Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 2.10.02, inventarisnummer 600, pagina 25

slechts hieren daar voor de cultures geschikt, voor de europesche
markt brengt zij blechts koffij op; de indigo=kultuur die hier
vroeger bestond, is afgeschaft. zevert het gebergte vele trotsele
natitoneelen op, onovertrefbaar woest is de natuur in
hare gewrochten in het district Karang. kobar. Wiesliggens
rotsmassas op rotomaosus zonder eenigen regelmaat, en niet
zonder reden wordt vermoed, dat dit de minen zijn van
eens ingesterten vuurmond van de vulkaaurei, die den Sla„
mat met den Vieng vereenigt; het reiren is hierdus niet
gemakkelijk.
Op den Radja ragerswe de heliotioop unt Endiohilo door de„
korporaal Konig, en van Kaijve binno door den Adjudant.
onderofficier Albeits gerigt. Ven volgenden morgenwoeg
kwamen wij met oure waarnemingen gereed, daalden
daarop van den berg neder, reden naar de dessa zangit, 16
palen van daar, waar wij in de namiddag aankwamen,
en bereihten mut het valles van deavond den top van deren
berg, waar wij eenen dag voor de waarnemingen verbleven,
Hars den oostelijken voet van den berg rangit loopt langs de
breede kloof, welke tot den natuuulijken afvoer van de wateren
der vlakte van Rawvalo seliijnt gediendt te hebben, de weg waar
langs het binnenlandsche verkeer tusschen Bandjas Negara en
Pekalongars plaats heeft.
Veri daarop volgenden dag daalden wij van den Langitaf,
en reden naas de dessa Peljantelans op eene hoogte van 163sellen,
aan de kelling van den roriggo Njembangaw, een afstand van
17 palus. doen op hevige regenvlagen in den voornacht helder
weder in den nanacht volgde, en de donkere gestalte des bergs
zich indrckwekkend verhief ins het sterrelicht, rees bij ons de
begeerte op, ons nog voor het aanbreken van den dageraad
welke naar alle kans een doorschijnenden dampkrng met
zich zoude voeuw=boven te zijn, wij lieten obvrs ontsteken, en
ondernamen bij haar licht de beklinming. Reeds hadden
wij gedurende drie uren geklommen langs het smalle berg„
pad
pas, dat aan eene zijde boven een steilen afgrond liep, toen
het eerste morgengloor de toppen der in het oosten liggende
gebergten kleunde en ook weldia ouren weg in gulden glans
hulde. De frisselie berglucht, het hoele klimaat, het verruckke„
lijke gerigt, dat elk oogenblik naarnate het daglicht aanbras„
in rijke schakeringen van tinten toenanven de rekerhieid van
bij tijdige aankomst in een paariuwoure taak op den top
te kunnen volbrengen, onderduckte elk gevoel van vermoeije,
nis, en dadelijk na het bereiken van den top vingensweonren
arbeid aan, waarmede we spoedig gereeid kwamen. Waarna
daalden wij weder af en hadden daardoor geen gelegenheid, ons
van den tegenwoordigen toestand der solfataia te vergewissen,
welke danr aanwerig moet zijw ervous welke rede Vorssield
dienberg onder de vulkaren heeft gerangselickt. We. Dunghulm
hieeft deren top niet berocht. Op den Rogo Niembangan is door
konig een hindoe=beeldtje gevonden: hoewel zees geschouden,
kan men daarin toch een brama: beeld herkennens; het was
uit weeke trachietsteen gehouwen.
Vewijl hiet ons overbodig toescheens, den berg Boedak te beroeken
reden we nog denzelfden dag naar de op 27 palen verwijderde
hoofdplants Bandjar Negara, waar we tegen middemaekt
aankwamen. dier namen we ons werktuig geheel uiteen,
om de gepolijste deelen naterien, het welk door onstelkens verrige
werd, als we langer of korter in dikke vochtige nevelen op de
bergtoppen hadden moeten vertoeven.
den 21: julij kwamen wij te Endrohilo en bleven daar tot de
26 julij. De haams van Ondrokilo is ins den omtrek van het
Dieng. plateau, waar Suvali vereerd werd, niet vreemd; het was
dan ook de heuvel, waarop de groote erdjoeno zich ins stille af„
zondering voorbereidde voor den reurenstiijd, dien lijging aan
vangen, en de verlokkingen des seliorne Ajai Soeprobo met
hiare zeven zusters weerstond. Wit Androkilo was werkelijk volgen
de inlanders het tooeel geweest van dere gebeuitenis, alhoewel
zij deze overlevering gemeen hebben met al degenen, die ins de
nabuurschap