Browse transcripts » National Archives / Archives South Holland

archive access 2.10.02, inventory number 4229, page 39

76.
van het verloop dier, leventgeraarlijke
ziekken, met eerbied, middels adres
van 19 Maart 1888, letter H6, gich
heeft mogen wenden tot den minister
van Molonien en Sijne Excellentie
in overweging mocht geven:
Hr. C. Mo. Veenenbos stits de Ooster.
beek, den 9en prnetiseerendengeneesteer
voor die, verslindende ziekte, ook
in het belang van adrestantis lamiei„
in 's lands militairen dienst voorte„
stellen:
„Onder behendstelling van het in dat
=adres voorkomende, zoo mogelijk
„middel verslag, hetwelk gaarne
„zal worden afgegeven aan het depar„
1
kement van Kolonien Cbureel: mili„
„taire raken inlichtingen te ver„
„schaffen nopens het door hem
„=geneesheerte Oosterbeek aan„
getrofsen, verloop der hierbeboelde
niet onbelangrike en levensgetaar„
,lijke diekken, waaraan de genoemde
hapitein leed en waarvoor de
militaire, geneeskundige facultie
,te Haarlem op 17 December 1887
dien Officier, verplichtte zel
„
geneedkunde ge behandeling en
medieijnen de doen zoeken, waar
dan dat hiertelande, elders in
„len, stil vord, byvoerbeeld in de
,„Veluwé;
dat de belanghebbende Officier
niet mocht torden vereerd op
11
mamgmaetren
dat adres, eenig antwoord te ontrange„
en daar doer alleen mochten, Leeken
op, medische wekenschap Hl. Mo.
Veenenbos bereidde en doir adressant
ingenomene medieijnen, orrr, beri
bezi en gonnesteeknichten uitlyders
lichaam voor goed te verwijderen,
aanmerken als medicamenten
voir adressant s, kenuwachtige„
toestand, welke twalificatie
aan het, publick; ook te Haarlen,
niet onbekend is mogen blyven
en zeer ten voordeele mag plecten„
doowel van Hr. VeenenbossArts,
als van den in een, bespottelykdag
licht gestelden Officier der Neder„
landsche landmacht, die opde
yrens Meli=Ajeh niet mocht
blatand gijn tegen de hem getroffe„
,geweesde dichten;
dat onder mededeeling van al
het rotenstaande, adrestant,
met den meesten eerbied, de eer
heeft Uwer Excellentie in overneg„
tegeren, het in dit adres bekendge„
stelde wel te willen aannemen,
als:
de uitinge van ilmand, die ver„
meent, in verband met zijne gods„
dienttleginselen, de waarheid en
niets anders als de waarheidte
hebben mogen spreken en voorts
met een en ander te hebben mogen
mededeelen, blechts zijne nederige
11
ne iienige e heijnisgervoelen

lie
der