Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 11318, pagina 16

wil probeeren, hoe nabuurlijk hij sigh aenstelt
dewijl hij niet alleen eenige bij mijne Compagnie
enrolleerde en sigh in Sijne Limiten Gevlugte
jonge borften jae ook deselve Ouders, Welcke
dogh voor haere soons gecaveerd hebben, en sigh
daer na uijt Vreese weghgemaekt, niet alleen
heeft opgenomen, maer werckelijk inden Oort
Millingen beschud,
als te weeten, eerstelijk Willem Mijntges
eenen in Martio 1730 van mijne Compagnie
werklijcken deserteur en sijn ouders.
Ten dweeden, Walraven van Benden, Rulof
Vos, en Henrik Kolckes, welcke alle drie
uijd Kekvem en werckelijk daerhin sijn
geretireerd. Alsoo ook Jan Hendriks uijd Loeth,
alle van sijn Majesteijt in Pruissen bequame
ondersaten, welcke werklijk passenhebben
en van mij gedeserteerd sijn.
Op dit Kansijn Hoogwelged: de soo hooggeroemde
nabuerschap genoegsaem sien, het blijkt ook
deselvige lieruijt dat werklijk een Aomesticque
welcke mij bestelen heeft na Hollandt is nage„
„stuerd ook aldaer gevonden en dieshalven niet
de Minste satisfactie geschiet, ja besonders de
de overleveringe vande gestolen saecken tegen
alle rechten der Volckeren verweijgerd is, uijt
alle welcke die soo schoone en hooghgeroemde
brijgke
Nabuurschap vriendschap en harmonie genoeg„
„saemblijkt; Ik overlate daerom aenU Ehoogwolg:
deselve hooggeneigde overlegginge vande voorge„
„melde saecke, en soude konnen nog dergelijke
wel vijftigh en meer exempelen van ophou„
,dinge alsulcker deserteuren bij brengen en
bewijsen; Die ik met alle bedenckelijk respecd
verblijve
N. 4.
Gelderlandt
11
Verblijve
Ue Hooggeboorne edc. Wezel den 12 April 1730
(: was geteeckent) J. W. V. Grevenits
U Hoogwelgebore Gestrenge seer minsame en
Obligeante Missive van den 12e deses is mijs mob„
,gens den 11e der hand gestelt, waer uijt mij seer
loffelijk en roemrughtig gebleecken is U Hoogh
Welgebore Gestrenge in't minste geen plaifier
geschept heeft aen die infractie door ordre vanden
Heer Major Grevenitzen geschiedt en 't factum
van de Soldaten deswegen gepleegd, U Hoog welged:
gestrenge mitsdesen mede hartgrondig bedankende
voor de communicatie van de Missive van den
Major van Grevenitze op welcke ik didvolgende
U Hoogwelged: Kort, dogh met suffisande Ken„
,deeckenen middagh sonneklaer sal moeden berig„
,den, de Major schrijft dat Joseph Eckers een
Brandenburgs Kind is, uijt de conclusie dat
sijn Vaderen soldaet en ondersaet des Konings
soude sijn geweest, twelcke U Hoogwel ged: Gest:
ncontrarij
Klaer, suld kunnen sien dat hij in den dienst
van den Staet onder 't Regiment van de Heer
Generael Lijndenboom is geweest, mede blieft
Uwelged: Gest: reflexie de nemen dat sijn Vader
did afscheid bekomen heeft den 5 Augusti 1713.
en dat wanneer hij ses jaeren en ses maenden
gedient hadt en dien tijdt vanden diensten=
de tijdt van't afscheid bij een gereeckent sijnde
sal blijcken, dat 't aende kant van vierentwindigh
jaren is, nu blijft Uwel ged: gest: die Jongelingh
selfs eens de beschouwen, soo sal bevonden
worden gelijk 't is dat hij in sijn dwintigste
jaer oud is, dat hij consequentelijk geboren is