Transcripties » Recent gemaakte samenvattingen van historische documenten

Gebruikers van Open Archieven kunnen van de via handschriftherkenning tot stand gekomen transcripties een samenvatting laten maken.
Beide kunstmatige intelligentie taken zijn niet perfect, maar vaak ruim voldoende zodat het historische document begrijpelijk wordt. In de transcripties zijn namen groen onderstreept en klikbaar (om de persoonsvermeldingen op Open Archieven op de betreffende naam te doorzoeken), de herkende datums hebben een licht grijze achtergrond en herkende plaatsnamen hebben een licht paarse achtergrond.


Hij bevestigde dat hij Mensink een middel gaf om Trijntje te laten slapen. Hij vertelde dat hij dit middel al eerder bij haar had gebruikt. Hij zwoer dit onder eed met de woorden "zo waarlijk helpe mij God Almachtig". Dit document werd ondertekend aan de Kaap de Goede Hoop op 17 november 1712 door:

Bekijk transcriptie 


Elisabeth Lingelbrch verklaarde onder ede bij de rechtbank van Kaap de Goede Hoop het volgende:

Deze verklaring werd afgelegd in het bijzijn van getuigen Juriaan Bronswinkel en Gerart van Baarsenburg, en werd vastgelegd door secretaris Daniel Thibault.

Bekijk transcriptie 


De tekst beschrijft de straffen voor verschillende misdaden:

Bekijk transcriptie 


Willem van Putten diende als vervangend aanklager bij het bestuur van het Kaapse fort een aanklacht in tegen Hendrik Caspersz van den Bergh. Deze van den Bergh was matroos bij de Oost-Indische Compagnie en werkte als seinwachter op de Leeuwenkop. De aanklacht was ook gericht tegen Hans Heeren. Ze werden beschuldigd van nalatigheid en het verlaten van hun post. De aanklacht werd ingediend bij:

Bekijk transcriptie 


In deze rechtszaak stelt de eiser dat de slaaf Isaak van Masulipatnam van eigenaar Willem Mensink goederen heeft gestolen en dat verschillende personen deze goederen hebben gekocht, namelijk:

De eiser eist volgens artikel 59 van het algemene plakkaat dat alle gedaagden worden veroordeeld tot een boete van 100 rijksdaalders plus kosten.

Pieter Willemsz (ook bekend als Diet Vrolijk) zegt dat hij 3 rijksdaalders heeft betaald voor de sieraden en dacht dat het van een vrij man kwam omdat deze netjes gekleed was. Het knoopje is verloren gegaan.

Lieve Verstraten erkent zijn aandeel en zegt dat hij naar Mensink is gegaan om het te melden, maar deze verwees hem door naar de fiscaal.

Jonas van der Poel verklaart dat zijn baas' jongen Titus hem het goed bracht en dat hij 12 schellingen heeft betaald, niet wetend dat het van een slaaf kwam. Hij heeft de jongen later een paar klappen gegeven toen hij dit ontdekte.

Bekijk transcriptie 


Trijntje heeft in het kaarslicht een kind laten zien. Willem Mensink beloofde haar de volgende dag een fles bier te sturen. Gerrit, de jongen van Mensink, heeft deze fles gebracht. Na het drinken van dit bier kon ze haar kind en haar werkgeefster geen goed meer doen. Ongeveer 3 weken later heeft Trijntje haar kind uitgekleed en in de keuken bij een trap in de tocht neergelegd. Toen de werkgeefster 's ochtends vroeg waarom het kind 's nachts zo had gehuild, antwoordde Trijntje: "Wat huilen? Daar ligt het." De werkgeefster vond het naakte kind bij de trap, heeft het uit medelijden opgetild, verzorgd en weer aangekleed.

Trijntje heeft toen ze zag dat de werkgeefster saffraan aan haar kind gaf, het doosje met nog een kwart saffraan in een vat met pekelharingen gegooid. Door middel van iets dat Gerrit haar had gegeven, heeft ze schade aangericht. Trijntje heeft zowel voor als na dit voorval veel schade veroorzaakt door:

Ze bekende dit alles te hebben gedaan op aandringen van Willem Mensink. Toen haar kind 9 maanden oud was, is ze ervandoor gegaan na 20 katoenen zakdoeken van haar werkgeefster te hebben gestolen.

Bekijk transcriptie 


Op 7 en 9 augustus 1719 vertrokken de schepen Leijtsman, Haakeburgh en Voorburgh uit Texel. Van de 106 opvarenden waren er 7 dood en 16 ziek. Het schip was verder in goede staat. Er volgden dagen met:

De rechtbank veroordeelde Jacob van Madagascer, een weggelopen slaaf van oud-raadslid Willem Mensink, ter dood. Hij zou levend geradbraakt worden voor verschillende ernstige misdaden die hij in 6 jaar had gepleegd, waaronder moord, roof en diefstal.

Bekijk transcriptie 


Hij heeft aan Trijntje wel bier en bundeltjes gebracht, maar niet met haar binnenshuis gepraat. Hij is namens zijn mevrouw bij Trijntje langsgegaan om boodschappen door te geven. Er werd gezegd dat als Trijntje verkocht zou worden, zijn mevrouw haar zou kopen. Hij heeft Trijntje inderdaad gewaarschuwd om naar het huis van zijn baas, de brouwer Willem Menssink, te komen.

Nadat de dienstmeid Flora een ijzeren voorwerp op straat had gevonden, heeft hij dit aan Trijntje laten geven. Er werd bij gezegd dat ze kon proberen of ze daarmee de kist van haar mevrouw kon openmaken.

Hij heeft samen met Isaac een ladder gebracht en weggehaald bij het dakvenster van mevrouw Kingelbach's huis. Hij is zelf in het gevangenhuis geweest bij haar en is daar een keer door kassier Coopman weggestuurd.

Bekijk transcriptie 


De medische experts bekeken een verdacht pakketje. De tweede deskundige gaf een medicijn aan de zieke dame om mogelijke slechte stoffen uit haar lichaam te verdrijven. Twee dagen later liet de dame aan beide artsen worteltjes zien die ze zei te hebben uitgepoept met een aangeslagen lepel. De slavin Trijntje getuigde dat ze deze worteltjes had gekregen van Willem Menssink of zijn knechten, met de opdracht deze in het eten van haar meesteres juffrouw Lingelbagh te doen zodat deze haar geen kwaad zou kunnen doen. Later kwam de eerste arts op een zondag bij juffrouw Lingelbagh thuis en hoorde hij dat Trijntje had bekend dat ze een hand had begraven bij het hoofdeinde van het bed van haar meesteres buiten op het erf.

Bekijk transcriptie 


De rechtbank behandelde een zaak waarin een aantal mensen werden beschuldigd van ernstige misdrijven. Trijntje werd beschuldigd van een poging tot vergiftiging van haar werkgeefster en slechte behandeling van haar ongeboren kind, dat waarschijnlijk door mishandeling en verstikking overleed. Ook had ze een ongeoorloofde relatie met brouwer Menssink. De verdachten werden vervolgd door tijdelijk aanklager Willem van Putten.

De rechtbank oordeelde dat dit soort ernstige misdrijven in een land met rechtspraak niet getolereerd kunnen worden en streng bestraft moeten worden als voorbeeld voor anderen.

Bekijk transcriptie 


Op verschillende momenten werd Carel van Bengalen, een 16-jarige slaaf van Elisabeth Lingelbach (de vrouw van raadslid Willem Menssink), door Gerrit (de bediende van Menssink) geroepen als hij water of koud haalde voor zijn meesteres. Hoewel Carel dit vaak weigerde, nam Gerrit hem bij de hand en bracht hem naar het huis van Menssink. Daar aangekomen gaf Menssink hem, in aanwezigheid van Gerrit, een poeder. Hij vroeg Carel dit aan Trijntje te geven om het in het eten van zijn meesteres te doen. Carel weigerde het poeder mee te nemen, en bleef dit weigeren wanneer het hem werd gevraagd.

Bekijk transcriptie 


Isaac van Masulipatnam, een slaaf van ongeveer 30 jaar oud die toebehoorde aan Willem Mensink, werd ondervraagd door de rechtbank op verzoek van de tijdelijke officier van justitie Willem van Putten.

Isaac verklaarde dat zijn eigenaar hem had gestuurd om de slavin Trijntje, die eigendom was van mevrouw Elisabeth Lingelbach, te vragen of ze bij Mensink kon komen. Trijntje antwoordde dat ze zou komen als ze de gelegenheid had, en anders niet. Als Trijntje kwam, stond het zijpoortje soms open, en anders maakte hij het open om haar binnen te laten.

Bekijk transcriptie 


Willem en Isaac werden door Meussink geroepen. Willem kreeg de opdracht om de huid van een hand af te snijden. Deze hand kwam van een geëxecuteerde persoon bij het buitengerecht. Ze moesten beloven dit geheim te houden, anders zouden ze sterven. Willem heeft het vel inderdaad afgesneden met een mes en aan Meussink gegeven, die het in zijn kamer bewaarde. Dit gebeurde in het donker, waardoor Willem niet kon zien of het een witte of zwarte hand was. Willem bekent ook dat:

Bekijk transcriptie 


Op maandag 21 november 1712 werd een ondervraging uitgevoerd door Johannes Laallengrebel en Hendrik Bauman. Ze vroegen iemand of hij Trijntje had opgeroepen. Hij ontkende dit en zei haar niet gezien te hebben. Hij werd verschillende dingen gevraagd:

Bekijk transcriptie 


De tekst gaat over een rechtszaak waarbij Gerrit, Isaac en Carel betrokken waren bij een inbraak bij juffrouw Lingelbach. Ze worden beschuldigd van:

De misdaden zijn niet volledig uitgevoerd omdat God dit zou hebben verhinderd en omdat de daders weerstand verwachtten. Een van de beschuldigden heeft zich laten inhuren voor deze misdaden en heeft daar geld voor ontvangen. De aanklager vindt dat hij genoeg bewijs heeft geleverd voor de misdaden van alle gevangenen en hun ernst, tenzij de rechtbank vindt dat de laatste drie genoemden (Gerrit, Isaac en Carel) nog verder verhoord moeten worden.

Bekijk transcriptie 


Karel Jan Bangala heeft samen met Gerrit en Trijntje schadelijke zaken verhandeld, waaronder poeders, botten, haar en andere gevaarlijke ingrediënten. Hij heeft 's nachts het huis van juffrouw Lingebach bespioneerd. Dit deed hij in opdracht van zijn baas, bierbrouwer Mensink. Bij verhoor wilde hij hier eerst niets over zeggen. Karel Jan Bangala werd door Gerrit verleid tot deze criminele activiteiten. Hij bekende later dat hij een belangrijke rol speelde in deze illegale praktijken. Hij gaf toe dat hij criminelen heeft geholpen, waaronder:

Dit deed hij door de woning van zijn meesteres onveilig te maken.

Bekijk transcriptie 


De gevangene heeft zich op een stiekeme manier in het gevangenenhuis begeven. Hij bezocht daar de gevangen dienstmeid Trijntje en bracht haar koek en pepernoten. Hij moedigde haar aan door te zeggen dat ze niet verdrietig hoefde te zijn, want als ze verkocht zou worden, zou zijn baas (de brouwer Mensink) haar kopen.

De gevangene heeft dit meerdere keren gedaan, totdat hij de derde keer werd gezien door de kassier Koopman. Hij bekende ook dat hij samen met de gevangene Isaac 's nachts meerdere keren een ladder tegen het zolderraam van het voorhuis van juffrouw Lingelbach heeft gezet. Dit maakte het makkelijk voor nachtelijke dieven om in te breken.

Daarnaast heeft de gevangene aan Trijntje niet alleen een flesje bier gegeven, maar ook een pakketje met de opdracht dat zij de inhoud door het eten van haar mevrouw moest doen. Hij beweerde dat hij niet wist wat erin zat.

Bekijk transcriptie 


De gevangene probeerde zich te verdedigen met een verhaal dat hij en de jonge Isaac op de dag dat ze door de gerechtsbode werden opgeroepen, van Willem Mensink de instructie kregen om niets te zeggen, zelfs niet als ze zouden worden opgehangen. Dit verhaal was om de rechter te misleiden over de ware gang van zaken.

De misdaden die de gevangene later vrijwillig heeft bekend, bestaan uit het voortdurend bespioneren van het huis van mevrouw Lingelbach. Hij hield daarbij ook geheime contacten met haar dienstmeid, waardoor het huis onveilig werd gemaakt.

Bekijk transcriptie 


Gerrit van Tutucorijn werd onderzocht vanwege ernstige misdaden. Hij gedroeg zich tijdens zijn ondervraging zeer oncoöperatief tegenover zowel de commissarissen als de officier van justitie. Hij toonde zich een sluwe crimineel en een koppige dader.

Ondanks de pogingen van de aanklager om de waarheid boven tafel te krijgen, bleef deze hardnekkige misdadiger ontkennend. Hij deed alsof hij van niets wist en dreef zelfs de spot met het gerechtshof. Dit blijkt duidelijk uit zijn eigen antwoorden in document nummer 7, artikelen 8, 9, 11, 12, 22 en 23, vooral als deze vergeleken worden met zijn antwoorden op de vragen 17, 18, 19 en 20.

Bekijk transcriptie 


Op 15 maart 1662 is er uitspraak gedaan in een rechtszaak over een groep weggelopen slaven. Trijntje van Mijdagahar, Karel van Bengalen, Gerrit van Tutu Corijn en Isaacq van Masulipat„nam werden veroordeeld omdat ze waren weggelopen van hun eigenaren in Batavia. De slaven hadden met elkaar afgesproken om te gaan vluchten. Ze kregen de volgende straffen:
Bekijk transcriptie 


Eerrit werd veroordeeld om met een strop om zijn nek onder de galg tentoongesteld te worden. Daarna werd hij op zijn blote rug gegeseld en gebrandmerkt. Hij werd in ketenen gesloten en moest 25 jaar dwangarbeid verrichten op het Robbeneiland.

Isaac werd op zijn blote rug gegeseld en gebrandmerkt. Hij werd in ketenen gesloten en moest 3 jaar dwangarbeid verrichten voor de Compagnie op genoemd eiland. Na afloop van hun verbanning moesten de derde en vierde gevangene naar hun eigenaren teruggestuurd worden. De eigenaren van de laatste drie gevangenen moesten de kosten betalen.

Dit vonnis werd uitgesproken in het Kasteel de Goede Hoop op 2 maart 1713 door:

In aanwezigheid van secretaris D. Thikault. Het vonnis werd uitgesproken en uitgevoerd op 4 maart.

Bekijk transcriptie 


Het gerecht heeft besloten om tegen de gevangenen het volgende vonnis uit te spreken namens de Staten-Generaal van de Nederlandse Republiek:

Bekijk transcriptie 


De getuige verklaarde dat:
Bekijk transcriptie 


Hij bekende dat hij voor Trijntje bij de gevangenis is geweest om haar te waarschuwen dat als ze verkocht zou worden, zijn mevrouw haar zou kopen. Hij heeft haar op verzoek van Menscink peperkoek en tabak gebracht. Ook heeft hij haar bier en bundeltjes gebracht. Hij zei in opdracht van zijn baas dat ze de inhoud van de bundeltjes in de tas van haar mevrouw moest doen. Hij heeft Trijntje opgeroepen om naar het huis van zijn baas te komen. Aan Flora gaf hij een vijl met de instructie om te proberen daarmee de kist van haar mevrouw open te maken. Hij heeft aan Trijntje een afgevijlde deursleutel gebracht. Samen met gevangene Isaacq de Hadder heeft hij 's nachts tussen 11 en 12 uur een ladder bij het dakraam opgezet. Die ladder hebben ze later tussen 2 en 3 uur teruggebracht zodat Menscink daar langs kon afdalen. Menscink gebruikte gewoonlijk de ladder om bij Trijn op zolder te komen.

Bekijk transcriptie 


Het zieke kind is 2 dagen na het eten overleden. De bedienden hebben van Meusink de brouwer en zijn werknemers Gerrit en Isaac verschillende ingrediënten gekregen, waaronder:

Dit moest in het eten worden gedaan zodat hun mevrouw niet boos op ze zou worden. Gerrit bracht ook een afgestroopte hand, die hij op bevel van zijn baas had meegenomen. Hij zei dat ze die onder het hoofdeinde van mevrouws bed moest begraven. Omdat de kamer een vloer had, deed ze dit buiten bij het hoofdeinde van het bed. Gerrit vertelde ook dat de huid van de hand tot poeder was gemaakt om aan mevrouw te geven. Toen zij aan Meusink vertelde dat mevrouw er slecht aan toe was en ze medelijden had...

Bekijk transcriptie 



Vorige paginaVolgende pagina

Zoek uw voorouders en publiceer uw stamboom op Genealogie Online via https://www.genealogieonline.nl/