Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 11318, pagina 15

den 25een 26e Maert 's nagts ontrent 2uuren
in de vallen en uijt te ligten seecker jonkman
Joseph Eckers en dat onder pretead dat denselven
tot Emmerik sou geboren sijn, soo diend desen
om U Hoogwelgebore vande suivere waerheadt
te verwittigen dat die persoon niet dot Em„
„merik maer onder haer Hoog Mogende derri„
,doir dot Meenen geboren is, sijnde van een
kind van drie en eenhalf jaer dot dato deses
hier opgevoedt, klaerschijn en blijckelijk dat
U hoogwelgebore qualijk geinformeert sijt
geweest; derhalven niet dwijffelende of U
hoogwelgebore sal wegens de vooraengedogene
Garmonie en nabuurlijcke vriendschap desen
mijnen onderdaen naer believen weerhier
doensenden, ende Valsche aenbrengers naer
behioren straffen en mij deswegen Klagteloos
stellen, blijvende in verwagting van Andwoord
die met een hoge agting ben
Hoog Edel
Bijsonder hooghgeeerden Heer Amptman.
Op U Ehooghigeeerde missive oversende ik het
andwoord van den Major van Grevenitten,
Enstelle het aen U16 Kennis off oordeel, inhoe
ver deselve gegrond is of niet, Iheb den Major
sijn andwoord niet konnen afslaen, Maer
bij aldien de omstandigheden sigh soo niet
en bevinden, gelijk den Major heeft aengegeven,
soo bidde ik U Hoogldt deswegen bijsonderlijk,
dat deselve in Hollandse plaetse de Meenen
gebooren is Klaer bewijs mij gelieve over te
senden;
Ik approbeere verder niet het factum des
Majors
N: L.
Copia
N: 3
Copia
Majors van Grevenidhen, in soo ver als hij onreght
heeft, en ik sal in hed toekomende dienvolgens
als hij een Hollands Landskindt is andere ordre
stellen, die ik altijds verblijve U1E.
Hoog Edele etc. Wezel den 12e. April 1730
(: was geteeckent) H. Van Bardenleben
Hoogwelgeboren Heer.
Hooggebieden Heer Generael Major.
UE Hoog Welgebove segge ik de vorendank voor
die gecommuniceerde Klaghte des Ampdmans
Brienen van Millingen, en diene U EHoogwelgb:
met dienstelijk andwoord, hoe ik mij alvorens
den hoogsten verwondere dat geseide heer Ampt„
,mansigh onderstaet te beweeren, dat die bij
mijne Compagnie enrolleerende Joseph Eckers
geen Brandenburgs Kind, maer een Hollands
onderdaen is; Om dit nu breder de bewijsen,
Versoecke ik Ul Hoogwelgeb: gemelden Coers
over dit poind te verlioren te laten, daerhet
slaerlijk sal blijcken hoe sijn vader een soldaed
en Ondersaet hier van is geweest, Wiens Moeder
een geboven Brandenburgs Kind van Casdrop
in Merksland geboordigh, ook dese Joseph
Eckers na sijn eijge bekentenis een Branden„
„burghs kind, daer bij ondrend voor 2jaeren
een van Mijne Onder Officiers ontsprongen is,
en ik alsoo een regtmatige pretensie op dese
persoon hebbe.
Ten tweeden soo verwondere ik mij niet onbillijk
dat sigh desen Ampdman nied geschouwt heeft
over sijn gehoude goede nabuurschap en gepleegde
vrindschap de roemen en soo grood pralens
daer van mackt, daer ik UE hoogwelged: kortlijk