Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 2.10.02, inventarisnummer 6212, pagina 16

Cavalerie=model van het leger hier
te lande; maar dit komt rei„
nig praktisch voor by de lang„
durige diensten, die de Indische
Officier steeds te velde heeft te vol„
brengen. Daar by het attila
mit de breedere sserp van het
tegenwoordig model minder goed
schint te passers, wordt voorge„
steld de oserp van een smaller
model te doen zijn.
drie sjerpen, naarvan een
de breede, volgens het tegen
woordig bestaande model.
Voorts twee nieun=model
smallere) met verschullen,
de krasten.
No. Aan de attilois zin alleen
tenoopen zonder emblemata
aangebracht, om dat dergelyke
tenoopen met lange stiften
(de middenry) niet verkryg„
laar waren.
De lenoopen zouden overigens
naar de bestaande modellen zyn
te nemen, waarvan by de offe„
liers-costumes eenige exempla„
aen zyn by gevoegd
ilteAelt
ad Verbi 1892. Cls.
Officieren
5

5

1vv


1
Op de borst vijf dubbele horinontale
tredden van Zwarthoord, dik 5 m Mo
op de atilla vastgenaaid, de tiesten
hebben den voren in sig 1 van ploatt
aangegeven en lodopen van de buitenste
knoopen op de reekter borst tot aan
de knoopen in het midden en op de
liukerborst tot aan den Zoom van
het pand, met een lus van de knoops„
gaten.
Op de mouwen met een dubbel
belegeel van plat koord, breed 3. 5 mMo
aanvangdende op. 6 centimeter van den
onderkant der mouw, aan de binnen„
zijde een los split vormende van 7l. Mo
llngte en aande voorzijde tot eene
hoogte van 300 M van afden onder„
kant den mouw, uitloopende in een
zoogenaamden Wougaarschen knoop
(zie pgten van plaat 4.
ieren of belegeels breed 27e mstl
langs den borene beneden zoom en
de opstaande kanten van den kraag,
bij de koeken van onderen damenkomende
en van daar op de borstbeuten de kessen
loopende haar den onderkant der attila„
van heer langs den zoom haar voren
tot aan den koek van het pand en aan
haar boven loopende reekts tot aan
aen benedensten knoop en linkt tot
aan den kraag.
op de moeuoen langs den onooekant
der fiquirtslo op den rug langs de
zynaden tot aan den onderkant der
attila en aan den bovenkant i een
klarerblad lindigende en voorts ook
het belegeel keneden de taille omrasten de
lango de zoomen den keupssolitten aan
den top erenelus in een klaverblad
uitloopende
fehouden