Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 2.10.02, inventarisnummer 600, pagina 29

poring overzien, maar dit hielp ons niet, daar wijde signale„
die in de zuidelijke landstreek opgerigt waren, moesten waarne
mers. ben lanigdurig verblijf in eene doorluchtige woning, in
een hond vocltig klimaat, omringdt door een verkleumden ter
nedergedrckt inlandsch personeel, is zeer onaangenaam,
en wij bespraken dan dikwerf, welk gedeelte van 't jaar tochvoor
de geodesische werkraamheden wel de gunstigste zijn zoude
Och den westuwesson hadden we vroeger gelijken tegens poed onder„
vonden als thans ons deel was, maar de kentering desjaar
getijden seliijnt de meeste heldere dagen aan te bieden, althans
4P. van Limburg Brouwer roemt zeer de doorschiijvendheid
van den dampkiing, door welke rijwarbeis in 't laatst van
october begunstigs weid. Over het algemeen was het weder ons
voordeeliger geweest, dan tijdens de werkraamheden in't Che=
riboirselle, het welk ik toescluijf aan de menigvuldige regens,
welke in den oostmoesson aan dere zijde van den dlamatval
len. Mijne werschen betrekkelijk het weser waren aegelregt in
strijc met die van den eenigen mikerfabrickant in de residen„
tie, maar vielus met die der Indigoplantens te ramen: Elke
keer toeh, dat de iegens met eenigen kracht doorkwamen,
werden de kansen voor een doorschijnenden morgenstond
sehoores en telkenmale deed hiet mij genoegen, wanneer
de weerogesteldheid eene beivering vekrwakte, volgens welke
de regens op Sava zeldranur zouden zijn, daer vroeger liet
geval geweest is.
In den achtermiddag van den 5e. september werd het hel„
der; alle beliotropen deden goed dienst: van Spianes, van
Patjar loewong en van Abrdeijong, en bovendien ragen we de
signalen van Pasir Zereng, Varendjoan en Jeger Belias.
Coersoure metingen waren afgeloopen, was het te laat om
te vertrekken, maar den volgenden morgen verlieten wij zoo
vroeg mogelijk dit onheibergraam oord, en bereikten in den
vroegen morgen van den volgenden dag Gatjar loewong, door
dien wij des machts ladtden doorgereisd, gelijk we meermale„
hadden
hadden gedaan, als wij een helderen morgenstond verwaeltten
Op diergelijke nachtelijke reiren voorragen we ons voorrigtig.
heidshalve van fakkels ter afwering der tijgers, wier versele opore„
wij in dit schaarsch bevolkt oord meermalen op merkten.
Met de metingers op dere plaats was de verbinding des cheri„
bonsche en Banjoemrasche trcangulatie bewerkstelligd en konmet
de becijsering van het nieuwe driehoeks net begonnen worden,
waartoe ik besloot naar Batavia tenig te keeren. 18e. van
Limburg Brouwer hadthans genoegzame vaardigheid in
het gebruik van het Universaal instiument verkregen, om
hem niet ten volle de beeindiging des taak, welke weonodit
jaar hadden opgelegd, over te laten, en hij zou na volbragten
arbeidin de Banjoemas, in de residentie Bagelen de punten
uitzoeken, welke wij het volgende jaar zouden beroeken.
In den achtenniddag van den 9e vertrokken we, vergereld door
de militairen, over harang poetjong naas Adjibarang, waar
wij met het aanbreken van den 10e. aankwamen. Wiernam
ik van 1. van Limburg Brouwer afscheis, dus korporaal Kinig
bij hens latende ensik vertrok met den Adjudtant onderofficier
Alberts naar Banjoemus en van daar naas Batavia, waar
ik den 21e. aankwans.
Op weg daarheen kreeg ik reedo berigt van den hees Brouwer„
dat hij op den Poeseranen Nabenaran gelukkig in zijne me„
tingen was geslaagd, vervolgens berocht hij dens djampangen
Idelosari, van welke punten hierboven reeds eenige bijzonderhede„
zijns vermeld, wan zijne latere verrigtingen deelde hij het volgens
mede.
„Na mijne opwachting bij den Resident van Bagelersgemaakt
,te hebben, vertrok ik den 6 october naar wonosobd, met den kor„
„poraal Konig; van daar begaf ik mij naasdes Dieng. Ik
„besteedde eerens dag, ons de natimitooneelen en de oudhesen
,van dit plateau iwoogenschouw te nemen, Goevallig vond
,ik in hiet kleinste des telupelgebouwen, die in de vlaktt van de„
„Dieng staan, iet dat voor ons vansveel mit is en waaraan
wij