Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 2.10.02, inventarisnummer 2510, pagina 16

koonen dat dusdanig gegister
nimmer kor daaroesteld zijn
en soode de beide Hleersen ciit de
verschillende kaster en rekken met
trij in oogenschouw te nemen en het
de doelde register mij aan te drijpen,
waaraan Zij sleents voor een gedeel„
te oevolo docoeven hebben. Walarna
keb iad hen voor belegd het register
der testamenten, het uitloop boek
der schepen, de scheepsmonsterrollen
en andere bescheiden, daarop de in
hur bezit dijnde padieren betrekking
hadden. War des verouning om dere
verschillende registters met mij te
doorzaeker, hebbber beide Heelen dan
ooko een Zee ruin gebruik gemaakt
en daaraan eeneer geheelefs namit„
da gewijd. Bovendier heb ik op
ficur by eengebragt en andermaal
voorgelpen wal omtrent dere ge„
desiedinis, van af het jaar 1831
hal der laatster tijd dis medege„
deelt. de Versoor die Ml orltz
verpezelde, scheen met de gegeven
efflichtingen te vreden, altans bij
der hierthaals bezoek eer 1 tot dagen
daama, kwvars ell ocitz alleen. Wijne
komst had tlechts ter doel ene
herhalins van zijn vroeger uit gespro„
ken verlanden oor inzose van det
meeensoemde register, daar aan
ik fniel bij merote was gevreg te
kennen oeffers.
Ik mas verkouen dat dire
mede deelen effs voldoende sijn om
letthahestr.
Utld Gestr te Bewijzen, dat de Heer
Morik Steeds eene drelwillende ont„
dan oft is te beeert gevallen en hem
Alaarleij alle mogelijke inlichten.
gen kijn verstrekt.
Dat de mar dei in Deciksen
land een groot deel van zijn tijs
schijnt te besteden met het aesspo=
rer van Personen, die naar Zijn door„
gever asier dere erflatins beheel
of gedeeltelijk doegeeegens hebben,
Ade daarenbover deitgaat dan het
beopip dat sijn Gouvernement hem
de gevrac, de heelp dou dreigeren, over„
mits alantienlijke personen bij Aere
Zaaks betrokken ofijn, dat Aula
eer persoen niet meer in normalen
toestont verkeert, is ligtelijk aan te

nemer.
ene derwarriss in syne voorstel
linser moet midzaaellijk daarvan
het gevols zijn en drie ik daaraan
dats ook toeschrijven syne inbeelden,
omtrent dit beseer eener Aerdenlbet
van het jaer 1762; terwijl de kosten
verbenden aan het reirten en trekken tto
die niet gedagen worder doer syne
mede erffgenomen) de opgewvendentieer
verschtenbaar maker wvooren de
den Morikz veelal oirkeert.
Atet adres heb il de en Uttla sects
hiccti de retourneren.
De Adjunel, Commies bij het
De plartement van Nolthier
N. P. Obermiij