Browse transcripts » National Archives / Archives South Holland

archive access 2.10.02, inventory number 24, page 14

partement van kolonien
teres gehouden.
20
dat Uwve Excellentie Aedwege zal worden gehoord en
ouertuigd, dat Uer Excellentie s invlued vermogend is,
neem ik de Vrijheid, een afdchrift. van Aat verzaek„
Schrift, waarbij in met achterwegelaking dan alle
Andere redeneringen, alleen heb gewegen op de billijk„
heid, dce en in gelegen duw zijn, wanneer men Aat
bedluit, ook op mij, die gedurende eene reeks van
meer dan 25 jaren, den lande met drouw diende
en dat de voormakige Roloniale Marind heb be„
hoord, duepasdelijk verklaarde, aan Uwe Excellentie
te Alaen tuekomen met de bede, om, kan het dijn,
gelijk ik vertrauw, dat Quartie waarlijk grunden
zijn, gunstig op Aat verzaetkschrift te berigten.
Verwijk dit van de Zijde van Uwe Eycellentie
eenen maatregel dan billijsheid wegen Lan, handt
Uwe Excellentie devens daarduor de belangen bevorderen
doncuel van eenen mans, die grijs geworden is in Aen
dienst des lands, als dan zijn dalrijk gekin,
hetwelk zijne Voorddurende verzorging behaeft.
Uijders heb ik de eer de bekuigen, Aat ik met
verschuldigde gevaelens den
Janda, 22 Junij 1850.
Van Ulwe Eycellentie
De Leer onderdanige Deenuur.
Vyentuusen,
.

in
Den Sloning.
Vire.
heeft met eerbied te Hennen Kodewijk El.
Genhuigen, gependioneerd Capitein Luitenant
ter Zee bij de voormakige Roloniale Marine,
Thans wonende te Touda.
Dast hij en der zijd met belangstelling
kennis heeft genamen, van de resolutie van
Zijne Excellentie den heere Gouuerneur Generaul
van Neerlanduh Indien ttt 17 Augustus
1849, evaarbij onder Anderen, onder nadere
Goed Heuring van Elwe Majesteit depaald
wordt, dat aan de Oficieren van het Indische
Zeecegen evordt Zaegekend, eene verhooging
dan pendinen, overeenkemstig het reglement op de
verhaagele pendioenen door officieren, behoorende
dat het Zeemezen van Neerlanduh Andien,
en dat voorto door die verhaaging ook in
Aanmerking Lunde Numen, de Deensktijd, Auor
Officieren van de voormaligd Roloniale Merine
dan 1 Januarij 1810 tot Ultimo Junij 1842
Aaorgebragt Aan buond van Oorlugsbadems
of en Sedentaire betrekkingen, ofschaun hij
deszijds bij het varte Conps der Nederlandsche
Zee Officieren waren ingelijfd.
Met belangstelling heeft de adresdark
ruijders vernomen, dat die betrachtiging
blijtbaar onder Anderen Cluor Sedert gedane
pendioneringen, daur Uliue Majesteit is
verleend; daar tuch daardaur heeft opgehouden
eene anderscheiding, die dusschen de Officieren
van de landmagt en het Leecueken en Neder„
landut Indien den nadeele van Oe lantste„