Transcripties » Recent gemaakte samenvattingen van historische documenten

Gebruikers van Open Archieven kunnen van de via handschriftherkenning tot stand gekomen transcripties een samenvatting laten maken.
Beide kunstmatige intelligentie taken zijn niet perfect, maar vaak ruim voldoende zodat het historische document begrijpelijk wordt. In de transcripties zijn namen groen onderstreept en klikbaar (om de persoonsvermeldingen op Open Archieven op de betreffende naam te doorzoeken), de herkende datums hebben een licht grijze achtergrond en herkende plaatsnamen hebben een licht paarse achtergrond.


De schuldenaar moet de gebouwen verzekeren tegen brand op een manier waar de schuldeiser het mee eens is. Bij het betalen van de rente moet hij elk jaar bewijzen dat hij de verzekeringspremie heeft betaald. Als er brandschade ontstaat, komt het verzekeringsgeld in plaats van het onderpand.

De akte is getekend in Gulpen op het kantoor van de notaris op 21 december 1896, in aanwezigheid van:

Na voorlezing hebben alle aanwezigen de akte ondertekend. De akte is geregistreerd in Gulpen op 29 december 1896. Er werd 1 gulden en 20 cent betaald voor de registratie. Het eerste afschrift is afgegeven op 7 januari 1897.

Bekijk transcriptie 


Dit is een opsomming van juridische handelingen en documenten uit een Nederlands archief. Het noemt voornamelijk:

Bekijk transcriptie 


De tekst is onleesbaar en lijkt willekeurige letters. Zonder een begrijpelijke brontekst kan ik geen zinvolle samenvatting maken.
Bekijk transcriptie 


Op 24 november 1916 werd in de dagdienst genoteerd dat er activiteiten plaatsvonden op Ameland. De wachtdienstleider was C. Beohner. H.B. Deijn had dienst en J.C. van Eenburg was plaatsvervangend commandant. De volgende belangrijke gebeurtenissen werden die dag geregistreerd:

Verschillende andere personen waren bij de dienst betrokken, waaronder Verkerk, Geertsma, J. Bozemer, T. Bozemu, Kuylenburg en Van Eenburg.

Bekijk transcriptie 


Dutseijs, rechtsgeleerde en hoofd van het keizerlijke hof in Den Haag, schrijft aan R. Spoelstra, griffier bij het Hof van Rekeningen in Den Haag. In de brief van 19 maart 1512 bevestigt hij dat alle leden van het Hof zeer tevreden waren over Spoelstra's werk als griffier. Hij prijst Spoelstra's:

Spoelstra zou nog steeds in dienst zijn geweest als het Hof niet gedwongen was om zijn afdeling per 1 januari 1811 te ontslaan vanwege verminderde inkomsten. De brief eindigt met gelukwensen aan Spoelstra en is gedateerd te Amsterdam op 6 oktober 1811.

Bekijk transcriptie 


Jan Dirks Gorter en Gumme Stam, kooplieden uit Sneek, verklaren dat ze in hun buitenlandse correspondentie met Engeland, Spanje en Duitsland vaak gebruik hebben gemaakt van R. Spoelstra, die werkte als griffier, beëdigd vertaler en leraar Frans, Engels en Duits. Ze bevestigen dat uit ervaring is gebleken dat R. Spoelstra de Engelse en Duitse taal volledig beheerst. Deze verklaring is opgesteld op verzoek van R. Spoelstra om te gebruiken waar nodig. De verklaring is afgegeven in Sneek op 9 december 1814.

Bekijk transcriptie 


De rechtbank van Haarlem kreeg op 3 maart 1810 een verzoekschrift van Anna Spoelstra, de echtgenote van Arie van Reden Pietersz. Samen met Mattheus van Eeden en Hendrik van Eeden, familieleden van Arie, vroegen zij om Arie onder curatele te stellen. Dit omdat hij:

Arie woonde net buiten Haarlem, maar viel wel onder het gezag van deze stad. De rechtbank besloot het verzoek goed te keuren en Arie onder curatele te stellen.

Bekijk transcriptie 


Op 5 maart 1625 verscheen voor een notaris in Amsterdam Jacob in aanwezigheid van kapitein Hillebrant Garbratssz Quast. Hij verklaarde dat hij schuldig was aan Cornelisz Petersz een bedrag van 1080 gulden en 16 stuivers voor:

Hij beloofde dit bedrag met 16% rente per jaar terug te betalen. Als garantie stelde hij zijn persoon en bezittingen beschikbaar.

Ook op 3 maart 1625 legden verschillende personen een verklaring af over een brand. De getuigen waren:

Ze verklaarden dat er schade was ontstaan aan de bezittingen van Adrian Remmitsz. De brand was ontstaan in het pakhuis van de zoutkeet van Peter Abra en niet ergens anders. De getuigen waren zelf bij de brand aanwezig geweest.

Bekijk transcriptie 


Hillebrant Gerritsz Quast schrijft dat er op 11 september 1631 6 schepen uit de haven van Duinkerken zijn gekomen. Deze hebben zich gevoegd bij 7 schepen die daar al lagen, waardoor er nu 11 vijandelijke schepen zijn. Agent Mebasse heeft gemeld dat admiraal Michiel klaar staat om vanuit Biskaje met 9 schepen en 6 galjoenen vol soldaten naar Duinkerken te komen. Een Engelse schipper vertelde dat Michiel op 29 of 30 september verwacht wordt met 26 schepen. Quast heeft zelf maar 12 schepen om de wacht te houden. Mebasse meldde ook dat er al 17 vijandelijke schepen op zee zijn. Hoewel er meer schepen nodig zijn om hiertegen te patrouilleren, kan Quast dit niet doen omdat hij te weinig schepen heeft. Hij hoopte dat de Admiraliteit in Zeeland 6 schepen zou sturen, maar dat lijkt niet snel te gebeuren. De Staten-Generaal hebben op 19 augustus geschreven dat hij alleen in Vlissingen mag bevoorraden. Quast vraagt waar hij schepen die bevoorrading nodig hebben naartoe moet sturen, omdat het Goereese Gat in de winter te gevaarlijk is. De brief is geschreven op 12 september 1631 op het schip Nassau voor Mardijk.

Bekijk transcriptie 


Samuel Santin, een koopman uit Amsterdam, vraagt steun om geld te krijgen van de Republiek Venetië. Hij krijgt toestemming voor een brief aan Venetië en aan consul Jasua van Sonnevelt.

Adriaen Rattremont, een goudsmid, krijgt betaling van 1203 gulden en 6 stuivers voor twee gouden kettingen die hij heeft geleverd.

De erfgenamen van vice-admiraal Hillebrant Gerbrantsz Quast vragen duidelijkheid over zijn salaris. Er wordt besloten dat het maandsalaris van 200 gulden wordt doorbetaald tot het einde van de maand waarin hij overleed.

De medewerkers van het klein zegel krijgen toestemming voor driemaandelijkse betalingen. De commissaris moet jaarlijks rapporteren hoeveel het zegel heeft opgebracht.

Er wordt overlegd met prins van Orange en de Franse ambassadeur van Charnacé over:

De provincie Holland vraagt uitstel voor besluiten over de handel met Brazilië. De andere 6 provincies gaan akkoord met 8 dagen uitstel.

Rantwijck rapporteert over een gesprek met Spiering over de oorlog tussen de keizer en de Zweden in Duitsland.

Bekijk transcriptie 


Op 17 juni ontving de Admiraliteit van Hoorn of Enchuysen een brief over kapitein Hillebrant Gerbrantsz Quast. Hij had bij Saphi een Nederlandse zeerover gevangen genomen die gestolen suikerkisten verkocht. De buit bestond uit:

Op 15 juni kwam er nog een brief over onenigheid tussen de Admiraliteit en de Oost-Indische Compagnie over een groot schip in Hoorn. Het schip kostte 70.000 gulden en de uitrusting zou nog eens 60.000 gulden kosten.

Jan Andriesz kwam terug uit Algiers waar hij 2 jaar slaaf was geweest. Hij kreeg 100 gulden voor zijn moeite. De weduwe Mettoe Willems uit Leeuwarden vroeg hulp om haar zoon Jan Jansz, een schoenmaker, vrij te krijgen uit gevangenschap in Tunis.

Er werd een gouden ketting gewogen voor de Franse ambassadeur Du Maurier. Deze woog 83 ons en 12,5 engelsen. De prijs was 34 gulden en 10 stuivers per ons, plus 28 stuivers voor het maken.

Het schip van kapitein Pellicoren moest 130 geschikte bemanningsleden krijgen vanwege mogelijke problemen met Algiers. Trintgen Lubberts uit Leeuwarden kreeg 8 gulden om met haar kinderen naar huis te kunnen gaan.

Bekijk transcriptie 


De tekst behandelt verschillende bestuurlijke zaken:

Verder worden enkele andere zaken besproken zoals tienden (belastingen) van Erp en een bericht van Van Hardenbrouck.

Bekijk transcriptie 


Lenmny, predikant in Sprincenland, diende een verzoekschrift in bij de Raad van State. Ook kolonel Sir Robbert henrissonne en Mr. George Clerck, predikant van het regiment, dienden verzoeken in.

De raadsheer d'Immer nodigde namens Prince hendrick de Staten-Generaal uit voor de begrafenis van zijn moeder, de prinses van Oranje, die op maandag om 2 uur in Delft begraven zal worden. De Staten-Generaal stemden in, alleen de bootkosten komen voor rekening van het land.

De ambassadeur Vlevelt van Denemarken nam afscheid en bedankte voor de goede ontvangst. Hij beloofde de Nederlandse belangen te blijven behartigen bij zijn koning. Zijn bedienden kregen 200 gulden.

De gezanten van de keurvorst van Keulen leverden een geschrift in waarvan Holland een kopie kreeg.

Bruynincx leverde het verslag in van de gezanten die in Engeland waren geweest.

Bekijk transcriptie 


Een Nederlands handelsschip genaamd de St. Jan Baptista, met als schipper Simon Janse Quast uit Amsterdam, kwam op 17 september aan in een haven. Het schip was eigendom van Jan Baptista Carle di Carlo en Zonen, kooplieden in Amsterdam. Het werd voor 5 maanden bevracht en aanbevolen aan de koopman Pietro Paulo Chiappe.

De Dey (lokale heerser) vroeg om het schip te lenen voor een reis naar Smyrna. De auteur weigerde omdat dit tegen de verdragen tussen de Staten-Generaal en de Dey van Algiers inging. De Dey richtte zich toen tot de koopman, die zonder overleg met de schipper of zijn opdrachtgevers in Genua het schip aan de Dey aanbood. Toen de auteur dit hoorde, ging hij naar het koninklijk paleis. Hij vond de koopman daar nog bij de Dey en verklaarde dat de koopman dit wel met slaven kon doen, maar niet met vrije mensen. Hij nam het schip onder zijn toezicht en stelde dat als de Dey het schip wilde gebruiken, hij dit met de schipper moest overleggen.

Eerder arriveerde op 17 september vanuit Marseille een Frans schip genaamd de Septimane, met 20 kanonnen en 50 bemanningsleden, om de Vicil Hadgi naar Constantinopel te vervoeren.

Sinds eind september waren er geen Spaanse oorlogsschepen meer gezien vanwege het winterseizoen, dat de kust gevaarlijk maakte.

Bekijk transcriptie 


Op 16 januari 1620 werd er besloten dat het drukken van het boek van professor Balthasar Lydius over de Nationale Synode moest worden uitgesteld. De theologische faculteit en kerkdienaren in Leiden die bij de Synode van Dordrecht betrokken waren, moesten eerst het officiële verslag controleren en aanvullen.

Op 17 januari 1620 rapporteerden verschillende heren dat ze de voorstellen van de koning van Bohemen en de keurvorst van Keulen hadden besproken. Er moest een antwoord worden opgesteld op deze voorstellen.

Verder werden de volgende zaken behandeld:

Bekijk transcriptie 


Op 12 april 1688 verschenen voor notaris Dirck van der Broe twee mannen uit deze stad: Hendrick Beutem en Martinus van Ontshoorn. Ze verklaarden een belofte te doen aan meneer D'Azevedo. Ze zouden betalen voor het vrijkopen van Reijmer Alberts, die als stuurman voer op het schip van schipper Gerrit Pietersz Quast. Alberts was in of rond juni 1686 door de Turken gevangen genomen en naar Algiers gebracht waar hij als slaaf gevangen zat.

Ze beloofden te betalen zodra D'Azevedo kon aantonen hoeveel zijn vertegenwoordiger had betaald voor:

Dit zou gelden wanneer Reijmer Alberts vrij zou zijn en in christelijk gebied zou aankomen. Het totaalbedrag mocht niet meer zijn dan 400 zilverstukken. De betaling moest doorgaan zelfs als Alberts na zijn vrijlating zou:

Bekijk transcriptie 


De tekst gaat over een aantal handelszaken en verzoeken in de periode rond 1625. Hierin komen de volgende zaken aan bod:

Bekijk transcriptie 


Dr. Pynacker werd benaderd over de kwestie in Algiers, zonder hem te vertellen dat hij daar naartoe zou gaan. Hij maakte een begroting voor de kosten en benodigde gevolg van 12 personen. Er werd besloten dat hij met 4 anderen over land naar Marseille zou reizen en vandaar naar Algiers zou varen. Hij moest ervoor zorgen dat de mensen in Algiers geen toestemming zouden geven aan Nederlandse burgers om te plunderen.

Op 26 december kwam er een brief van de Admiraliteit van Rotterdam over Jan Vanden Broeck. Hij vroeg om vergiffenis voor een fout die meer per ongeluk dan met opzet was gemaakt. De brief werd ondersteund door bestuurders uit Nijmegen. Er werd nog geen besluit over genomen.

Cornelis Claessen Brouwer, oud-burgemeester van Monnickendam, werd benoemd in het bestuur van de Admiraliteit in het Noorderkwartier. Hij heeft direct de eed afgelegd.

Er werd besloten om 12 vissersschepen of 3 à 4 vrachtschepen in te zetten om mensen te vervoeren.

Jacob van Mierop, controleur van de rekeningen van Holland, vroeg om 612 gulden te betalen aan kapitein Hillebrant Quast. Dit was voor kosten gemaakt in december 1622 toen Hugo van Myerop en trompettist Jacob de Ricter in Sandwich werden vastgehouden door een misverstand tussen Nederlandse soldaten en iemand uit Oostende.

Bekijk transcriptie 


De tekst gaat over een aantal besluiten van de Staten-Generaal. Ze behandelden de volgende zaken:

Bij de laatste beslissing was ook Eustacius Suermont, rechtsgeleerde uit Breda, betrokken.

Bekijk transcriptie 


Op 3 januari 1617 werd er een brief ontvangen en gelezen van scheepskapitein Hillebrant Gerbrantssen Quast. Deze was geschreven bij Santen nabij Constantinopel op 15 november. Hij meldde dat ze op 10 november daar waren aangekomen en voor anker waren gegaan om een loods aan boord te nemen en voorraden in te slaan. De bemanning, die 5 maanden niet aan land was geweest, leed aan scheurbuik. Ze wachtten op gunstige wind om naar Constantinopel te varen.

Agent Bilderbeecke uit Keulen kreeg:

Teylingen en Voogt rapporteerden over het verzoekschrift van de heer van Gottem tegen de uitspraken van de Geheime Raad van de aartshertogen en de Hoge Raad van Mechelen. Er werd besloten dat de heer van Gottem eerst moest bewijzen dat de rentmeesters van de koning van Spanje zijn goederen officieel in beslag hadden genomen.

Teylingen en Magnus rapporteerden over de onkosten van Abraham Abin, tolk van ambassadeur Haga in Constantinopel, voor zijn reis van Algiers naar Den Haag voor de vrijlating van gevangenen.

Bekijk transcriptie 


Hillebrand Gerrits Burga, een zeeman uit Nes op Ameland, geeft toestemming aan zijn vrouw Maamke Minnes Swart om samen met andere erfgenamen de volgende zaken te regelen na het overlijden van Anthe Jans Swart (overleden op 2 februari 1834):

Dit document is ondertekend op 6 mei 1834 te Nes op Ameland door Hillebrand G. Burga. De handtekening is gelegaliseerd door de Grietman (bestuurder) van Ameland, J. Van Terkeren. Het document is geregistreerd in Dokkum op 10 mei 1834.

Bekijk transcriptie 


Dit is een lijst met schulden (geldelijke aanspraken) van diverse personen. Deze lijst is samengesteld door Jan Willem Vos, die op dat moment de fabriek en boekhouding beheerde. De bedragen zijn uitgedrukt in guldens, stuivers en penningen. Enkele van de belangrijkste schuldenaren waren:

Er worden ook buitenlandse schuldenaren genoemd, zoals Heinikin te Philadelphia met 408 gulden.

Bekijk transcriptie 


Dit is een inventarislijst van rechtbankdocumenten over een rechtszaak. De officier van justitie trad op tegen verschillende bemanningsleden van het schip de Neptunus:

De documenten bevatten:

Bekijk transcriptie 


Joan de Lange heeft van wijlen commandeur Quast nooit meer dan 3000 realen aan goud ontvangen. Dit goud kwam van de goederen die per schip Cappelle en Orange waren verzonden. Adriaen vander Meijde en Wijbrandt vander Kost bevestigen dit.

Joan de Lange had aan wijlen commandeur Quast 12 corges (bundels) tapijten geschonken. Dit was een derde deel van de 31 corges tapijten die per schip Cappelle en Orangenboom waren verzonden.

Bekijk transcriptie 


Op 22 werd er onderzoek gedaan naar wat er gebeurd was met de aanbeveling van commandeur Quast. Het ging over de personen Jan de Lange, Adriaen van der Meyde en Wybrant van der Cost die naar Coromandel zouden gaan. Er werd gevraagd om geen problemen te maken bij het vertrek van Mathys.

Er werd ook verzocht om tevreden te zijn met de levering van verschillende stoffen zoals:

De ondervraagde persoon zegt dat hij niet meer dan 2 gestreepte flesjes naar de vrouw van commandeur Quast heeft gestuurd, volgens een brief van 6.

Bekijk transcriptie 



Volgende pagina

Zoek uw voorouders en publiceer uw stamboom op Genealogie Online via https://www.genealogieonline.nl/