vroeg in de ochtend naar diens boerderij bij het Rondebosje te gaan. In plaats van daar te blijven:

Bekijk transcriptie 


Op 30 januari 1545 kwam er een wet die bepaalde dat voor moorden gepleegd tijdens dronkenschap geen gratie of kwijtschelding zou worden verleend. Als dit toch gebeurde, zou dit worden gezien als onterecht verleend en zou de dader juist zwaarder worden gestraft. De aanklager meent hieruit te kunnen concluderen dat de verdachte de absolute intentie had om de slavin Maria te vermoorden. Hoewel ze niet aan haar verwondingen is overleden, moet de verdachte even schuldig worden bevonden als wanneer hij de moord daadwerkelijk had gepleegd. Het mislukken van de moord lag namelijk niet aan zijn wil, maar het was duidelijk zijn bedoeling om de moord te plegen. Dit gebeurde zelfs in het huis van zijn meester, waar iedereen veilig zou moeten zijn tegen dit soort aanvallen. Daarom moet in dit geval de intentie net zo zwaar worden bestraft als de daad zelf, zoals ook wordt beschreven door Simon van Leeuwen in zijn werk over strafrecht.

Bekijk transcriptie 


Sephta was boos omdat Maria met iemand anders een relatie had. Sephta ging met Maria (een slavin) naar binnen en ging met haar op de trap zitten. Hij hield haar daar vast totdat ze kon ontsnappen. Ze vluchtte naar de opslagruimte in de keuken. Sephta achtervolgde haar met een mes dat hij bij zich droeg en eerder had geslepen. Hij stak haar eerst in haar linkerborst en daarna in haar rechterborst. Maria van Ceylon viel neer, maar stond op en vluchtte naar voren. De burgervrouw Johanna Lins en de metselaar Baarend Smit zeiden tegen Sephta: "Wat doe je? Weet je wel dat je Maria verwond hebt? Weet je wat daar de straf voor is?" Sephta antwoordde woedend: "Het maakt me niet uit als ik geradbraakt word, ik zal haar vermoorden, ik zal haar hart opeten, ik zoek mijn dood."

Bekijk transcriptie 


Jephta van Batavia, een slaaf van burger Johannes Heufke, was 30 jaar oud en zat in de gevangenis. Hij heeft zonder dwang bekend dat hij op dinsdag 30 augustus door zijn eigenaar naar diens grond bij het rondebosje was gestuurd. In plaats van daar te blijven zoals opgedragen, keerde hij om 9 uur 's ochtends al terug naar de Kaap. Hij zwierf daar rond tot ongeveer 7 uur 's avonds. Toen ging hij naar het huis van zijn eigenaar, dat achter het bedrijfshospitaal stond. In de wijnkelder dronk hij zich dronken. Daarna riep hij zijn mede-slavin Maria van Ceylon, die ook in dat huis woonde en met wie hij enige tijd een relatie had gehad. Zij kwam naar buiten en bleef in de deuropening staan. Jephta sprak toen tegen Maria.

Bekijk transcriptie 


Op 31 augustus 1729 werd in Kaap de Goede Hoop een verklaring afgelegd in aanwezigheid van de klerk Johannes Henricus Blanckenberg en getuige Joachim Nicola Dessin. De verklaring werd ondertekend door secretaris De Grandpreez.

Later, op 1 oktober 1729, verscheen Maria van Ceylon, een slavin van burger Johannes Heufke, voor de Raad van Justitie. De verklaring werd haar voorgelezen in aanwezigheid van Zephtha van Batavia. Ze bevestigde dat alles de zuivere waarheid was en dat er niets aan toegevoegd of weggehaald hoefde te worden. De secretaris De Grandpreez was hier ook bij aanwezig.

Bekijk transcriptie 


Op 2 september 1729 legde Barendsmit uit Groningen, een metselaar in dienst van de Oost-Indische Compagnie, een verklaring af. Hij deed dit op verzoek van Adriaan van Kervel, die hoofdaanklager was. Barendsmit verklaarde dat hij op 30 augustus 's middags in het huis van burger Johannes Heucke was. Rond 7 uur 's avonds zag hij daar een jongen genaamd Testa, die buiten met een slavin, Maria, stond te praten. Daarna kwamen ze samen binnen en gingen op de trap zitten. Testa hield Maria vast. Toen Testa haar losliet, ging Maria naar de voorraadkamer in de keuken. Testa, die volgens Barendsmit een mes in zijn hand had, volgde haar. Kort daarna hoorde Barendsmit de slavin hard schreeuwen. Toen hij naar de keuken ging, zag hij Testa.

Bekijk transcriptie 


Een slaaf heeft een slavin gevolgd naar een bottelarij (opslagruimte) in de kombuis. Hij heeft haar vastgehouden op de trap. Toen ze loskwam en wegvluchtte, heeft hij haar met een mes twee keer in haar borst gestoken. Dit blijkt uit een verklaring van de tweede oppermeester van het gouvernement. De gewonde slavin vluchtte naar voren, waar Johanna Lens en metselaar Barend Smit tegen de dader zeiden: "Testa, wat doe je daar, weet je wel dat je Maria verwond hebt en dat zulke daden zwaar gestraft worden?" De dader antwoordde woedend: "Het maakt niet uit als ik geradbraakt word, ik zal haar vermoorden, ik zal haar hart opeten, ik zoek mijn dood." Dit alles deed hij uit jaloezie, tegen de orders van zijn eigenaar in.

Bekijk transcriptie 


Jan Botma was een 27-jarige landbouwer die werd ondervraagd door landdrost Pieter Lourensz. Botma was geboren in Kaap de Goede Hoop en woonde in Stellenbosch. Op 8 juni liet hij een slaaf genaamd Joseph vastbinden op een ladder en hem geselen met gespleten rottangs. De reden hiervoor was dat Joseph de kleren van een slavin van Botma had afgescheurd, geweld had gebruikt en de slavin had getrapt en geslagen.

Bekijk transcriptie 


Op dinsdag 30 augustus werd de beschuldigde door zijn eigenaar Johannes Heufke naar diens terrein bij het Rondebosje gestuurd. In plaats van daar te blijven, keerde hij rond 9 uur 's ochtends terug naar de kaap waar hij tot ongeveer 7 uur 's avonds bleef. Daarna ging hij naar het huis van zijn eigenaar achter het compagnieshospitaal. In de wijnkelder daar dronk hij zich dronken. Vervolgens riep hij een slavin genaamd Maria van Zeijlon, die ook in het huis woonde en met wie hij enige tijd een relatie had gehad. Toen zij in de deuropening kwam staan, vroeg hij haar waarom ze hem kwaad deed, waarbij hij bedoelde dat ze seksuele omgang had met iemand anders. Daarna ging hij met genoemde slavin naar binnen.

Bekijk transcriptie 


Coenraad Oostma uit Husten in het graafschap Lippe, een 20-jarige matroos in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, heeft een bekentenis afgelegd voor de Raad van Justitie. Hij was aangekomen met het schip de Magdalena dat voor anker lag. Op verzoek van de fiscaal Adriaan van Kervel verklaarde hij het volgende: Op 11 september had hij wat drank gekregen van een bottelier's helper, wiens naam hij niet kende. Hij had voor deze man wat was gedaan en was dronken geworden. Tijdens de middagmaaltijd met zijn bakgenoten kreeg hij ruzie met zijn mede-matroos Rijnke Jansz uit Oostfriesland over het schoonmaken van de bakken. Rijnke Jansz schold hem uit, waarop Oostma zo boos werd dat hij Rijnke Jansz een klap tegen het hoofd gaf.

Bekijk transcriptie 


De getuige Patima verklaarde dat zij rumoer op het plein van de loge hoorde. Toen ze naar beneden ging in het huis van de mandoor, trof ze Samiel die gewond was aan zijn linkerwang en rechterhand. Ook zag ze Anthoni die vastgebonden was. De verklaring is afgelegd op 11 september 1725 aan de Kaap de Goede Hoop. Als getuigen tekenden:

Bekijk transcriptie 


In de maand augustus ging Patima uit Madagascar, een slavin van de compagnie, rond 9 uur 's avonds naar boven in het gebouw om te eten. Ze zat daar met de gevangene Samiel en haar kinderen toen een slavin genaamd Sara uit Rio de la Goasse bij hen kwam. Sara vertelde dat de slaaf Anthoni de Roose haar had geslagen en geschopt.

Even later kwam Anthoni de Roose ook naar boven. Samiel vroeg hem waarom hij Sara had geslagen. Anthoni antwoordde met scheldwoorden en zei "dat gaat je niks aan, kom maar naar beneden". Na deze ruzie ging Anthoni naar beneden. Direct daarna kwam hij weer naar boven en riep Samiel voor de tweede keer om naar beneden te komen, waarbij hij zei "dan zal ik je wat anders leren".

Bekijk transcriptie 


In augustus gebeurde het volgende voorval rond 9 uur 's avonds, toen de aanwezigheidscontrole in het verblijf werd gedaan. De slaaf Anthoni de Roose kwam naar boven op zoek naar een slavin uit Rio de La goa, maar zij was er niet. De verteller zat op dat moment met de slavin Patima en haar kinderen op zolder te eten. Even later kwam de slavin Sara naar hem toe en vertelde dat Anthoni haar had geslagen met een stok en had geschopt. De verteller vroeg aan haar waarom Anthoni haar had geslagen. Ze antwoordde dat ze onschuldig was geslagen. Toen Anthoni weer boven kwam, vroeg de verteller aan hem waarom hij de slavin had geslagen.

Bekijk transcriptie 


Hans Annes deed verslag op Kaap de Goede Hoop op 10 september 1722. Hij vertelde dat Caniel naar hem toe kwam en zei dat Anthoni hem met een mes in zijn linkerwang en rechterhand had verwond. Een chirurg genaamd Selaris heeft de wonden verbonden. Anthoni werd gearresteerd. Het mes werd aan de rechter overhandigd, maar Hans Annes wist niet zeker of hij het zelf uit Anthoni's zak had gehaald of dat iemand anders hem het mes had gegeven. Het verslag werd ondertekend door:

Bekijk transcriptie 


Er is in de aangeleverde tekst te weinig duidelijke informatie om een samenhangende samenvatting te maken. De tekst bevat fragmenten over Pieter van Bengalen en Jan Steenkamp, en verwijst naar een rechtszaak ("eis en conclusie") waarbij een landrechter (Bergh) betrokken was, maar de context en volledige inhoud ontbreken.

Bekijk transcriptie 


Op 30 april 1721 verscheen Sio Tjanko voor het gerecht met Willem Maurits Cruse als baljuw (aanklager). Sio Tjanko vroeg 14 dagen tijd om schriftelijk te antwoorden op de aanklacht, omdat hij beweerde in de war te zijn. De aanklager wilde dit verzoek afwijzen omdat hij dacht dat de verdachte alleen tijd probeerde te rekken.

De schepenen wezen het verzoek af. Sio Tjanko reageerde dat als burger Theophilus van Coulster iets van hem wilde eisen, hij ook de Chinees Pouteeko had moeten laten arresteren. Sio Tjanko beweerde onschuldig te zijn.

De schepenen veroordeelden de gevangene om naar de gebruikelijke plaats voor strafoplegging gebracht te worden.

Bekijk transcriptie 


Bij het kasteel De Goede Hoop werd op 29 juni 1725 een bekentenis afgelegd door de Chinese verdachte Thiosianko. De tekst werd vertaald van het Maleis naar het Nederlands. De bekentenis werd ondertekend door Thiosianko (met een merkteken) en D. Thibault als secretaris. Als gecommitteerden tekenden H. Swellengrebel en C. Brand.

Op 2 juli 1725 verscheen Thiosianko opnieuw voor de Raad van Justitie. Na het voorlezen van zijn vertaalde bekentenis bevestigde hij de inhoud volledig en gaf aan dat er niets aan toegevoegd of verwijderd hoefde te worden. Dit werd ondertekend door Thiosianko, secretaris D. Thibault en gecommitteerden J. Aldersz.

Bekijk transcriptie 


De Chinese bandiet Tio sianko bekende aan de officier van justitie Adriaan van Kervel dat hij gedurende 2 maanden de slavinnen Caatje en Pater had overgehaald om geld te stelen van hun meesteres, de weduwe van de overleden scheepsuitruster Cornelis Valk. Hij beloofde hen vrij te kopen met dat geld.

Ongeveer 3 weken geleden waarschuwde Caatje hem dat ze twee zakken met geld had gestolen en in het riool achter de poort had gelegd. Tio sianko haalde deze zakken op en gaf ze, zonder het geld te tellen, ter bewaring aan:

Hij deed dit omdat hij bang was dat het geld in zijn huis zou worden gevonden. Hij was wel van plan geweest om met dit geld beide slavinnen vrij te kopen van de weduwe Valk.

Bekijk transcriptie 


Op 2 juli 1725 verscheen een beklaagde voor leden van de Raad van Justitie in het Kasteel de Goede Hoop. Na het voorlezen van haar bekentenis verklaarde ze dat deze volledig klopte en dat er niets aan toegevoegd of weggehaald moest worden. Dit document werd ondertekend door:

Bekijk transcriptie 


Pater van Rees uit Batavia, ongeveer 28 jaar oud en slaaf van de weduwe van equipagemeester Cornelis Valk, heeft een verklaring afgelegd aan fiscaal Adriaan van Kervel. Hij vertelde dat een maand geleden de Chinees Thio Tianko hem en slavin Caatje had benaderd om zoveel mogelijk geld van hun meesteres te stelen. Thio Tianko beloofde hen vrij te kopen. De Chinees spoorde hen dagelijks aan om dit uit te voeren. Ongeveer drie weken geleden, terwijl hun meesteres op zolder was, was Pater van Rees bezig met vegen op de galerij. Caatje was toen in de kamer zonder dat hij wist wat ze daar deed. Later kwam ze naar hem toe op de galerij met een zak geld. Toen hij vroeg hoe ze aan het geld kwam, vertelde ze dat ze het uit een kist had gehaald die ze open had gevonden. Toen Pater van Rees daarna in de kamer kwam, zag hij dat Caatje in elke hand een zak had.

Bekijk transcriptie 


De slavin Caatje verscheen voor leden van de Raad van Justitie van het gouvernement. Ze verklaarde dat haar eerdere bekentenis duidelijk aan haar was voorgelezen. Ze bevestigde dat ze bij haar verklaring blijft en dat er niets aan toegevoegd of weggelaten mag worden.

Dit gebeurde in het Kasteel de Goede Hoop op 2 juli 1725. Het document werd ondertekend met een merkteken van Caatje. Als getuigen tekenden secretaris J.D. Thibault, Jan Aldersz en J.T. Rhenius. Het document werd bekrachtigd door secretaris Sibault.

Bekijk transcriptie 


Een slavin genaamd Caatje van de Caab bekende dat ze een derde zak met geld had geopend en het geld onder de rotsen op de binnenplaats had verstopt. Ze vertelde dit aan een Chinese man, maar kon hem het geld niet direct geven vanwege de vele voorbijgangers. De Chinees gaf haar een rode zakdoek om alvast zoveel mogelijk geld in te doen. Ze gaf hem deze zakdoek over de stoep en liet de rest van het geld onder de rotsen liggen tot een geschikter moment. Dit werd ontdekt door haar meesteres waarna ze werd gearresteerd.

Dit werd vastgelegd aan Kaap de Goede Hoop op 28 juni 1725 en ondertekend met het merkteken van Caatje van de Caab. De secretaris D. Thibault was aanwezig, en de documenten werden mede ondertekend door commissarissen H. Swellengrebel en C. Brand.

Bekijk transcriptie 


Op het Kasteel de Goede Hoop werd op 2 augustus 1725 een vonnis uitgesproken door:

Het vonnis werd ondertekend in aanwezigheid van secretaris D. Thibault. Het vonnis werd uitgesproken en uitgevoerd op 4 augustus 1725.

Bekijk transcriptie 


Na 2 weken is de ondervraagde met Coridon en Floris van Jan Olivier op pad gegaan. Ze zeiden dat ze tabak gingen kopen, maar eigenlijk gingen ze schapen stelen. Bij het erf van Michiel Otto stelde Coridon voor om schapen te stelen. Coridon en Floris hebben toen twee schapen gestolen, terwijl de ondervraagde op het korenveld bleef wachten.

In dezelfde nacht hebben ze ook twee schapen uit de schaapskooi van die man gestolen. Ze zijn met deze schapen naar de schaapsberg gegaan.

De derde dag is Coridon naar de schaapherder van Jacob Malang gegaan om te proberen 2 of 3 stuks tabak te krijgen.

Bekijk transcriptie 



Vorige paginaVolgende pagina

Zoek uw voorouders en publiceer uw stamboom op Genealogie Online via https://www.genealogieonline.nl/