Transcripties » Recent gemaakte samenvattingen van historische documenten

Gebruikers van Open Archieven kunnen van de via handschriftherkenning tot stand gekomen transcripties een samenvatting laten maken.
Beide kunstmatige intelligentie taken zijn niet perfect, maar vaak ruim voldoende zodat het historische document begrijpelijk wordt. In de transcripties zijn namen groen onderstreept en klikbaar (om de persoonsvermeldingen op Open Archieven op de betreffende naam te doorzoeken), de herkende datums hebben een licht grijze achtergrond en herkende plaatsnamen hebben een licht paarse achtergrond.


Op 26 februari 1703 werd in Amsterdam een kopie gemaakt van een instructie uit 14 mei 1693. Die instructie was voor schipper Claas Wendt en ging over zijn reis met het schip Carlos Seconde. Als vervanger werden aangewezen Pieter Nieft als handelaar en Jan Jorisz Strijt als opperstuurman.

Ze moesten vanuit Amsterdam naar de rivier bij Lissabon, voor Cascais varen. Daar moesten ze:

Bekijk transcriptie 


Anthonij van Galen, notaris van de Raad van Brabant, bevestigt dat Anthoni Rijmers (smid in Wagenbergh) en Adriaena Jansse Hessels schuldig zijn aan Johanna Hessels uit Breda een bedrag van 300 Caroli guldens. Dit bedrag moet terugbetaald worden op 29 juni 1752 met rente van 10 stuivers.

Op 22 maart 1769 verscheen Francis van den Sacker, chirurg uit Breda, als uitvoerder van het testament van Johanna Nijer. Dit testament was opgesteld op 29 juli 1764 voor notaris Johannes Hennus Roelant. Van den Sacker verklaarde dat de schuldenaren het bedrag van 300 guldens plus rente hebben terugbetaald. Hierbij waren aanwezig:

Bekijk transcriptie 


Op 12 juli 1867 kwamen voor notaris Henricus Adrijanus Franciscus Daniel van Meeuwen in Haarlem de volgende personen:

Ze verklaarden dat Sara Stuurman, weduwe van Hermanus Hessels, op 17 april 1866 in Haarlem was overleden. In haar testament van 6 februari 1866 had zij haar erfenis als volgt verdeeld:

Het wettelijk verplichte deel van de erfenis ging naar haar zes kinderen, die ze had met haar overleden man Hermanus Hessels. Fredrik Woutman Junior, kantoorbediende uit Haarlem, werd aangesteld als uitvoerder van het testament en beheerder van de nalatenschap.

Bekijk transcriptie 


Op 6 augustus 1663 ontvingen de Staten-Generaal een brief van 31 juli waarin de Spaanse ambassadeur verklaarde dat er vrije doorgang moest komen door de heerlijkheid Schaesberg tot aan Duits grondgebied. De Spaanse afgevaardigden hadden dit in verschillende vergaderingen niet meer ter sprake gebracht.

Huijgens en Van der Hooge hebben met de Spaanse ambassadeur gesproken over de weg door Schaesberg naar Duits gebied. De ambassadeur bevestigde dat deze doorgang was afgesproken bij het oplossen van geschillen over de drie Landen van Overmaze. Hij had dit ook laten weten aan de Spaanse commissarissen in Aken.

Op 31 augustus 1663 schreef R. Groenendijck vanuit Den Haag hierover een brief, mede ondertekend door J. Spronssent. De grondeigenaren in Gulpen vroegen daarnaast om verlichting van belastingen en een eerlijkere verdeling van lasten. Ze wilden ook dat er een opmeting zou komen van alle gronden in de heerlijkheid. Hiervoor werd Francoijs ingeschakeld.

Bekijk transcriptie 


Een rechtszaak over erfopvolging na het overlijden van Frederik Theodoor Sigismond van Schaesberg op zijn kasteel in het land van Valkenburg. Hij stierf zonder wettige nakomelingen. De zaak draaide om een algemene erfopvolging waarbij alle bezittingen, ongeacht hun aard of locatie, verdeeld moesten worden volgens de geldende wetten.

In 1736 werd een proces gestart voor het leenhof van Brabant. Later, volgens een besluit van 28 november 1746, werd de zaak doorverwezen naar het hooggerechtshof van Limburg. Op 13 januari 1749 werd een uitspraak gedaan over de leengoederen van Schaesberg, een leen van het land van Gulik.

Bekijk transcriptie 


Tijdens een gesprek aan het hof met Graeff van Harach werd besproken dat markies de Trichateau namens de hertog van Lotharingen was gekomen om de mening van de keizer te horen over een belangrijk verdrag. Graeff van Harach antwoordde dat de hertog hier niets over te zeggen zou hebben - als de keizer het verdrag accepteerde, moest de hertog volgen. Als de keizer zou weigeren, zou men de hertog verhinderen bezit te nemen van het land. De Vilars meldt dat de paus en de republiek Venetië het verdrag wel zien zitten. De ambassadeur van Savoye reageerde eerst sterk op het verdrag maar blijft nu rustig, waarschijnlijk vanwege de nabijheid van Frankrijk. Graeff van Aversberg wordt uit Engeland verwacht. Hoffman, de keizerlijke gezant, zal daar de zaken waarnemen. Graeff Goes mag terugkomen, maar het is onzeker of hij zal terugkeren naar Den Haag. Er wordt gesproken over het aanstellen van een secretaris voor de keizerlijke belangen in de Republiek. Een incident wordt beschreven waarbij soldaten van de keizer geweld hebben gebruikt tegen een Nederlandse gezant. Kardinaal Collonitz, die zich sterk maakt voor het katholicisme en tegen het protestantisme in Hongarije, zou de soldaten hebben beloond met 12 dukaten en hun gedrag hebben goedgekeurd. De briefschrijver vindt dit zeer ernstig omdat:

Bekijk transcriptie 


Op vrijdag is er een bezoek gebracht aan Mechelen om de soldaten daar in het garnizoen te inspecteren.

Tijdens een inspectie bleek dat er ongeveer 3000 goed uitgeruste ruiters en dragonders waren. Er waren nog ongeveer 1000 ruiters en dragonders zonder uitrusting, waarvoor steeds paarden werden aangeleverd uit het Spaanse Gelderland.

Er zou nog meer militaire versterking komen:

De Fransen waren bezig met militaire bewegingen in de veroverde Nederlandse gebieden. Ze stuurden schepen met geschut en munitie naar Duinkerken, samen met 30 lege zakken die waarschijnlijk met aarde gevuld zouden worden. Dit werd begeleid door soldaten te paard en te voet.

Prins Van Parma gaf orders aan de ruiterij om terug te keren naar hun garnizoenen. Er waren zorgen over Franse invallen, vooral omdat er bij Maubeuge een klein leger werd gevormd en er veel militair materieel naar Duinkerken werd gebracht. Sommigen vreesden dat Frankrijk het op Nieuwpoort en Oostende had gemunt.

De Franse koning had in de provincie Luxemburg bevolen dat inwoners die in dienst waren van andere landen moesten terugkeren, op straffe van inbeslagname van hun bezittingen. Ook moesten kastelen in die provincie soldaten werven voor Franse dienst.

Brief ondertekend door C. van Sasburgh te Brussel, 9 november 1681.

Bekijk transcriptie 


Op 23 mei 1681 meldt E. Verhagen dat er een regiment van kolonel Wangelen is aangekomen met goed uitgeruste soldaten. Het regiment van kolonel Truhateau wordt nog verwacht.

Er zijn besprekingen geweest tussen het Hof en de Raad van Brabant over klachten over nieuwe regels. De Fransen versterken hun bezette gebieden. De Prins van Parma werkt hard om de overgebleven gebieden te behouden. Het regiment van Trichateau (1300 man) is verdeeld over Mechelen en Leuven. Het regiment van kolonel Wangelin verblijft in de stad (Brussel).

Op 26 november 1681 schrijft resident E. van Sasburgh dat hij weinig vooruitgang boekt omdat de Prins van Parma ziek is. Graaf d'Arihinto, die de leiding heeft over staatszaken, en andere bestuurders zijn het niet eens over:

De stad Antwerpen staat geen veranderingen toe in de belastingregels van 21 december 1680 zonder hun toestemming. De situatie in Luxemburg verslechtert en de Fransen verbieden koeriers om brieven te bezorgen.

Bekijk transcriptie 


De tekst gaat over een onderzoek naar het gedrag van Malan. Hij zou een buitenechtelijke relatie hebben gehad met een slavin genaamd Sara, die eigendom was van burger Jurgen Radyn. Sara zou tegen de vrouw van Malan hebben gezegd dat ze een kind van hem had.

Dit leidde tot:

De vrouw van Malan ging naar Stellenbosch om te overwegen van hem te scheiden. Op advies van familie en vrienden zag ze hier echter vanaf. De onderzoeker kon geen actie ondernemen omdat:

Bekijk transcriptie 


De vertegenwoordiger sprak met mevrouw Malan die vertelde dat ze niet meer bij haar man sliep sinds hij werd betrapt met de dienstmeid. Ze hadden sindsdien geen lichamelijk contact meer. Ze dacht dat haar man niet meer terug zou komen omdat hij naar Carel Kruger zou zijn gegaan.

De vertegenwoordiger adviseerde haar om bij haar aankomst in Kaap naar de gouverneur en de president van de vergadering te gaan. Daar moest ze hetzelfde verhaal vertellen en toestemming vragen voor een verkoping. Als ze terug zou zijn op haar woonplaats, moest ze het antwoord van de gouverneur en president mondeling of per brief doorgeven aan de vertegenwoordiger.

Als ze toestemming zou krijgen, mocht ze na de verkoping naar de Kaap gaan om een officiële verklaring af te leggen over alles wat ze aan de vertegenwoordiger had verteld. Ze stemde hier meerdere keren mee in en zei dat dit ook haar bedoeling was geweest om naar de vertegenwoordiger te komen.

De vertegenwoordiger heeft op 14 december dit verhaal van mevrouw Malan gedeeld met de president van de vergadering. Hij zou zo snel mogelijk onderzoeken of de beschuldigingen tegen haar man waar waren.

Bekijk transcriptie 


Op 19 augustus 1734 legden verdachten een bekentenis af aan Kaap de Goede Hoop. Lijs van de Caal bekende dat zij en andere betrokkenen, waaronder de slaaf Cupido, diefstallen en dodingen hadden gepleegd. Na het doden van een slavenkind zijn ze teruggekeerd van het Rode Zand naar de Bartholomeus Klip. Cupido wist te ontsnappen. Een slaaf van de weduwe van Pieter Joubert heeft hen later gevonden. De verdachten erkenden dat deze misdaden zeer strafbaar waren. Het document werd ondertekend door verschillende functionarissen, waaronder Jan de With en C. Brand. De secretaris P. de Grandpreez authentiseerde het document.

Bekijk transcriptie 


Deze tekst is te beschadigd of onvolledig om een betekenisvolle samenvatting te maken.

Bekijk transcriptie 


De heemraden verklaren dat zij samen met de landrechter Pieter Lourensz en de gerechtsbode naar de boerderij van landbouwer Francois du Toit in de Winterhoek zijn gegaan. Die boerderij lag voorbij het rode zand. Ze gingen daar kijken waar een slavenkind was, dat bij du Toit hoorde. Dit kind was eerder door een slaaf genaamd Cupido (van landbouwer Jan Hendrik Debes) en een slavin genaamd Lijs van de Kaap (van landbouwer Gideon Joubert) uit het woonhuis van du Toit meegenomen. Ze hadden het kind doodgeslagen en in een stekelvarkensgat gestopt.

Op 16 september vroeg de landrechter in het woonhuis van du Toit aan slavin Lijs van de Kaap of zij het stekelvarkensgat kon aanwijzen waarin ze het vermoorde jongetje had gestopt. Lijs zei ja. Ze gingen naar de bergen bij du Toit's boerderij. Na enig zoeken verklaarde Lijs dat het kind niet daar lag, maar achter het huis van landbouwer Jan Cornelisz Olivier tegen de bergen aan.

Bekijk transcriptie 


Daniel van den Henghel, een officier van justitie in Kaap de Goede Hoop, diende een aanklacht in bij Ian de La Fontaine, een bestuurder van de VOC en gouverneur van Kaap de Goede Hoop, en de rechtbank. De aanklacht was tegen soldaat Jan van RosCun uit Woerden, die in hechtenis zat in het kasteel. De aanklacht betrof het verwonden van een ander persoon.

Om de aanklacht te bewijzen, leverde de officier van justitie de volgende documenten:

Bekijk transcriptie 


Een meisje genaamd Lijs heeft bekend dat zij samen met een jongen genaamd Cupido een weggenomen kind heeft gedood. Ze hadden eerst verschillende plekken aangewezen waar het kind zich zou bevinden, maar dit bleek onwaar. Na dreigementen van de landdrost gaf Lijs toe dat ze alleen uit angst deze valse plekken had aangewezen. Het incident vond plaats bij het gebergte achter de handelspost bij het rode zand. Terwijl Lijs vooruit liep met de kleren en bagage, heeft Cupido het kind gedood omdat het steeds naar huis wilde. Cupido vertelde dit aan Lijs toen hij boven op het gebergte kwam. Ze waren onderweg naar hun schuilplaats bij de Bartholomeus Klip.

Bekijk transcriptie 


Eerst kwam Cupido bij het gebergte bij de zogenaamde Bartholomeus Klip. Cupido stal toen 3 schapen van zijn eigenaar uit de kraal. Later gaf de schaapherder van boer Jan Celliers hem 2 schapen, en kort daarna gaf de koeienherder van dezelfde Celliers hem een os.

Daarna gingen ze samen naar Rode Kant. Daar haalde de jonge Cupido een slavenjongetje uit het huis van boer Francois du Foit. Dit was zijn eigen kind dat hij had verwekt bij een slavin van du Foit. Hij bracht het jongetje naar haar in het veld. De volgende dag moest zij van Cupido het slavenjongetje doodslaan met een stok die hij haar gaf, terwijl hij zelf het bos in ging.

Toen Cupido terugkwam, vroeg hij waarom ze zijn kind had gedood en joeg haar weg. Later kwam hij weer bij haar terug. Na enige tijd rondzwerven kwamen ze weer bij de plaats van Debes, waar zij gevangen werd genomen en Cupido wist te ontsnappen.

Bekijk transcriptie 


Volgens de getuigenis van Arij Lecker was een persoon 4 of 5 stappen naast het pad gekropen en daar overleden. Arij Lecker verklaarde dit de zuivere waarheid te zijn en was bereid dit onder ede te bevestigen. Deze verklaring werd afgelegd op het gerechtssecretariaat van Kaap de Goede Hoop op 30 juni 1734. Als getuigen waren aanwezig Nicolaas van der Clercq, Joachim Nicolaas van Dessen en Huijge Iserman. Het document werd ondertekend door secretaris P. de Grandpreez.

Bekijk transcriptie 


Ongeveer 3 weken geleden wilde de verteller zijn weggelopen slaaf Marcus naar Stellenbosch brengen. Marcus was eerder ontsnapt uit Coebergen waar hij gevangen zat. Bij de fazantenkreek, toen ze het huis niet meer konden zien, greep Marcus, die losjes geboeid was, het rechterbeen van zijn meester die te paard zat. Toen zijn meester vroeg wat hij wilde doen, maakte Marcus alleen maar een hard geluid. De meester sloeg hem met een zweep, maar Marcus liet niet los en greep ook het geweer van zijn meester. De meester trok het geweer met kracht terug en sloeg Marcus in het gezicht.

Dit verslag werd opgesteld op verzoek van landdrost Pieter Lourensz door de boer Arij Leckerwijn.

Bekijk transcriptie 


De soldaat Samuel Craúse uit Otrum in de Palts, 28 jaar oud, heeft tegenover de onafhankelijke officier van justitie Daniel van den Henghel het volgende bekend:

Op donderdag 24 juni zag hij in het ziekenhuis waar hij gestationeerd was dat de matrozen Willem Risoij en Jan Hendrik Ames uit Campen bij een open kist stonden en daar spullen uit pakten. Hij vroeg of er ook iets voor hem bij zat en kreeg een boek van hen. Daarna ging hij direct weg. Hij wist niet wat ze verder nog uit de kist haalden, maar zag wel dat Willem na het sluiten van de kist de sleutels hield.

Bekijk transcriptie 


De soldaat Willem Risoij uit Enkhuijsen, 29 jaar oud, heeft een verklaring afgelegd voor de Raad van Justitie. Dit deed hij op verzoek van de onafhankelijke officier van justitie Daniel van den Henghel. Hij verklaarde het volgende: Op donderdag 24 juni had hij samen met zijn collega Jan (achternaam onbekend) de wacht in het hospitaal bij de zieke soldaat Philip Cras. Cras is die nacht overleden. Vlak voor zijn dood heeft Cras aan Risoij verteld waar zijn kistsleutel lag. Risoij heeft deze sleutel later gebruikt in aanwezigheid van:

Bekijk transcriptie 


De gevangene vroeg toestemming om het ziekenhuis te verlaten. Hij vroeg eerst aan Combaars of die hem wilde helpen. Combaars deed dit en droeg hem naar buiten in een zak met vuile was. Vervolgens gingen ze naar de kroeg van de burger-vaandrig Abraham. Daar gaven ze 2 hemden aan Barent Harmense om te verkopen. Dit deed hij bij de bakker A. Let voor 16 stuivers. Barent Harmense kwam daarna terug naar de kroeg met het geld, waar ze het gelijk verdeelden en de rest opdronken. De derde verdachte hield het boek voor zichzelf, wat hij de volgende dag aan de tweede verdachte gaf. De bewaker heeft dit later ontdekt.

Bekijk transcriptie 


Op 19 juni 1734 werd er bij Kaap de Goede Hoop een verklaring afgelegd door Lijs van de Kaap. De documenten werden ondertekend door de secretaris P. de Grandpreez en de commissieleden C. Brand en J. de Wit. In de verklaring staat dat Cupido iemand had doodgeslagen. Toen Cupido terugkwam, werd hij door de koopvrouw geslagen en weggejaagd. Later kwamen ze weer bij elkaar en gingen ze naar de plaats van Debes. Lijs werd gevangen genomen, maar Cupido wist te ontsnappen.

Bekijk transcriptie 


Op 18 augustus 1734 werd op het gerechtelijk secretariaat in Kaap de Goede Hoop een verklaring afgelegd. Dit gebeurde in aanwezigheid van:

De verklaring werd ondertekend door Frans Dutoij. Vanwege afwezigheid van de gerechtssecretaris werd het document bevestigd door klerk Van Dessin, die hiervoor toestemming had van de gouverneur. Het document werd voor echt verklaard door secretaris De Grandpreez.

Bekijk transcriptie 


De weggelopen slaaf van François du Poit kwam in het veld bij de andere slaaf. Ze hielden zich schuil bij de Bartholomeus Klip, waar de jonge Cupido meermaals 4 schapen van zijn meester stal. Die hebben ze samen opgegeten. De veehoeder van Jan Cellier gaf hen 2 schapen. Ook gaf de veehoeder hen een os, die hij zelf met een scherp wapen doodde. Ze kregen ook 3 schapen van Jan Hendrik Debes. Cupido ging daarna naar de plaats van de boer François du Poit, en kwam in gezelschap van de slaaf Cupido, die eigendom was van boer Jan Hendrik Debes.

Bekijk transcriptie 


Dit is een lijst van personen die in 1777 aankwamen of vertrokken, vermoedelijk in een Nederlandse haven. De lijst bevat de volgende personen met hun registratienummers:

De lijst bevat ongeveer 50 namen, voornamelijk van Duitse oorsprong. Bij elke persoon staat een nummer en een bedrag genoteerd, meestal 7 of 15 gulden. Het totaalbedrag komt uit op 1298 gulden en 2 stuivers.

Bekijk transcriptie 



Vorige paginaVolgende pagina

Zoek uw voorouders en publiceer uw stamboom op Genealogie Online via https://www.genealogieonline.nl/