Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 1832, pagina 113

Schip de sruen Wilhelm, dat het voors:
schip inden voorleden jare sijnde aenge„
haelt en opgebragt geweest, maer weder„
om ontslagen van middelburgh naer Nan„
tes direct is gevaeren niet sonder cragh„
tige suspicie van waeren van Contrabande
derwaerts te hebben gebragt, hoewelden
schipper het volck heeft gehuurt op
Bilboa dat het selve heeft gehadt dubbelde
passen ofte Zeebrieven, d‛eene van Dene„
maecken, en d'andere van vranckk: dat
van Nantes varen sijne cognoscementen
heeft genomen op Geluckstadt en Alte„
na, en nogh andere cognoscementen,
waer bij bekent de reqte plaets van
sijn ontladingh tot Hamburgh te sijn,
en alsoo dubbelde cognoscemen heeft
gehadt, dat daer dn boven het schip dn
het grootste gedeelte van ladinge
geseijt wert toe te comen aen Idan
Mathieu Laers voornaem Coopman
tot Nantes woonen, dat vervolgenen
seerveel reden sijn die de gedane aenha„
linge justificeren; zaeken het schip de
Coningh David schipper Paul Claes,
sen, dat het voors: schip aengehaelt
sijnde soo als het selve is comen zeij„
ten van Nantes naer de riviere
van Hamburgh, en daer in niet
sijnde gevonden de behoorlijcke ac„
quiten daer uijt gepraesumeert moet
werden, dat de papieren heeft ver„
duijstert, en dat naer reghten en
practijcq niet alleen wel aengehaelt
werden en van goeden prinse sijn
de schepen die met dubbelde en
quade bescheijden waeren, maer ook
die dewelcke sonder bescheijden vaorn,
derhalven het voors: schip sonder
behoorlijcke bescheijden gevonden
daer over met goet fonda„
ment te reght gestelt magh werden;
Raeckende de schepen de St. Michiel den
Coningh David Schipper Maerten Muller
ende den Engel Gabriel, dat de saken
vande voors: drij schepen sijn ontrent
van een ende deselve natuur,
hebbende alle hare ladinge bestaende
in waren van Centrabande, ingenomen
tot Hamburgh sijnde aen een en
deselve persoon geaddresseert geweest
ende in eene Compe. verseijlt de
wil hebbende nae Duijnckercken
dat den Schipper van het eerste
schip sijnde een fluijt op het selve
is gestelt van een Vlaemschen
Schipper Busterhout genaemt, die
heer is berucht van veele saeken
voor Fransche Coopluijden te
doen, dat heer stercke presumtien
sijn, dat hetselve aen eenen Jaques
plets onderdaen van Vranckrijck
ende Coopman tot Duijnckercken
toebehoort, dat den Schipper sijn
volck heeft gesuert op pleijmuijden
ende Lissabon, maer volgens eijge
verclaringh intentie heeft gehadt
om na Duijnkerken te varen, dat
oock sijn Cognoscement op Duijnkercken en
geteijckent in een balck waerop een
bout was geslagen is gevonden,
dat ook een vande matroosen sijn
maentgelt vande voornde. plets
heeft ontfangen, dat volgens
verclaringe vanden Schipper van
het tweedeschip consteert, dat het
selve tot Duijnkercken is uijtgerust
door de voorn plets, dat den
Schipper daermede a droiture is
geseijlt nae Hamburgh alwaer
sijne ladinge heeft genomen ende
cognoscement heeft geteeckent het
welcke onder sijn papieren gevonden
is, waerbij hij beloofde dese sijne
ladinge tot Duijnkerken te leveren
gelijk ook den Schipper van het