Blader door transcripties » Gemeentearchief Schiedam

archieftoegang 281, inventarisnummer 285, pagina 8

W-HOL
(S
N:o 38
leij
H
Voor Meester Karel Arnold Poortman
openbaar Notaris te Schiedam, hoofdplaats van het vierde
kanton des derden Arrondissements van de Provincie
Holland, zuedelyk gedeelte, in tegenwoordigheid van Wil„
lem-Christiaan Limmyser, winkelier, en Teunis Keu„
zenkamp, bediende van het Schiedamsch Departement de
Maatschappij, tot nut van ’t Algemeen, beiden binnen
genoemde Stad woonachtig, als getuigen hiertoe verzocht,
zyn gecompareerd de eerzame Jan Verboom en Gerrits Heer
Verboom, tuiniers, wonende binnen genoemde Stad, en
Arij Verboom, slagter, wonende in de gemeente Mattje„
nesse.
Welke verklaarden schuldig te zijn aan Mejufvrouw
Cornelia Adriana van der Brugge, zonder beroep, mi¬
de wonende te Schiedam / die ten dezen tegenwoordig
zulks bevestigde en aannam / eene som van vier hon„
derd gulden, spruitende uit geleende en in goede gangbar
munt voorgeschotene gelden, zich ieder hoofdelyk voor het
geheel daarvoor ten Haren behoeve by deze verbindende
en belovende, daarvan interest te zullen betalen gerekend
tot vyf ten honderd s'jaars, waarvan het eerste jaar ver
schenen zal zijn den eersten Januarij achttienhonderd ver
tig en zoo vervolgens jaarlyks op dien dag.
Voorts verklaarden partyen met elkander overeengekomen
te zijn:
1=o Dat de voorschrevene schuld opgeeischt en afgelost
zal kunnen en moeten worden ten allen tyde na
eene waarschuwing drie maanden te voren gedaan
2=e Dat de betaling der hoofdschuld en van den interest
in allen gevalle zal moeten geschieden ten woonhuis
van Mejufvrouw de Credidtrice of den wettigen hou
der der Grosse dezer acte, vry van alle, hoe ook genaam
de, kosten of korting, in goede gangbare gouden of zilver
Nederlandsche munt en stiptelyk op den vervaldag;
3=e Dat, by gebreke van behoorlyke voldoening der hoofdsom
of van de verschuldigde renten, de schuldeischeres on„
herroepelyk zal zijn gemagtigd, het hierna verbonden
goed in het openbaar te doen verkoopen, ten einde uit
de opbrengst daarvan zoowel de hoofdsom als de renten
en de kosten te verhalen;