Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 2.10.02, inventarisnummer 7, pagina 111

opheivlaakij berchound een
bectincijer van aan de zaak
geren, maar Gglkertyd mun
moegelkheid oplemen, ins du
gevullen naarin de nieme
beziteers, het zi in hunns gelelgen,
hitz in dunne ornge mptyte„
te kert schuten. Maarb, kemt
dat in geval van sterfte, het goed
geraken kan in het bezit of behur
van afmezije, waardon de terbule
van het klaatult toeheijt, nader
ondn 54 citeentizellen, zouden
te loer gaan, Guft men hut goed
en hacht, dan behoudt men
de naden beschikting daarene
in geval aan sterfte, hoomel als
van lekertkenning au de pstilite
minaardi, ali gildilyte van
waarden kennen, hets by daclilk
bezit of b epachtiij, zoodanij
gereplct nerde, dat i de reititutie
van het culprchete Rapitaal
arzckeren
Op de Grenden nimemt
men aan het stitul aan mpactt„
de Verrkeu te moiten zeven.
Et rcitaat nog unn reden maan„
dat stiticl dich aanbevult:
Etilie dat de sijmaar van
min het zoec midt ornimur
ven het orgenblik mis tean. of
nit nil zich ondumisen aan
de ammaarum au rpachte,
zoo midt het gord aan eenen
Aerden en Vacht afpitaans; maar
bennen den tox gistilien tyd
van tun jurn must het Gad
vacant, hoo moet andermaal
Pru
150
100.
54.
210
9
449
en zoo dikwyl het goed vacunt
mddelde Infcrentie du pacht
gigeuen mislen aan de pumitive
Aigmnaas. zoo donste muleut
aeu mit ala lest op zn goed
al midt daarom te behoen
ra den andere, tydelyk beictihit.
deze behaleng zou bydropen
om den gererpu maalitat deu
Cempeniatie te reppoardyen
allen zal Hans kertelik ende
dvelun de houtie naaun de
tegenmondije belarghibteden
bi den Suiinaamichen
tandbour zich dullen beuenden
oy de invoci lam quo, run
de heir beboorbevoen moulielen
du belarg heblenden unstult
men en Arxée kelaisen, om
mit en te vul nuanen en
ditails te mvallen
a de belarghebbenden in Vecunim
geritija
E de hoodange die eldus zn
gedomicileere
di auite, minij en getat, zn
maital droar mit sehulde
belart, nochen hit quantum
der Cempeniatie muni de
volle maarde aan hun soed culdure„
bedraegt het mus daar t op
het soed en leen kunnen rckrypn
daar due alle zullen gelruik
maken van het rest van preficentie
om hun goudt mr en taekk
tug te bekomen, kunnen ty
ein juuilte lan de comsuncatie
gelden bezijen om heenne rehulen
aftibetaten en het oerchetende