Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 2.10.02, inventarisnummer 317, pagina 8

„De voor Indie vereischte kwantiteit en hwaliteit
van Meenkolen bestaat; het geldt alleen maar het
opaporen van de voor ontginning gunstigst gelegene
„plaats.
Vlet is op de voorgaande gronden, dat is geloof dat het
grootelijks in 's lands belang is, om terwijl uit de mijn Oran„
se Nassaus de nog voorhanden kolen worden ontgonnen en
die mijn dus in werking blijft, een grondig onderzoek
te doen plaats hebben op de twee door mij aangegevene
plaatsen; ten einde de gegevens te verkrijgen, welke
bekend moeten zijn, om te bepalen waar de nieuwe ont„
=ginning zal plaats grijpen. dnmiddels dienen voor de
mijn Olanje Naasau die maatregelen genomen te wor„
=den welke hare ontginning bevorderen kunnen en welke
ik hierachter zal behandelen. Wanneer de plaats der
nieuwe mijn zal behaald zijn, moeten zonder overhaacting
die werktingen worden ontworpen, uit Europa ontboden
en opgeret, en die voorbereidende werkgaamheden worden
uitgevoerd, waardoor men bij magte wordt de produhtie
waardioch te regelen, om dan eeret, wanneer men de
produktie in de hand heeft, en de mijn te Oengaron
onnoodig in hare ontginning verkwisting wordt,
Oranje Nasaau te verlaten.
Omtrent de ontginning, de ventilatie, de plans,
het peraoneel en de administratie der mijn Orange
Nastan en het vervoer der kolen naar Bandjermasin
heb ik in mijn voorloopig rapport berigt en sal hier nog
een en ander daaromtrant bijvoegen.
Over het algemeen waren de kolen veel te digt
aan
2717 54n8.
ra
Savenhage, den 10 Februarij 1655.
aan den dag weggenomen, van daar de grijze kleur
welke de op Java uit Orange Nasaau aangebragte
kolen tot nu toe hadden, voortkomende van hunne
ontreiniging met klei, die door de infiltratie van
het water van den begannen grond geholpen, elk scheuv
=tje en barotje, hoe syn ook, in de kolen had opgevuld.
De kolen welke op de mijn ter verrending ge=
=reed en te Bandjermadin opgeslagen lagen, waren zeer
ontreinigd met steenen, afkomstig van kleisteen laag
jes die tnsochen de kolen worden aangetroffen. Hierdoor
zijn geen geringe hoeveelheid steenen voor kolen getrans
=porteerd en het stoonischip dat van die kolen heeft
moeten gebriken, klaagde voorseker te regt over de
veele deenen en aoch die de kolen na verbranding
achterlieten; daardoor worden de Borneosche holen
onnoodig veroordeeld. op eeke geregelde mijn worden de
kolen gezuiverd en op vele kolemmijnen met de meent
mogelijke zorg. Daarover den Direkteur des Hravong
Fatsconnier en den sous Direkteur Floquet onderhou
=dende, die als mijnwerkers van beroep zueks moesten
weten, antwoorden zij mij, dat zij daarop herhaalde
lijk de aandacht van den Direkteur von Gaffron
hadden gevertigd en zij hhet vroeger reeds aan den
Resident Gallois hadden opgemerkt. Faticonnier
voegde er bij dat hij over verschillende punten, aan
den vorige en ook aan den tegenwoordige Resident
had geschreven, in twee rapporten welke hij Hunless„
had aangeboden, het laatste een jaar geleden, met
versoek daanmede het Gouvennement bekend te maken.
Die Rapporten schijnen door de Residenten, om een of
Andes