Blader door transcripties » Het Utrechts Archief

archieftoegang 1001, inventarisnummer 2722, pagina 14

uhEd die nu al heeft, alsmeede de goede tijdin
van onse scheeps vloote, die ick niet twijfele
of sal uhEd de pertikulaerijteijte daer van
wt den haechge geschreefve sijn waer toe mij
reefereere uhEd kan dencke hoe men hier daer
in verheucht is, hier heeft den Admiraelgent
en de ruwert van putte geen kleijne Eerein
geleijt, de heer die hier voor gedanckt moet sijn
wil onse wapenen voort seegenen en geefve
wij nu te beeter tot Een gewenste vreede
moogen geraecken, ick heb hier de heer sij
gedanckt alles wel gevonde dan men klaecht
seer over de droochte, en te Middachte heeft
het genoech gereechgent so verscheijde valle die
soomer vlaechge, ick sal nu volgens uhEd
ordere de meur aenden hot laete maecken, en
de graft inde doelle laete graefve soot water
dat teegenwoordich wast het niet belet
ick kan niet segge so bedroeft ick en meest
alle mensche om de doot vande goede keurvors
tin van brandenburch ben, sij most noch
voort lest van haer leefve hier so melankolijck
den heelle winter sitte en so Een moijlijcke reijs
hebbe, dit gaet onse kindere in haer affaereel
ock teegen, dan de wil des heere moet geschiee
de in wiens heijlige bewaerine uhEd beveele
en blijfve
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff en
dieners M Turnor