Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 2.10.01, inventarisnummer 1007, pagina 4

11.
Uwe Exolentie.

.Den Supliant Smeekt met de meeste eer bied om verschoning,
door de vrijheid die hij neemd om zich tot unde Exelentie te wenden.
mij verlatende op de Edelmoedigheid van uwe Exelentie, leg ik mijne
zaak aan het hante van Uwe exelentie is bekende behalp zaam heid
en Averschen liefde
in ben door banden der liefde. maar nog niet door die des
Huwlijks verbonden, aan een braav Mijsje, dat bereids een
=pand onter liefde van mij heeft. om standig heden hebben mede
gewenst dat ik als koloniaal vertrekken moet, naar de Westindien
attran
Holenag
ik bevind mij op het schip Anna Mean. liggende in het Nieune diep.
dat slechts op een goede wagt om in hee te steken; de wanhoop van
mijne bemende grensd aan rakernij, als hij bedenkt dat bij met haar
kind van mij verlaten blijff kweresen, en het den kbeeld van mij veelligt
nimmen. weder te kien maakt haar kinne loos.
nu ben ik ondernicht van mijnen opper hoofden, dat als ik. nog spoedig
hunden konde, in mijne vrouw en kind koude mede nemen, dat it.
rij schriftelijk tot uwe Exolentie moest wenden, en smeeken om penmissie
van 20o spoedig mogelijk te mogen hunen; het is waar mijn tet hangd
van de Almacht af, wart zoo de wind gunstig wond voor ons den trel:
ben ik buiten Staat gesteld om mijne fout weder goed te maken, en
haar op en lijk. mijne hand te schenken die ik ongelickhig gemaakt heb, en of sehoor
ik. mit ijten de bepaling van ons bijder lt van de voorkunigheid afwagt, dat
van eene kening den wond afhangd, haast ik mij terwijl het nog tijd is
ge„
6
Gelesen hebbende een adres van H. P.
Pannegieter, bestemd om als militair
naar de West Indie te vertrekken en te
dien einde geembarkeerd aan boord van
lt tenmaart beltender Sl atharina
Exh. 31 Decl. 1836 N. 23.
Nader 1 Jan 1836.
De Minister van Holonien