Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 2.10.02, inventarisnummer 26, pagina 58

Donderdag.
4 July 1850.

Puijsica.
De voornuamste verschijnschen der Heulende Warma„
beschrijven.
Elle ligchumen neihe tot men lat eene derhooyck temperateu
gebroeht heeft, door nelts oorzaat ook saalen namite
uit, dat is zij weksen bij ons dat ger min af meer
aangename geroet op het naft wij met den naam van
normte bestempelen. Soonel uns Gloeijende halkel.
als een rat met kookend nater, eene glimmoenste kool„
eene rlam; Hortom altes atoffen die enne verhoogde
temperatium vleen de Oiezingasle Lrcht, af omringende
Ligckamen het len, geren aan die sacht en aan dit Ligcham„
harmite af.
De Don straalt op den dan vormte uit op cl aarde
tte aarde woordt daardoor tot eene zeture lemperatiur
verhitt, dit wordt de degelijks oramst duer ourits gemnemd,
gesurente der nacht straalt de eerst rederom warnits
uit naar den Hefderen hemel, en vel in veerden
mate nia welke de hamel helderden is, daar ontstaat
condensatie van vuter damp cit de Akprospheur, die
sich als danus vitoont, zoo ook stzalen de Vlanten
gedurende de nacht narmts uit, die dikverf zoo
sterk kan zijn dat de templeateuer van de Planten
tot op het vriespunt daalt, en volgens Geefibarting
de dondenseerde nater damp, uit a. lacht op de Slanten
bereiesd, en dat dit de vorzaat der hoogenavensidte
nachtoorst zoude zijn. Vandoar dat men de
Planten voor alll dezeker kan beschutten door
chrelne met Riet te berehten; waardoor de U: to tra„
der narmte verhinderd vorstt. van daar dat Inccun„
iu Slanten voor de Nadeeligs uitreching ter voort
keschut.