Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 11180, pagina 7

dat alreets eenige Couriers over het los laten vanden
selve van seecker Hoff aende Ottomannische Poort
geexpedieert soude sijn geworden.
Desen brieff is mij van drigh eerst ter handt gecomen,
niet wetende waer die soo langh gesteken mach
hebben.
Translaat.
Weenen den 23e December
1685
Gisteren heeftmen aen dit hoff over den geboortendagh
vande Coninginne Douariere in Spaignen schoone
Gala gehouden, daerop wierden lange confirentien aenge„
stelt over het keijserlijcke inkomen, en het uijtvinden
vande nodige geltmiddelen, die tot de aenstaende
Campagne worden vereijscht: ondertusschen brengende
Geestelijcke dagelijcx haer contingent tot den Turcken
stair te berde, ende sechtmen dat den Paus behalven
soodanige gelden noch vijffhondert duijsent guldens
uijt sijn eijge middelen overmaken wil.
Nademael den Chur Ceulschen oversten den Graeff
van Furstenbergh suc beklaecht, dat veele soldaten van
sijn Regiment (dat in Bohemen, om aldaer te overwinteren,
ingequartiert is geworden) verlopen, soo is het, om die
occasie aff te snijden ordre toegesonden, dat het selve
te rugh in Ungaren, ende daerentegen het regiment
van Dieppendael in Bohemen in sijn plaets marcheren
soude.
De Sivenberghsche affgesante worden alle stonden, dwacht
ende meijntmen, dat alleen komen, om over de Winter=
quartieren te tracteren.
Daer sijn nader brieven vanden Generael Caprara
aengecomen, die niet bijsonders mede brengen, oock wegen
het plonderen van Guila geengewachmaken; sulcx
dat aen het overschrijven voor dato geen gelooff wort
gegeven.
uijt Nederungaren kant bericht, dat de Tuicken te
effen, Stoelweijenburgh, Sanischa ende Zigel, desseije
Amanuensis vanden heere Hamel
Bruijnincx, Exhibitum den 8en. Januarij
1686
souden hebben, sich te versamelen, ende de keijsersche
die om Colnock ende Larvar ingequartiert
2
leggen, aen te tasten, doch het tegenwoordigh lelijck
weer mocht haer dessein weldan verdwijnen.
hierneffens gaet een brieff vanden Gravin Tekelij
aenden Generael Caprara gesro:
Geexhibeert ter Vergaderinge van haar Ho:Mo:
den 4en. Januarij 1685 get, G. Hamel
Bruijnincxe,
Translaat uijt het hoochduijts
Weenen den 20en. Decembris
ao. 1685
Hoogh Mogende Heeren
Wijnheeren. Eergisteren heeft men in presentie
van sijnne keijserlijcke Majt. ende andere hooffden veele
uijren Clijschraadt gehouden, waerbij albereijts eenige
propositien, diemen inde toecomende Campagne soude
werckstelligh maken, gesloten sijn geworden.
Tot Comorra is wederom een Turckschetga met brieven
aenden gemelten Caijschraad gearriveert, dewelcke repli=
cando de vreede instantelijck urgeert.
Eenige brieven melden dat de gehuldichde boeren ontrent
Zolnock en Savarath, onder een sterck Convoij veel
victualie ende voeragie naer de gemelte plaetsen, souden
toevoeren, dewelcke de Turcken, in Guijla verwitticht,
de onsen hebben geattacqueert, doch van deselve volcoment=
lijck geslagen sijn geworden, waerop men den vijandt
heeft naegeseth, ende deselve gesamentlijck, vermits
eenen stercken mist, naer gemelten Guijla ingedrongen,
de stadt uijtgeplondert, inbrandt gesteken, ende met
grooten buijt, nademael met het sloth niet konde
veroveren, te rugge gekeert, waervan doch meerder
versekertheijt te verwachten is, onderentusschen laet
de Teckelinne, om hare obstinaatheijt te betuijgen