Transcripties » Recent gemaakte samenvattingen van historische documenten

Gebruikers van Open Archieven kunnen van de via handschriftherkenning tot stand gekomen transcripties een samenvatting laten maken.
Beide kunstmatige intelligentie taken zijn niet perfect, maar vaak ruim voldoende zodat het historische document begrijpelijk wordt. In de transcripties zijn namen groen onderstreept en klikbaar (om de persoonsvermeldingen op Open Archieven op de betreffende naam te doorzoeken), de herkende datums hebben een licht grijze achtergrond en herkende plaatsnamen hebben een licht paarse achtergrond.


In dit document staat een lijst met gevangenen en vrije burgers. Het gaat in totaal om 74 personen, waarvan:

Bekijk transcriptie 


De gevangene was altijd alleen en ging van de ene plek naar de andere, tot hij in het zwarte land werd opgepakt op de plek van Michiel Basson tijdens het braden van een schildpad. Hij bekent dat hij strafbaar is vanwege samenzweren, roverij en het stelen van schapen.

Hoewel hij beweert maar één keer schapen te hebben gestolen op de plek van Christiaan Sprigt, maakt dit hem niet onschuldig aan andere diefstallen. Hij stemde in met alle misdaden en at mee van de gestolen schapen, ganzen en eenden. Hij kreeg ook zijn deel van de andere gestolen spullen.

Toen drie van zijn handlangers werden opgepakt:

ging hij met Bekkes naar de post van de tweede Cuijperman om een deel van de gestolen wasgoed (van de plek van Gerrit Nieuwkerken aan de Mosselbank) te ruilen voor eten. Volgens het spreekwoord is de heler net zo schuldig als de steler.

Bekijk transcriptie 


Na het verlaten van zijn kameraden kon de gevangene niemand anders vinden. Hij moest zelf overleven door schildpadden te eten. Op een dag werd hij betrapt door Michiel Basson toen hij bezig was een schildpad te braden in het Swarte Land, waar Basson als landbouwer woonde. Er wordt gevraagd of hij in zijn eentje wapens heeft gestolen bij de plaatsen van S. Ersteen en de weduwe Cuijperman, of dat hij hierbij hulp kreeg van nieuwe kompanen.

Bekijk transcriptie 


Een inwoner van de kolonie, Bernhardus de Raal, als vertegenwoordiger van Rosaauw, ging in beroep tegen een vonnis bij de Raad van Justitie. Het ging over een waterloop bij een wijngaard.

Via een brief van de Raad van Justitie van 12 februari 1787 werd besloten dat er eerst een inspectie moest komen voordat er een definitieve uitspraak kwam. Twee leden van de rechtbank zouden samen met de landdrost en enkele heemraden de waterloop bekijken.

Na de inspectie besloot de Raad van Justitie het oorspronkelijke vonnis grotendeels te behouden, met slechts kleine aanpassingen voor Daniel Roslouw.

Bekijk transcriptie 


Op 20 juni overnachtte een man bij een vaste bewoner. De volgende ochtend 21 juni rond 9 uur kwam hij aan bij het huis van Pieter Louw. Hij zag enkele vrouwen bij de huisdeur liggen. Toen deze vrouwen hem zagen, gingen ze weg en sloegen de deur hard dicht. Ondertussen zag hij Pieter Louw te paard aankomen met een zweep in zijn hand. De man groette Louw en vroeg naar zijn gezondheid. Daarna vroeg hij Louw om een span ossen te lenen. Louw reageerde boos en zei dat hij zijn ossen niet zou geven aan zo'n kerel. Hij dreigde met zijn zweep en beval de man weg te gaan van zijn land. Louw beschuldigde de man ervan dat hij zijn zoon had willen doodschieten.

Bekijk transcriptie 


Hij vroeg of hij wilde doen wat hij eerst had gevraagd, met de belofte van 5 schellingen vooraf. Nadat er een antwoord was gegeven, zei hij dat als het de bootsmansmaats opdracht was geweest, het wel gedaan zou worden. Hij schreeuwde tegen van Houten: "Schrobben onder de bak!" Van Houten deed dit, maar werd direct teruggeroepen omdat hij zijn pijp tabak nog niet had aangestoken. Van Houten stak toen zijn pijp aan en gaf deze aan hem, die inmiddels in zijn kooi was gaan liggen. Toen dreigde hij dat hij van Houten de volgende dag een flink pak slaag zou laten geven, maar dit gebeurde niet, net zoals er tijdens de hele reis geen klap was uitgedeeld.

Bekijk transcriptie 


Berrij en de getuige waren al behoorlijk dronken, maar Berrij was het dronkenst. Toen ze de kroeg binnenkwamen, bestelde de getuige een borrel. Berrij vroeg de getuige om samen te dansen. Terwijl ze klaarstonden om te dansen, kwam er een onbekende man die tegen hen zei: "Ga van de dansvloer af, jongens." Berrij reageerde hierop door te zeggen dat alleen een echte kerel zoiets tegen hem zou zeggen. De onbekende man daagde Berrij uit om naar buiten te komen. Berrij accepteerde de uitdaging door te zeggen dat hij een echte kerel was. De twee gingen naar buiten, terwijl de getuige binnen bleef en niet wist wat ze van plan waren.

Bekijk transcriptie 


Een groep mannen was onderweg met gereedschap. Anthon nam een ijzeren moker mee en Januarij vond en nam een pik. Ze gingen over de Kloof en langs de weg naar een boerderij. Daar vroeg een jongen waar ze heen gingen, waarop Pedro antwoordde dat het hem niks aanging. Ze stalen watermeloenen uit een tuin en gingen slapen in het veld toen het donker werd. De volgende ochtend kwamen ze bij een andere boerderij. Volgens Anthonij en Solon wilden ze daar alle spullen uit het huis halen. De beklaagde had een stuk hout vast, Anthonij droeg de moker, Solon had een kardoes (papieren zak met kruit) en Anthonij had messen. De andere jongens hadden stokken. Bij de deur vroeg de boer waar ze vandaan kwamen, waar ze heen gingen en wat ze wilden. Niemand antwoordde eerst. Toen de boer het nog een keer vroeg, vroeg Anthonij om vuur. De boer zei dat ze weg moesten gaan en hun wapens moesten weggooien. Solon weigerde weg te gaan. Daarna kwam de boer naar buiten.

Bekijk transcriptie 


De dronken confessant (bekennende persoon) vroeg aan een bediende om een fles wijn. De bediende antwoordde dat de baas en mevrouw niet thuis waren. De confessant zei dat de baas wel in de kamer was. Hij liep naar de linkerkamer en deed de deur open. Toen hij naar binnen wilde gaan, kwam burger Hilbe, die daar woonde, hem tegemoet. Hilbe vroeg wat hij in de slaapkamer deed. Na het herhaalde verzoek om wijn antwoordde Hilbe dat hij op zondag geen wijn schonk. Hilbe duwde hem de deur uit en sloeg hem met een stok. De confessant gaf mogelijk een klap op Hilbe's hoofd, maar weet dit niet zeker.

Bekijk transcriptie 


Zij hadden ergens watermeloenen gestolen en omdat het donker werd, gingen ze in het veld slapen.

De volgende ochtend vervolgden ze hun reis en kwamen bij een boerderij. Op voorstel van Antonij gingen ze naar de voordeur om vuur te vragen. De boer vroeg hen waar ze vandaan kwamen, waar ze heen gingen en wat ze wilden. Niemand antwoordde eerst. Toen de boer het herhaalde, zei Antonij "vuur!". De boer riep dat ze weg moesten gaan en zich moesten overgeven.

Toen greep de boer Antonij's hamer van zijn schouder. De anderen hadden wapens bij zich: Solon had een klein mes en Cardoes een groot mes.

De boer pakte zijn geweer, richtte op hen en schoot, maar raakte niemand. Ze vluchtten weg, waarbij Solon "amok" riep. Solon en Pedro riepen dat ze 's nachts zouden terugkomen om in te breken. Pedro nam ook nog een bijl mee die op het erf lag.

Bekijk transcriptie 


Jan Pietersz, die de knecht was van meneer Kruijwagen, werd weggestuurd. Er werd gedreigd zijn zadel en teugels van zijn paard te snijden. De verteller weet niet of er toen meer slaven bij Simon waren, omdat het al donker was. Jan Pietersz gaf geen antwoord en reed weg op zijn paard dat al klaarstond.

De vier slaven die in het huis waren, met de namen:

hadden niets met de zaak te maken. Dit werd vastgelegd in het Kasteel de Goede Hoop bij het gerechtelijk secretariaat op 15 maart 1753. Als getuigen waren aanwezig de klerken Michiel Daniel Leij en Casparus van Eerten, die samen met de verteller het document hebben ondertekend.

Bekijk transcriptie 


Een gevangene had meerdere keren luid "Schorriemorrie maak los!" geroepen naar een knecht. De knecht maakte daarop de slaaf Januari los en liet hem door de achterdeur ontsnappen. Januari ging samen met andere slaven naar het slavenhuis. Na een half uur kwam de gevangene terug bij de afgesloten huisdeur en riep naar Jan Pietersz: "Ga hier meteen weg, anders snijden we het zadel en de teugels van je paard af". Jan Pietersz vertrok kort daarna. De volgende dag werd de gevangene overgedragen aan justitie. Dit verzet tegen zijn opzichter werd gezien als een ernstig vergrijp tegen het gezag.

Bekijk transcriptie 


De dienaar vertelt dat zijn baas hem vroeg om in de hal te wachten. Hij moest een paar keer pijp tabak brengen en wijn inschenken voor Fabricius. Toen Fabricius ging slapen in de grote kamer, ging de baas van de dienaar op zoek naar de dienstmeid Diana. Hij vond haar op het toilet achteraan het erf en trok haar aan haar haar mee naar de keuken. Daar gaf hij de dienaar een zweep en beval hem om Diana ermee te slaan. De dienaar deed dit terwijl zijn baas hem aanmoedigde.

Na ongeveer de tijd dat het duurt om een pijp te roken, rende Diana naar de grote kamer waar Fabricius lag te slapen. Ze riep om hulp. De dienaar en zijn baas volgden haar. Fabricius zei tegen haar dat ze weg moest blijven, waarop de baas beval dat Diana terug naar de keuken moest worden gebracht om opnieuw geslagen te worden. Na ongeveer een kwartier rende Diana weer naar Fabricius voor hulp. Fabricius kwam toen naar de keuken waar Diana zich bevond.

Bekijk transcriptie 


De eigenaar van het schip had volgens de aanklager onvoldoende gedaan om het schip schoon te houden. De aangeklaagde beweerde dat hij opdracht had gegeven het schip dagelijks te schrapen en te vegen in het tussendek. Sommige van zijn medestanders bevestigden dit, maar de meeste ondervraagden wisten hier niets van. Zelfs als deze opdracht wel was gegeven, was dit volgens de aanklager onvoldoende om het schip echt schoon te maken en de bemanning gezond te houden. Het schrapen en vegen tussen de kisten kon namelijk:

Frisse lucht kon alleen komen door:

Bekijk transcriptie 


Volgens de orders van de VOC (Oost-Indische Compagnie) die blijken uit documenten 25, 26 en 27, had elke 14 dagen het schip schoongemaakt moeten worden door:

Al deze activiteiten hadden in het scheepsjournaal genoteerd moeten worden. Dit was vooral belangrijk geweest voordat de ziekte zich op het schip verspreidde. Het journaal (document 35) laat zien dat de ziekte onder de gewone matrozen pas op 12 oktober begon, toen de eerste man na de overleden schipper stierf. Tussen 27 augustus (toen het schip één keer was schoongemaakt) en oktober was het weer meestal zo goed dat het schip volgens de VOC-orders goed gereinigd had kunnen worden. Dit had waarschijnlijk voorkomen dat de lichamen van de arme schepelingen ziek werden door het voortdurend inademen van vieze lucht en dampen.

Bekijk transcriptie 


Op 30 oktober 1738 schreef men een bericht uit het dagboek dat door een assistent was opgeschreven. Men vroeg om kopieën van de dagboeken van schippers en stuurlui van het schip de Booth. Men wilde controleren op welke dagen de schipper het schip had laten schoonmaken en besproeien. Deze dagboeken moesten zo snel mogelijk worden opgestuurd om te zien of deze belangrijke afspraak was nagekomen. Het document werd ondertekend door C.L. Neethling, eerste klerk.

Bekijk transcriptie 


De raad van bestuurders van de VOC is op 30 oktober 1753 bijeengekomen. Ze bespraken het probleem van de hoge sterfte op de schepen die naar Azië vertrokken. Ze besloten het volgende:

Bekijk transcriptie 


De matroos Jacob Caspersz uit Nassau verklaarde op 14 maart 1727 voor de rechtbank over een voorval op zijn schip de Haarlem. Hij deed dit op verzoek van rechter Adriaan van Kervel.

Op 12 maart had de bootsmansmaat Jacob:

De kwartiermeester stuurde andere bemanningsleden omdat hij bezig was zijn been te verbinden. De bootsmansmaat zei dat hij geen volk nodig had maar dat de kwartiermeester zelf moest komen om te helpen met spoelen. Toen de kwartiermeester antwoordde dat hij al mensen had gestuurd die bezig waren, schold de bootsmansmaat hem uit en dreigde hem aan zijn haar naar boven te slepen.

Bekijk transcriptie 


De kwartiermeester Janvicke kwam naar boven waar de bootmansmaat hem vroeg of hij opdracht had gegeven om buiten te spoelen. Janvicke bevestigde dit en zei dat ze daar mee bezig waren. De bootmansmaat wilde dat Janvicke erbij zou zijn. Toen Janvicke tussen twee kruishouten op de rand zat, zei hij tegen de bootmansmaat dat die zijn eigen taken moest doen.

Hierop pakte de bootmansmaat een stok en sloeg Janvicke 3 à 4 keer. Janvicke pakte een handstaaf om zich te verdedigen maar sloeg niet. De bootmansmaat gooide zijn stok weg, greep Janvicke bij zijn haar en trok hem van de rand. Janvicke viel met zijn oog op een ringbout waardoor het bloedde.

Stuurman Popta zag dit gebeuren, kwam met een stok het dek op en sloeg de bootmansmaat ongeveer 4 keer. De bootmansmaat pakte Popta vast en gooide hem aan de bakboordzijde tegen het dek.

Bekijk transcriptie 


De kwartiermeester Canfikke ging naar boven waar hij een gesprek had met de bootmansmaat. Ze hadden een meningsverschil over het schoonmaken van het schip. De bootmansmaat eiste dat de kwartiermeester bij het schoonmaken zou blijven. Canfikke antwoordde dat hij klaar was met zijn deel van het werk.

Hierop pakte de bootmansmaat een touw en sloeg Canfikke er 3 of 4 keer mee. Canfikke probeerde zich te verdedigen met een stuk hout. De bootmansmaat trok de kwartiermeester aan zijn haar of schouders van de rand van het schip. Ze vielen samen naar beneden in het ruim waar Canfikke zo ongelukkig op een metalen ring viel dat zijn oog begon te bloeden.

Bekijk transcriptie 


De bootsmansmaat gaat naar de opslagplaats om met de opslagbeheerder Pieter van Solingen ruzie te maken over woorden die de avond ervoor waren gezegd. De opslagbeheerder dreigt hem met een stuk hout te slaan als hij niet weggaat.

Op woensdag 12 laat de bootsmansmaat de klok luiden voor het controleren van de arak (alcoholische drank). Hij draagt kwartiermeester Jan Vicke op om buiten te laten schoonmaken. Terwijl het volk nog bezig is met schoonmaken, roept de bootsmansmaat Jan Vicke naar boven. Die stuurt wat mensen naar boven, denkend dat er werk te doen is. De bootsmansmaat scheldt de kwartiermeester uit en dreigt hem met straf als hij niet komt. Hij beveelt ook iemand om een stuk touw uit het voorraadvak te halen.

Bekijk transcriptie 


Bij een ruzie op een schip probeerde de bootsmansmaat een stuk touw te pakken onder het dek. Bij terugkomst sloeg hij de betrokkene 3 keer op zijn rug terwijl deze naar het halfdek vluchtte. De onderstuurman Popta gaf de betrokkene opdracht naar de bottelarij (voorraadruimte) te gaan. De volgende dag, op de tiende rond 15:00 uur, kwam bootsmansmaat Jacob naar de bottelarij en daagde de betrokkene uit om te vechten. Na wat woordenwisseling ging Jacob weer weg. Op woensdagochtend de twaalfde riep de bootsmansmaat kwartiermeester Jan Zikke om het schip van buiten te spoelen. Jan Zikke antwoordde dat anderen al aan het spoelen waren en dat hij bezig was met het verbinden van zijn been. De bootsmansmaat dreigde toen dat als Jan Zikke niet naar boven zou komen, er consequenties zouden volgen.

Bekijk transcriptie 


De soldaat Johannes Mutsker van 25 jaar oud, geboren in Reijtelingen, verscheen voor de rechtbank. Op verzoek van de openbaar aanklager Daniel Van den Henghel bekende hij het volgende:

Op vrijdag 6 november rond half 7 's avonds ging hij met een fles rode wijn naar het ziekenhuis. Die wijn was gehaald door een staljongen van de VOC. Hij wilde de wijn aan een landgenoot brengen, maar wist niet meer wie. Toen de onderziekenvader hem zag, stuurde die hem weg. Mutsker zei dat hij zou gaan en vertrok. Daarna kwam ook de opperziekenvader, die hem met een stok sloeg. De onderziekenvader en de portier sloegen hem ook. Daarop vluchtte Mutsker het water in.

Bekijk transcriptie 


Op 19 juni waren er 4 personen die bij de Chinees Tantanko kwamen: twee slaven van de Oost-Indische Compagnie genaamd Oemar en Janali, een jongen van schipper De Ruijter die bij de weduwe van adjudant Greef werkte, en de eerder genoemde Chinees. Terwijl ze zaten te praten en te drinken, stelden de Chinees en de jongen van weduwe Greef voor om een bureau met geld en zilverwerk te stelen. De jongen Cifou zei dat dit makkelijk zou zijn omdat hij in dat huis werkte als poetser en de kamer met het bureau goed kende.

Ze besloten samen de diefstal te plegen en gingen rond 12 uur naar het huis van weduwe Greef. Ze namen het volgende mee:

Bij het huis werden Oemar en Janali als wachtposten neergezet, elk op een hoek van de straat (volgens de bekentenis van de andere betrokkenen, de Chinees verklaarde iets anders).

Bekijk transcriptie 


De Chinese man Pantanko (32 jaar), Kisoe van Bouton (25 jaar, slaaf van schipper de Ruijter), Oemar van Batavia (22 jaar) en Canali van Macassar (25 jaar) waren gevangenen van de VOC. Op 19 juni kwamen Oemar en Canali 's avonds bij Pantanko thuis. Daar troffen ze ook Kisoe aan. Onder het drinken van arak stelden ze voor om bij de weduwe van adjudant Greeff een kast met geld en zilverwerk te stelen.

Kisoe zei dat dit makkelijk zou lukken omdat hij in dat huis had gewerkt en de kamer met de kast goed kende. Ze spraken af om de diefstal samen te plegen. Rond middernacht gingen ze met zijn vieren naar het huis van weduwe Greeff. Ze namen een beitel mee die bij Pantanko's bed lag en een mes dat Canali uit een kist in het bediendenhuis had gestolen. Oemar en Canali hielden de wacht op de hoeken van de straat om te waarschuwen als er nachtwakers of andere mensen voorbij zouden komen.

Bekijk transcriptie 



Vorige paginaVolgende pagina

Zoek uw voorouders en publiceer uw stamboom op Genealogie Online via https://www.genealogieonline.nl/