Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.04.02, inventarisnummer 4151, pagina 18

22
23
1158
ten eenemaal verbrand was, dog heeft van dit
„ kind.
slaave, meijsje niet anders kunnen verneemen
als dat zij onschuldig was, van eenige brand
stigtinge ooijt begaan te hebben, gelijk
uE agtb=rs suli duijdelijk stllen des gelie„
verde sullen kunnen sien, uijt haare gerecolleerde
interrogatorien deesen onder Lit„ B. bijgevoegt;
betuijgende zij indien self den interrogatorien
Art„t 4 dat haar meester, omte ontdecken,
wie dien brand hadde gestigt, eerst dis„
selfs slavinne Rosetta aen een balk:
vast gemaakt, en afgevraagt, of zij het
huijs niet inbrand gestooken hadde,
dat deselve van Ia gesegt hebbende, haar
meester die meijd weederom heeft Los gemaakt
en dat die meijd rosettie aen stonds wederom
betuijgde, van die misdaad onschuldig te
zijn, dat gem: haar meester haar Christijn
Vervolgens agter inde stal gebragt heeft;
en aldaar in presentie van sijne huijs
vrouw met een nijxtangetje aen haar
hadde gekneepen, dat zij beginnende te
schreuwen, haar meester tegens haar gesegt
hadde weest stil; en dat sij voorts door
swaare pijn en smerte bekend hadden
die brandstigtinge veroorsaakt te hebben
dat haar meesters haar vervolgens afgevraagt
hadde, wat sij soude seggen wanneer bij de
Land„drost quam, en dat sij antwoordende
gesegt hadden, van sulx niet gedaan te hebben,
als wanneer haar meesters, haar voor de
tweede maal met dat neijptangetje geneepen
hadde, en gesegt gij moet maar seggen
dat gij het gedaan hebt, als gij bij den Land„
drost komt, het welk zig door swaare
pijn en s merte gedwongen was geweest te
belooven en inden beginne ook naar
gekoomen hadde; —
En dewijl genoemden Ian Villiers de Jonge
in't recollement van sijn relaas L„a A
volkomen bekend dat meijsje Christin
duijm
van de Caap