Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 2.10.02, inventarisnummer 600, pagina 27

aldaar zijn de rotsen, op eene van welke groeit de mannelijke
en opde andere de vrouwelijke bloem van de divecische plant„
genaamd Ajoijo hoesoenw, de gevierde sierbloensder ja„
vaansehe keliers.
Pr. van Limburg Brouwerging den 4e. augustus van
Poerbolingo op reis naar Palaboga, waar hij den 6e aankwan„
terwijl ik een dag na hem op den heuveltop aankwan: hij
had intussclun den kijker en de mikwokopen van nieuwe
op iagdraden voorrien. Den 9e. vertrokken wij van Salabo„
gaengingen de Vaija loehoes in, een naam, welke aan de
drie distieten Madoera, Vegadingan en Madjenang ge„
geven wordt, maar eigenlijk alleen eene kleine dersa in
het eerste district toebehoort. Wet is eene volslagen wildenis„
de weinige vlakten of plateaus, welke in dit gedeelte van
de residentie worden aangetroffen en die voor den rijstbouw
geschikt zijn, worden door een weg van t 40 palenaanel.
kander verbonden; dere is ten gevolge van de onregelmatig
heid van het terrein zeer moeijelijk en alleen met paarden
uit dere streken te begaan, vooral als lievige iegens den gond
glibberig hebben gemaakt. Wit was het geval, toen wij hieson„
ze togten maakten, dikwerf moesten wij ons verbaren, dat
onte viervoeten ons zelfs over de moeijelijkste punten hembrag„
ten. In onsgevolg hadden wij eenen onder djaksa, genoemd
Vjoijo Sernito, welke in de vorige maanden Alberto was be„
hulpraam geweest in de regeling der werkraamheden op de
verschullende beigtoppen, die hij voorden bouw des signale„
had berocht, en die door den Resident aan mij tijdelijk was
toegevoegd, om misverstand te voorkomen, vooral bij het
doordringen tot gelieiligde plaatsen, of bij het kappeniween
of ander geëenbiedigd bosch. Wbij was mij van veel dienst
in de regeling van onre togten, en roigee, dat wij goede en
vele verwisselpaarden kiegens, dat hier zeer noodrakelijk is
On het noorden van Waija loelwes op de geens van degal,
zijn min of meer hooge heuvelketenen, welke althans in het
verre
verre westen= tot het op hefbings sijsteem van den Sjerimai
schijnen te behooren; in het ruiden zijn de hieuvelen eene
voortretting van het Vjamboesche gebergte. Op de eerste heuvel„
rei, duo op de gremren van Fegal, was het oostelijkste signaal
op den Abroeijorig geplaatst, en het westelijkste op den Goebang;
de beide zundelijke signalen stonden; een op des heuvel Pasit
kereng, te midden van een meras aan de ramenvloeijing
van den Giitandooij en Giidjolan, en een op den leuvel Patjar
loewong, even ter zijde van dens grooten weg van Gegadingan
den 10e. beklommers wij den berg Abroeijong. Hier wordteen
der zuiverste exemplaren van een Jori aangetroffen, hetwelk
een voorverso is van de vereering der inlanders, bene ruimte
zondom den heiligen steen was met andoeng beplant, welke
liier en elders in den Banjoemas bij voorheur wordt gebruikt tot
versiering der gravenen heilige plaatsen. Het geboomte, dat bij
den bouw van het signaal was gekapt, hadde inlandevon„
middelijk weggeruimd. Ons bleef lut een raadoel, of zulks van
de zijde van Vegal of doorde inwoirers van het district Wadje„
nang was gedaan, en in het gehieel maakten de inlanders
een geheind van hunne vereering en wilden en niet voor uit„
komen.
wreerende, dat ik van hier moeijelijk het signaal van Pa„
tjar loewong zou ontdekken, onderwees ik een oud Bekel in
het gebruik van den heliotioop, en zond lieus naar genoemd
signaal, van waar hij naar Mroeijong en laten naar
Goebang behoorlijk het zoulicht heeft tenig gekaatst. De 16e.
konden we naar wadjenang vertrekkens, het welk slechts een
afstand is van 15 palen, maar waartoe wijtoch van den
vroegen morgen tot uun w. i. besteeddes, zoo moeijelijk
was die weg te begaan van wege het aanhoudend rijzenen
dalen van het terrein. Vers19e. kwamen wij te Madvera, ver„
wisselden van paardeens gingen tot degrens van Galoe nan
het signaal van Pasio Lereng. We omliggende moeias, waar„
uit de heuvel van Pasir hereng zich verlieft, strekt ten verblijf„
en