Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.05.11.14, inventarisnummer 334, pagina 18

en verrigt, en wel particulierlijk dat zijn Edele de voorgoem
„de Heeren Anthonij, en Johannes Grill door middelese
van regten tot het geeven en doen van de voorschreevenen ree„
Kening en verantwoordingh heeft moeten noodsaeken, gelijk
dan ook vervolgens door de Edele Achtbaere Heeren Scheepen
der stad Amsterdam, bij vonnis in dato 31:e Januarij des
Jaers 1749. op de præesentatie ter Rollen gebragt onder den
datum van den 9.e November desselven Jaers de voornoem
„den Anthonij, en Johannes Grill zijn gecondemneert
om de Voorschreeven Reekening en verantwoordingh te
geeven en te doen, en verder Zoo als in 'tselve vonnis breeder
Staet uitgedrukt, en dat daer op vervolgens ook de selve
Anthonij en Johannes Grill, na dat Zij van weegens den
gemelden Heere Precher waeren gesommeert, gerenoveert
en slve gijselinghsteegen hen was beteekend, ten einde om
aen't voorn:t vonniste voldoen, eijndelijk aen den Selve
Heer Mattheus Preher hebben ofergeLeevent een
reekening en verantwoording die daar op aen Stonds door
den Heer Freher aen den Heer Comp:t is overgesonden,
om daar omtrent genoegsaeme in formatien van den heer
Comp:t te bekoomen, gelijk dan ook verder de Eeven gemelde
Reekening beneevens genoegsaame ordres door den Heer
Comp:t aan den Heere Mattheus Freher weeder te rug
gesonden en door den Heer Freher weeder bekoomen
die Zaak vervolgens door de goede directie van den selven
Heere Freher, en ten overstaen van de heeren Nicolaas
de Ruijter, en Christiaan Kruijs Caan wien de partijen
over en weeder te weeten de Heer Mattheus Freher
als Eijsscherende Heeren Anthonij en Johannes