Transcripties » Recent gemaakte samenvattingen van historische documenten

Gebruikers van Open Archieven kunnen van de via handschriftherkenning tot stand gekomen transcripties een samenvatting laten maken.
Beide kunstmatige intelligentie taken zijn niet perfect, maar vaak ruim voldoende zodat het historische document begrijpelijk wordt. In de transcripties zijn namen groen onderstreept en klikbaar (om de persoonsvermeldingen op Open Archieven op de betreffende naam te doorzoeken), de herkende datums hebben een licht grijze achtergrond en herkende plaatsnamen hebben een licht paarse achtergrond.


De weggelopen slaaf van François du Poit kwam in het veld bij de andere slaaf. Ze hielden zich schuil bij de Bartholomeus Klip, waar de jonge Cupido meermaals 4 schapen van zijn meester stal. Die hebben ze samen opgegeten. De veehoeder van Jan Cellier gaf hen 2 schapen. Ook gaf de veehoeder hen een os, die hij zelf met een scherp wapen doodde. Ze kregen ook 3 schapen van Jan Hendrik Debes. Cupido ging daarna naar de plaats van de boer François du Poit, en kwam in gezelschap van de slaaf Cupido, die eigendom was van boer Jan Hendrik Debes.

Bekijk transcriptie 


Dit is een lijst van personen die in 1777 aankwamen of vertrokken, vermoedelijk in een Nederlandse haven. De lijst bevat de volgende personen met hun registratienummers:

De lijst bevat ongeveer 50 namen, voornamelijk van Duitse oorsprong. Bij elke persoon staat een nummer en een bedrag genoteerd, meestal 7 of 15 gulden. Het totaalbedrag komt uit op 1298 gulden en 2 stuivers.

Bekijk transcriptie 


In deze officiële akte van 9 maart 1813 in Haarlem wordt vastgelegd dat een vrouw in haar testament bepaalt dat als haar kinderen overlijden, haar man: De notaris las dit voor in aanwezigheid van 4 getuigen: De akte werd ondertekend door de vrouw die het testament maakte, de getuigen en notaris Jacob Scholting.
Bekijk transcriptie 


Hendrina van der West begreep niet waarom 2 ouderlingen, Poul Retief en Stephanus Sebastiaan Walters, klachten over haar hadden ingediend. Alles was immers alleen tussen haar en dominee Croeser gebeurd, zonder dat zij erbij waren.

Bovendien had dominee Croeser aan Pieter van der Bijl gevraagd om hem voor 9 rijksdaalders met zijn wagen en paarden naar Kaap te brengen voor een kerkelijke vergadering. Van der Bijl weigerde dit, hoewel hij de dominee eerder wel had gereden voor kerkbezoeken voor 28 rijksdaalders.

Ongeveer 3 jaar geleden had boer Gideon Slabbert de dominee naar een kerkelijke vergadering gereden zonder dat er vooraf een prijs was afgesproken.

Bekijk transcriptie 


Er was een onderzoek naar een inbraak waarbij Elsje en Hendrik Heijveld genoemd worden. Ze hadden geen kennis van de gebeurtenissen bij de woning van van der Westhuijsen, die eigendom was van Plaat Claas. Ze hadden die plek zelfs nooit gezien. Er gingen geruchten dat dieven de kerkramen hadden gebruikt, zoals genoemd in de verklaring van boer Willem Basson Mattheijsz. Deze verdenkingen werden ontkracht door:

Van Wielig verklaarde duidelijk dat het bovenste slot van één van de ramen, naast het kapotte raam, niet op de pen zat.

Bekijk transcriptie 


De bewaker van de grenspost had geen bevoegdheid om het verplaatsen van grensstenen van de VOC toe te staan. Corporaal John die daar nu de wacht houdt, had ook geen toestemming mogen geven voor het gebruik van het stuk land of de waterbron. Dit was extra problematisch omdat er op de VOC-post al watertekort was.

Het excuus dat de grenssteen al jaren kapot op de grond lag naast de weg, is niet geldig. Het verval van de steen was niet zijn verantwoordelijkheid.

Bekijk transcriptie 


Flora, een Hottentot vrouw, vond een zilveren doopkleed op de openbare weg tussen Adriaan Louw en Tobias. Ze was nooit eerder in Kaap de Goede Hoop geweest. Ze woonde 4 jaar bij boer Barend Vorsten, die haar uit het roggeveld had meegenomen. De Hottentot Elsje was in haar jeugd maar één keer in de Kaap geweest en kende Caatje niet. Ook kende ze de bastaard Holten niet, aan wie ze het zilver had gegeven omdat ze dacht dat het tin was. Hoewel Flora eerst dacht dat ze Caatje had gezien bij haar baas Barend Vorster, bleek dit later niet te kloppen. Bij nader inzien had ze iemand anders gezien die op Caatje leek.

Bekijk transcriptie 


Dit soort tekst uit een oud Nederlands proces is onvoldoende duidelijk en samenhangend om een betrouwbare samenvatting van te maken. De tekst gaat over een rechtszaak waarbij er beschuldigingen zijn over leugens en "dutter appels wortelen", maar de context en betekenis blijven onduidelijk. Zonder meer context is een verantwoorde samenvatting niet mogelijk.
Bekijk transcriptie 


Claas verklaarde dat hij een eerdere bekentenis alleen had afgelegd omdat hij in de gevangenis was geslagen. Hij zei dat hij liever zou sterven dan nog meer slagen te krijgen. Hij ontkende dat hij of Floris in november de diefstal hadden gepleegd en wist niets van gestolen slaven. Hij voegde toe dat als hij de dief was geweest, hij de gestolen goederen zelf zou hebben verkocht in plaats van ze aan iemand anders te geven. Hij gaf aan de slavenjongen Meij slechts twee keer te hebben gezien:

Bekijk transcriptie 


De officier legt uit dat sommige slavinnen die als koks werkten in de keuken klaagden dat Hilletje Giebeler hen te vaak beknorde. De slavinnen waren mogelijk ontevreden omdat zij, als nieuwe huishoudster, streng toezicht hield op hun werk. De officier stelt dat zelfs als dit waar zou zijn, dit geen excuus is voor de beklaagden die hebben meegedaan aan de laster. Hun uitvluchten en verdraaiingen van de feiten maken hun niet minder strafbaar.

Bekijk transcriptie 


Op Woensdag 7 maart 1762 waren Rudolph Sigfred Allemann en Hendrik Oostwald Muller aanwezig bij een verhoor. De slaven Floris en November, die eigendom waren van wijlen de landbouwer Pieter van der Westhuijsen, werden ondervraagd. Ze werden beschuldigd van het helpen bij een diefstal van dekens uit de kerk in het Swartland. Hun medeslaaf Claas had deze diefstal al bekend. Uit het verhoor en andere bewijsstukken bleek dat zowel Claas als Floris en November niet schuldig waren.

Bekijk transcriptie 


Op 29 juli 1762 werd aan Kaap de Goede Hoop de verklaring afgelegd van de slaaf Hendrik Heijveld. De verklaring werd ondertekend door L.S. Faber (klerk), P. Hacker en J. Serrivuer. Op 29 april 1762 verscheen voor klerk en secretaris van justitie Lucas Sigismandus Faber, in aanwezigheid van getuigen, de boer Barend Korster. In de verklaring werd gesproken over slaven van An Basson en Claas van der Westhuijsen.

Bekijk transcriptie 


De voormalige Hottentotse Elsje verklaarde bij de rechtbank dat ze bij haar eerdere verklaring blijft. Ze wilde alleen nog toevoegen dat zij samen met de Hottentotse Flora een kind op de wagen had geholpen. Flora had haar daarna een stuk zilver gegeven. Elsje woonde 5 jaar bij landeigenaar Paul Keizer zonder in Kaap te zijn geweest, behalve in haar jeugd. Ze had gevraagd om met de genoemde opzichter naar Kaap te mogen rijden omdat ze de stad wilde zien. Ze was met hem naar Kaap gereden en weer terug. Ze kende de Hottentotse Caatje niet eerder, net zo min als de slavin van Basson en Claas.

Bekijk transcriptie 


De bezorger heeft zich naar het afgesproken venster begeven, waar een schrijfkistje naar beneden werd getakeld met een touw. Hij bracht dit naar de Javaan die Soeija genoemd werd. Kort daarna kwam deze Javaan naar de achterdeur. Na een signaal gingen Amaril en de bezorger naar de achterdeur, waar zij zagen dat de Javaan een zak met geld over de muur aan Amaril gaf. Deze sloot het geld op in haar kist. De Javaan vertelde dat hij het schrijfkistje kapot had geslagen en er niets anders in had gevonden. De bezorger verklaart dat hij niets van het gestolen geld heeft ontvangen. Deze bekentenis werd afgelegd in Kaap de Goede Hoop op 22 april 1743 voor de raadsleden Eelders en Lafebre en de secretaris.

Bekijk transcriptie 


De rechter gaf opdracht dat de veroordeelde naar de gebruikelijke executieplaats in Oudshoorn moest worden gebracht. Daar zou hij:

Dit vonnis werd ondertekend door Van Reede van Oudshoorn en in het rechtboek opgenomen door Jan Diemmendorf op 6 juni 1744.

Bekijk transcriptie 


Een schapentelster controleerde de kudde en meldde aan haar baas dat er 10 schapen misten. De baas antwoordde dat die misschien bij Tuijtman waren omdat hij een dag eerder druiven had geplukt. Hij droeg haar op om de volgende ochtend naar de schaapskudde van Tuijtman te gaan kijken.

De volgende ochtend vroeg ze aan de kinderen van Tuijtman of er schapen van haar baas tussen hun kudde zaten. De kinderen antwoordden dat er geen schapen waren, maar wel 4 vreemde bokken. Tuijtman liet deze bokken door zijn kinderen uit de kraal jagen. De schapentelster bracht de bokken terug en rapporteerde aan haar baas dat ze wel de 4 bokken had gevonden, maar geen schapen. Haar baas dreigde haar dat ze de schapen moest terugbrengen, anders zou hij haar iets aandoen. De volgende dag ging ze opnieuw naar Tuijtman's plaats om naar de schapen te vragen.

Bekijk transcriptie 


Op 6 april 1668 rond 19:00 uur verscheen voor notaris Cornelis De Ghrijp in Amsterdam de zieke maar nog helder denkende Cisie Quirijne, vrouw van Barent Nunnik. Ze bevestigde haar testament van 14 oktober 1672, opgesteld voor notaris Cornelis de Ghrij en getuigen Jacobus Colom en Ruidolff vogele Rangh.

Ze wilde enkele wijzigingen maken:

Bekijk transcriptie 


Een vrouw maakt een juridische verklaring (codicil) om haar laatste wensen vast te leggen. Ze bepaalt het volgende:

Dit document is opgesteld in Amsterdam bij het huis van de vrouw nabij de korenbeurs, in aanwezigheid van getuigen Johannes Florianus en Rudolff Vogelezangh.

Bekijk transcriptie 


Op 25 juni 1625 verscheen Marrij Coenen, weduwe van Pieter Pietersz (voormalig koerier naar Keulen), bij notaris Palm Berthijsz. Ze droeg 375 gulden over aan Jacob Lourensz, secretaris van de admiraliteit. Dit bedrag zou ze ontvangen van Michiel Poppen, de nieuwe koerier naar Keulen, als vergoeding voor de dood en dienst van haar man.

Het geld werd overgedragen omdat Jacob Laurensz al kosten voor haar had gemaakt en nog zou maken. Marrij deed afstand van alle rechten op dit geld.

Ze maakte ook haar testament op waarin ze:

Als getuigen waren aanwezig:

Bekijk transcriptie 


Op 18 juni 1625 verscheen Pieter Gielis, een koopman uit deze stad, voor de notaris Palm Mathijsz. Hij droeg een schuld van 2264 gulden en 12 stuivers over aan zijn broer Jan Gielis. Dit geld was verschuldigd door de bestuurders van het Arme Weeshuis te Enkhuizen. Deze overdracht was bedoeld als zekerheid voor geld dat Jan Gielis al had voorgeschoten en nog zou voorschieten. Dit gebeurde in het huis van de notaris, in aanwezigheid van getuigen Barent Jansz en Roeloff Jansz.

Op 20 juni 1625 verscheen Ursel Gielis, 29 jaar oud en wonend in Zwolle, voor dezelfde notaris. Ze was gezond van lichaam en helder van geest. Ze benoemde Samuel Marenier, haar echtgenoot, tot haar enige erfgenaam. Hij mocht vrij beschikken over haar bezittingen, maar moest na zijn dood 25 gulden aan elk van haar dan nog levende broers en zussen uitkeren. Dit testament werd opgesteld in haar woonhuis aan de Keizersgracht, in aanwezigheid van Abraham Mathijsz, keurmeester van touwslagerij, en Claes Jacobsz, koopman, als getuigen.

Bekijk transcriptie 


Op 10 mei 1701, 's avonds, kwamen voor notaris Wilhelmud Sylouis in Kampen de volgende personen:

Ze verklaarden dat ze wilden trouwen onder de volgende voorwaarden:

De bezittingen waren als volgt:

De bruidegom bezat:

De bruid bezat:

De bruidegom verklaarde tevreden te zijn met deze opgave van bezittingen.

Bekijk transcriptie 


De testatrice (de persoon die een testament maakt) legateert verschillende bezittingen:

Voor de rest van haar bezittingen benoemt ze de volgende erfgenamen:

Bekijk transcriptie 


In het testament werden de volgende legaten (erfenissen) vastgelegd:

Bekijk transcriptie 


De regionale raad heeft na uitgebreid beraad een uitspraak gedaan namens de Staten-Generaal van Nederland. Fredrik Bota Iacobusz werd veroordeeld tot het vergoeden van de slavin Eva van de Kaap aan haar eigenaar, de boer Harmanus Steijn. De hoogte van deze vergoeding zou door de raad worden bepaald. Daarnaast moest hij 50 rijksdaalders boete betalen aan de aanklager en alle proceskosten vergoeden.

Deze uitspraak werd gedaan in het Kasteel de Goede Hoop op 3 februari 1746 en uitgesproken op 24 februari 1746. De secretaris I.F. Tiemmendorff was hierbij aanwezig. Op 28 februari 1746 ging Frederick Bota Iacobusz in beroep tegen dit vonnis bij de Raad van Justitie in Batavia. De aanklager in deze zaak was Johannes Theophilus Rhenius.

Bekijk transcriptie 


De beklaagde stelt dat hij geschokt was toen hij op 8 november door de heer Eijsser werd ondervraagd, in aanwezigheid van enkele commissieleden. De ondervragingen gingen over zaken die volgens hem nooit zijn gebeurd. Deze valse beschuldigingen kwamen van een slaaf die niet te vertrouwen was. Nu wordt de beklaagde aangeklaagd voor het moedwillig doodschieten van een slavin genaamd Eva van de Kaap, die eigendom was van burger Hermanus Steijn. De beklaagde zal aantonen dat hij samen met zijn broer Marthinus Bota geen opzet had bij het schieten op deze slavin Eva en de jongen Tephta.

Bekijk transcriptie 



Vorige paginaVolgende pagina

Zoek uw voorouders en publiceer uw stamboom op Genealogie Online via https://www.genealogieonline.nl/