Transcripties » Recent gemaakte samenvattingen van historische documenten

Gebruikers van Open Archieven kunnen van de via handschriftherkenning tot stand gekomen transcripties een samenvatting laten maken.
Beide kunstmatige intelligentie taken zijn niet perfect, maar vaak ruim voldoende zodat het historische document begrijpelijk wordt. In de transcripties zijn namen groen onderstreept en klikbaar (om de persoonsvermeldingen op Open Archieven op de betreffende naam te doorzoeken), de herkende datums hebben een licht grijze achtergrond en herkende plaatsnamen hebben een licht paarse achtergrond.


De kwartiermeester Janvicke kwam naar boven waar de bootmansmaat hem vroeg of hij opdracht had gegeven om buiten te spoelen. Janvicke bevestigde dit en zei dat ze daar mee bezig waren. De bootmansmaat wilde dat Janvicke erbij zou zijn. Toen Janvicke tussen twee kruishouten op de rand zat, zei hij tegen de bootmansmaat dat die zijn eigen taken moest doen.

Hierop pakte de bootmansmaat een stok en sloeg Janvicke 3 à 4 keer. Janvicke pakte een handstaaf om zich te verdedigen maar sloeg niet. De bootmansmaat gooide zijn stok weg, greep Janvicke bij zijn haar en trok hem van de rand. Janvicke viel met zijn oog op een ringbout waardoor het bloedde.

Stuurman Popta zag dit gebeuren, kwam met een stok het dek op en sloeg de bootmansmaat ongeveer 4 keer. De bootmansmaat pakte Popta vast en gooide hem aan de bakboordzijde tegen het dek.

Bekijk transcriptie 


De kwartiermeester Canfikke ging naar boven waar hij een gesprek had met de bootmansmaat. Ze hadden een meningsverschil over het schoonmaken van het schip. De bootmansmaat eiste dat de kwartiermeester bij het schoonmaken zou blijven. Canfikke antwoordde dat hij klaar was met zijn deel van het werk.

Hierop pakte de bootmansmaat een touw en sloeg Canfikke er 3 of 4 keer mee. Canfikke probeerde zich te verdedigen met een stuk hout. De bootmansmaat trok de kwartiermeester aan zijn haar of schouders van de rand van het schip. Ze vielen samen naar beneden in het ruim waar Canfikke zo ongelukkig op een metalen ring viel dat zijn oog begon te bloeden.

Bekijk transcriptie 


De matroos Jacob Caspersz uit Nassau verklaarde op 14 maart 1727 voor de rechtbank over een voorval op zijn schip de Haarlem. Hij deed dit op verzoek van rechter Adriaan van Kervel.

Op 12 maart had de bootsmansmaat Jacob:

De kwartiermeester stuurde andere bemanningsleden omdat hij bezig was zijn been te verbinden. De bootsmansmaat zei dat hij geen volk nodig had maar dat de kwartiermeester zelf moest komen om te helpen met spoelen. Toen de kwartiermeester antwoordde dat hij al mensen had gestuurd die bezig waren, schold de bootsmansmaat hem uit en dreigde hem aan zijn haar naar boven te slepen.

Bekijk transcriptie 


De bootsmansmaat gaat naar de opslagplaats om met de opslagbeheerder Pieter van Solingen ruzie te maken over woorden die de avond ervoor waren gezegd. De opslagbeheerder dreigt hem met een stuk hout te slaan als hij niet weggaat.

Op woensdag 12 laat de bootsmansmaat de klok luiden voor het controleren van de arak (alcoholische drank). Hij draagt kwartiermeester Jan Vicke op om buiten te laten schoonmaken. Terwijl het volk nog bezig is met schoonmaken, roept de bootsmansmaat Jan Vicke naar boven. Die stuurt wat mensen naar boven, denkend dat er werk te doen is. De bootsmansmaat scheldt de kwartiermeester uit en dreigt hem met straf als hij niet komt. Hij beveelt ook iemand om een stuk touw uit het voorraadvak te halen.

Bekijk transcriptie 


Bij een ruzie op een schip probeerde de bootsmansmaat een stuk touw te pakken onder het dek. Bij terugkomst sloeg hij de betrokkene 3 keer op zijn rug terwijl deze naar het halfdek vluchtte. De onderstuurman Popta gaf de betrokkene opdracht naar de bottelarij (voorraadruimte) te gaan. De volgende dag, op de tiende rond 15:00 uur, kwam bootsmansmaat Jacob naar de bottelarij en daagde de betrokkene uit om te vechten. Na wat woordenwisseling ging Jacob weer weg. Op woensdagochtend de twaalfde riep de bootsmansmaat kwartiermeester Jan Zikke om het schip van buiten te spoelen. Jan Zikke antwoordde dat anderen al aan het spoelen waren en dat hij bezig was met het verbinden van zijn been. De bootsmansmaat dreigde toen dat als Jan Zikke niet naar boven zou komen, er consequenties zouden volgen.

Bekijk transcriptie 


De soldaat Johannes Mutsker van 25 jaar oud, geboren in Reijtelingen, verscheen voor de rechtbank. Op verzoek van de openbaar aanklager Daniel Van den Henghel bekende hij het volgende:

Op vrijdag 6 november rond half 7 's avonds ging hij met een fles rode wijn naar het ziekenhuis. Die wijn was gehaald door een staljongen van de VOC. Hij wilde de wijn aan een landgenoot brengen, maar wist niet meer wie. Toen de onderziekenvader hem zag, stuurde die hem weg. Mutsker zei dat hij zou gaan en vertrok. Daarna kwam ook de opperziekenvader, die hem met een stok sloeg. De onderziekenvader en de portier sloegen hem ook. Daarop vluchtte Mutsker het water in.

Bekijk transcriptie 


Op 19 juni waren er 4 personen die bij de Chinees Tantanko kwamen: twee slaven van de Oost-Indische Compagnie genaamd Oemar en Janali, een jongen van schipper De Ruijter die bij de weduwe van adjudant Greef werkte, en de eerder genoemde Chinees. Terwijl ze zaten te praten en te drinken, stelden de Chinees en de jongen van weduwe Greef voor om een bureau met geld en zilverwerk te stelen. De jongen Cifou zei dat dit makkelijk zou zijn omdat hij in dat huis werkte als poetser en de kamer met het bureau goed kende.

Ze besloten samen de diefstal te plegen en gingen rond 12 uur naar het huis van weduwe Greef. Ze namen het volgende mee:

Bij het huis werden Oemar en Janali als wachtposten neergezet, elk op een hoek van de straat (volgens de bekentenis van de andere betrokkenen, de Chinees verklaarde iets anders).

Bekijk transcriptie 


De Chinese man Pantanko (32 jaar), Kisoe van Bouton (25 jaar, slaaf van schipper de Ruijter), Oemar van Batavia (22 jaar) en Canali van Macassar (25 jaar) waren gevangenen van de VOC. Op 19 juni kwamen Oemar en Canali 's avonds bij Pantanko thuis. Daar troffen ze ook Kisoe aan. Onder het drinken van arak stelden ze voor om bij de weduwe van adjudant Greeff een kast met geld en zilverwerk te stelen.

Kisoe zei dat dit makkelijk zou lukken omdat hij in dat huis had gewerkt en de kamer met de kast goed kende. Ze spraken af om de diefstal samen te plegen. Rond middernacht gingen ze met zijn vieren naar het huis van weduwe Greeff. Ze namen een beitel mee die bij Pantanko's bed lag en een mes dat Canali uit een kist in het bediendenhuis had gestolen. Oemar en Canali hielden de wacht op de hoeken van de straat om te waarschuwen als er nachtwakers of andere mensen voorbij zouden komen.

Bekijk transcriptie 


Op een dag was Nieuwout niet thuis toen er iets met een waterdam gebeurde. Toen hij thuiskwam, had hij de dam weer hersteld. Coenraad Hendrik Feijt merkte dit op en besloot erheen te rijden. Hij nam Hendrik Albert Fegt en twee slaven genaamd Adam en October mee, samen met de Hottentotten Jantje en Piet. Bij het water troffen ze veldwachter Andries Willem van Taak, Pieter van Zijl Pietersz, Ian Steenkamp en een bastaard-Hottentot genaamd David, die allemaal gewapend waren. Voordat Feijt de waterloop doorstak, vroeg hij aan Van Taak waarom deze met zoveel gewapende mensen was gekomen, alsof Feijt een moordenaar was. Van Taak antwoordde dat hij kwam om Feijt weg te jagen bij het water. Feijt vroeg waarom Van Taak de orders van de landdrost niet opvolgde die hij via zijn zoon had gestuurd. Er ontstond ruzie waarbij:

De dronken Van Taak en Van Zijl vertrokken naar de plaats van Van Taaks zwager J.D. Nieuwout. Onderweg viel Van Taak meerdere keren over de stenen. Ondertussen viel Pieter van Zijl met een geladen geweer Feijt aan.

Bekijk transcriptie 


De zoon van een man was naar een plek gestuurd waar water werd tegengehouden. Hij ging samen met Schalk Willem Vorster, Barend Lubbe Andrieszoon en Pieter Loen om het water door te laten stromen. Bij aankomst troffen ze Jan Steenkamp, knecht van Nieuwout, met een geweer en een slaaf genaamd Cobus de Jonge. Toen ze bezig waren met het water door te laten stromen, vroeg Steenkamp op wiens bevel dit gebeurde. Het antwoord was dat dit op bevel van de landdrost was. Steenkamp zei toen dat het maar goed was dat ze van de landdrost kwamen, anders zou hij hen neerschieten. Later kwam Nieuwout thuis en damde het water weer op. Toen zijn vader dit merkte, besloot hij zelf te gaan kijken. Hij nam mee:

Ter plaatse troffen ze:

Allen waren gewapend. De vader vroeg aan Van Taak waarom hij met zoveel gewapende mensen kwam alsof hij een moordenaar was. Van Taak antwoordde dat hij hem van het water wilde weghouden. De vader verweet hem dat hij de orders van de landdrost niet opvolgde, die hij via zijn zoon had doorgestuurd.

Bekijk transcriptie 


Ja Legt verklaart dat er een onderhandse verklaring is gemaakt. Hij toonde de ondertekende verklaring van 24 januari die hij samen met de burgers Verster en Lubbe had getekend. Op 13 februari ging hij samen met C.E. Feijt en P. Feijt, 2 slaven genaamd Eedam en October, en de Hottentotten Hans Jantje en Piet naar de eerder genoemde locatie. Daar troffen ze Van Taak, Jan Steenkamp, Pieter van Zeel en een bastaard Kotten tot David aan, allemaal bewapend met geweren. Coenraad E. Feijt vroeg aan Van Taak waarom hij daar met gewapende mensen was. Van Taak antwoordde dat hij kwam om goud uit het water te halen. Daarna viel Van Taak Feijt aan en sloeg hem tussen zijn hals en nek, waardoor Feijt achterover viel. Feijt greep met zijn linkerarm het geweer en sloeg met zijn rechterhand Van Taak, die tussen de klippen viel. De geweren waren geladen.

Bekijk transcriptie 


De verdachte zegt dat hij niet mishandeld heeft maar alleen geworsteld. Hij denkt dat van Zeijl gewond is geraakt door een val op de rotsen. Zijn vader heeft het wapen weggenomen. Ze werden aangevallen door van Taak, die dreigde hen in het water te gooien.

De verdachte zegt dat hij nooit bevelen heeft overtreden, maar zich moest verdedigen. Van Taak gebruikte zijn wapen niet goed - hij hield het verkeerd vast en schoot niet. De verdachte concludeerde hieruit dat van Taak niet echt van plan was om gewapenderhand in te grijpen.

Er wordt gevraagd op wie er geschoten is en of Jan Steinkamp geraakt werd. Of Jan Steinkamp zich daarna terugtrok en toen met een kogel schoot. Of de verdachte en zijn vader hun mensen opdracht gaven om van Zeijl van achteren te pakken en zijn mes af te pakken. En of zij van Zeijl zo erg hebben mishandeld dat hij zijn mes moest trekken om zich te verdedigen.

Dit gebeurde in Schooten op 28.

Bekijk transcriptie 


De volgende mensen waren aanwezig bij een incident bij een waterplaats:

Er ontstond een ruzie over toegang tot water. Van Saak kreeg een klap waardoor hij achterover viel en met zijn hoofd tegen de rotsen sloeg. Daarna sprong Van Zeijl er tussen en gaf Pieter Loenher van Zeijl ook een klap en pakte zijn wapen af. Van Saak nam het wapen verkeerd in zijn hand en dreigde de hersens in te slaan. Er werd gevraagd waarom er zoveel mensen met geweren aanwezig waren.

Bekijk transcriptie 


Er was ruzie ontstaan tussen een vrouw en haar man over het schoonmaken van pootjes (waarschijnlijk van een dier). De man, die dronken was, zei dat zij het niet kon omdat ze ze zou verbranden. De vrouw antwoordde dat ze het dan niet zou doen omdat de vuurhaard te klein was voor twee personen.

De vrouw ging buiten voor de deur zitten. Later ging ze naar de kombuis (scheepskeuken) om water te halen. Haar man sloot toen de voordeur en kwam ook naar de kombuis. Daar sloot hij de kombuisdeur, pakte haar bij de haren en hield haar vast.

Toen de vrouw vroeg wat dit betekende, zei de man: "Waarom heb je niet willen helpen met het schoonmaken van de pootjes?" De vrouw herhaalde dat ze was weggegaan omdat hij zei dat ze er niet bekwaam voor was en omdat de vuurhaard te klein was. De man had een draagstok bij zich waarmee men emmers water draagt.

Bekijk transcriptie 


De rechter behandelde een strafzaak tussen Willem Cornelis Boers, die als openbaar aanklager optrad, en de verdachte Sebastiaan Reichard.

Sebastiaan Reichard had tijdens zijn huwelijk beloofd om:

In plaats daarvan had hij zich steeds brutaler en harder tegenover zijn vrouw gedragen. Dit escaleerde tot een incident op 5 mei. Na een ruzie over het schoonmaken van pens en pootjes ging hij over tot geweld.

Bekijk transcriptie 


Op een middag toen Lampsins alleen in de schans was, vroeg hij een jongen of hij het duivenhok kon schoonmaken. De jongen ging aan het werk. Lampsins kwam er later bij en beval de jongen Rapper om zijn broek los te maken. Toen Rapper dit weigerde, maakte Lampsins zelf de broek los en sloeg hem met een touw op zijn blote billen. Hij zou mogelijk verder zijn gegaan als medekadet Abraham van Sint Truijen hem niet had betrapt. Abraham van Sint Truijen bevond zich op dat moment aan de bakboordzijde. Lampsins liet de jongen toen los, maar probeerde wel te voorkomen dat deze naar beneden zou gaan.

Bekijk transcriptie 


Op een dag werd Jan Rapper door Lampsins aangesproken in Sint Truijen. Lampsins had Rapper geslagen en was bang dat deze dit zou vertellen aan de cadet van Sint Truijen. Toen Rapper ontsnapte aan Lampsins, vertelde hij inderdaad aan de cadet wat er gebeurd was. De volgende dag trakteerde Lampsins de cadet van Sint Truijen en enkele scheepsjongens op wijn in de schans. Hij vroeg toen aan Rapper of deze een klusje voor hem wilde doen. Toen Rapper ja zei, droeg Lampsins hem op het duivenhok achter op de compagnie schoon te maken.

Bekijk transcriptie 


De bootsman hield zich niet aan de regels en was ongehoorzaam aan de stuurlieden. Dit gebeurde meer dan 25 keer, tijdens het schoonmaken, wachtdiensten en andere scheepstaken. In de nacht werd de oppermeester naar beneden gehaald door zijn ondermeester. Bij de constabel in de kamer overleed hij plotseling. De bemanning wilde tegen de orders in een kaars branden bij de overledene. Dit was niet toegestaan in de constapelskamer en ging tegen de regels van de Compagnie in. Commandeur Rosendaal was dronken en zat nog met de bootsman onder de bak te drinken. Er was een discussie over het leggen van het stoffelijk overschot bij het spil totdat de kist klaar zou zijn.

Bekijk transcriptie 


De boodschapper en de passagier zitten 's morgens te drinken in het onderste deel van het schip. Eén van hen komt dronken bij de gezagvoerder en vraagt om wapens te mogen schoonmaken. De gezagvoerder antwoordt dat er vandaag geen tijd voor is. Bovendien moeten wapens door bekwame mensen schoongemaakt worden en niet door dronken personen. Toch probeert één van de aanklagers de situatie anders voor te stellen. Die beweert namelijk dat de gezagvoerder niet wilde dat de wapens schoongemaakt zouden worden, terwijl er al 7 mannen op bevel van de commandeur mee bezig waren.

Bekijk transcriptie 


De betreffende vrouwelijke slaaf werd meerdere keren mishandeld door kleine bazen die een brandende kaars van de muur namen en haar lichaam bekeken. Ze zeiden dat ze nog niet genoeg had gehad. De slavenjongens, die Pieter Pienaar zijn beste helpers noemde, begonnen haar opnieuw te slaan. Volgens de kleine baas zou hij haar dood laten slaan. De mishandeling zou langer hebben geduurd als de vrouw van Arij de Lange haar niet had losgemaakt van de ladder. Daarna is ze naar Stellenbosch gevlucht waar ze een klacht heeft ingediend. Uit de verklaring blijkt verder dat zij een keer in slaap was gevallen toen ze hout moest halen, maar diezelfde avond toen het al donker was toch nog terugkwam naar het slavenhuis.

Bekijk transcriptie 


De verdachte zegt dat hij een borstziekte had en nog steeds heeft. Het tegenovergestelde blijkt uit de verklaring van de chirurgijn Honoratius Maijnier.

De verdachte beweert dat hij op zondag 24 september tussen 7 en 8 uur 's avonds (toen het meisje vermoedelijk werd vermoord) niet buiten zijn huis is geweest. Dit wordt tegengesproken door de slaaf Sicko en de slavin Truij. Zij verklaren dat de verdachte die zondagavond tussen 7 en 8 uur hijgend en bezweet, met gele klei op zijn kleren, in de keuken van kapitein Rhenius kwam. Na een korte tijd vertrok hij met een jongen, zeggend dat hij ziek was.

Bekijk transcriptie 


De verdachte hield vol dat hij niet ziek was maar deed alsof. De heer Meijnerts Hagen liet de gevangene komen, die zich ook toen ziek voordeed. In aanwezigheid van de commissarissen, zijn eigenaar en graaf Randsouw werd hem gevraagd of Rosa zijn vrouw was. Hij ontkende dit. Verschillende slaven beweerden echter het tegenovergestelde. Daarom werd aan Rantzouw, die Maleis sprak, gevraagd om het nog eens in het Maleis te vragen. De gevangene ontkende opnieuw, zei dat hij haar niet kende en haar zelfs nooit had gezien. De aanklager moest het hier toen bij laten.

Bekijk transcriptie 


De officier van justitie heeft op 30 september een ondervragingsrapport ontvangen over een moord op de slavin Rosa. De verdachte blijft ontkennen dat hij de moord heeft gepleegd en beweert dat hij op het moment van de moord ziek thuis was bij zijn eigenaar. Hij hoopt hiermee zijn straf te ontlopen. De officier van justitie heeft echter duidelijk bewijs dat de verdachte schuldig is aan de moord.

Bekijk transcriptie 


De rechtbank heeft bepaald dat de volgende straffen moeten worden uitgevoerd:

Bekijk transcriptie 


4 slaven tekenden bezwaar aan in een rechtzaak: Trijntje van Madagasca, Gerrit van Tutocorijn, Isaac van Masulipatnam en Carel van Bangala. Het ging om een strafrechtelijke aanklacht.

Bekijk transcriptie 



Vorige paginaVolgende pagina

Zoek uw voorouders en publiceer uw stamboom op Genealogie Online via https://www.genealogieonline.nl/