Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 2.10.02, inventarisnummer 25, pagina 8

waaneer men daar bij verder in aanmerking neemt
dat bij het donintelijk besluit van den 1 January
1841 805, uitdrukkelijk is bepaald, dat voortaan
aangepensconeerde officieren, geen eangs bevordenin
gen meer zullen worden verleend, dan meenen de
ondergeteekenden het te mogen betwijfelen, of het
maagin vermeld verzoek wel voor enwrilligiii
vatbaar is.
De tweede ondergeteekende, met wiens geroe„
ler de eerste ondergeteekende zich volkomen.
vereenigt, vindt eick te meer genoopt, het inwilligei
van dat verzoek, aan Uwe Majesteit eerbiedig te
ontraden, om dat, afgescheiden van het boven aan„
gehaald besluit, het Departement van tol
nog meer en het bijzonder gehouden en verpleijt is
geene verzoeken om rangs bevordereng van gepensio„
neerde officieren der Landmagt in de overzeecche
bezittingen, bij Uwe Mhajesteit aan te berelen, en
zulks wel ten gevolge va het kopielijck hier
bijgevoegd rescrish van wege den koning, old 15
Maart 1844, 215 60 waarven, in weerwil van vele
daarmede strijdlige verzoeken, van inagelijks zeer
verdienstelijke officieren, nog geene afwrijking
den aanzien van geprasioneerde officieren der
Coloniale Land magt is voorgekomen.
Ten aanzien van den adressant, de ondergetee„
sienden mogen zeelks aan Uwe Majesteit nit
verbergen, zou daaren boven een uitzondering
een zeer bedenkelijke antecedent daarstellen, om
cait
dat de heer Geip van Pistios, na te eijns gepers„
tioneerd, reeds eenmaal eene titulaire langs van
saooging heeft verkregens, die, hoewel verdiend
op dich zelve, het hoogst bezwaarlijk zoos ma„
heer, om de bestaande regelen zonder onbillijk
heid, te blijven toepassen op andere verdeenstelijke
officieren, die, na te zijn gepansioneerd ene soort
gelijke ganst of onderscheiding voor de eeeste
maal wenschen te bekonnen. Vorts mogen
de ondergeteekende naan Uwve Majesteit met
onopgemerkt laten, dat des adressants ver
zoch, met betrekking tot de financiele om
„standigheden waarin hig verkeert, geen„
zins rationeel schijnt, zullende het bij Hoogst
Denzelven wel geen betoog behoeven, dat, hei
verklarende met zijne tegenwoordige (. en der
tijd tengevolge van den verachterden, Staat
ran het verhoogd pensioenfonds voor dn
Officeeren der Landmagt en oork ondie
bij toeparseng van eenen algemeenen maat„
regel, van 5000 tot f204s, 20 sjaars te
ruggebragte;) inkomsters Eimcer etaord nit
behoorlijk te kunnen ophouden, zulks nog
minder zoude kunnen doe, wanner hen
de rang van Generaal alb ajorr aerd verleend.
lindelijk vinden de ondergeteekenden zich
genoopt, nog eerbiedig onder de aandacht van
Ulwve Majesteit te brengen clat dle aanspra
hien op belooningen voorvroegere bewezene dien
Hen