archieftoegang 1.04.02, inventarisnummer 4271, pagina 15
Gebruik tekstcoördinaten
Transcriptie
kom maar hier dan wel, blijf mij van mijn Lijf, of ik sla je„ stoep en voor deselve vindende staan, te weeten van Ste beseijden de deur en Buijs jeegens over deselve, mitsg yder met een stok voorsien, gem S„r Mentz aan geseg staden gevraagt had: wat dat soo laat quam doen. hebben moest, op welke vragen gerepte van staden ge hebbende: ik kom jou vragen of ik bij jou van den avon ongeleegene tijd gekoomen ben.:d gem van Staden niet staande voorsz J=t Mentz aan hem differente maalen gevraagt, of haare saaken niet afgedaan waaren? de vraage telkens herhaald had! sulx gem S„r Mentz ve aan gem: Buijs had gevraagt: wat komt gij dan doen daarop ten antwoord bekoomen: ik kom soo maar, dat sou niet invoegen voorsz: C=n Mentz, om maar van he slagen te werden, tot die twee menschen gesegt had het is nu nagt, gij hebt mij den geheelen avond bee houden! dog dat gem: Buis als doen had gesegt: dat niet doen! en komt maar uijt moerneuker, ik sal joo kop van den romp afsneijden, met eenen sijn mes ge hebbende, terwijl van staden had gesegt: laat hem Dat voorsegde S„t Mentz als doen eene in de gaandere den kweepeeren stok ter dikte van een pink in hand noomen hebbende, daarmeede voorsz: Buis die im in de huijsdeur was koomen staan, uijt deselve en op stoep gejaagt had, onder 't seggen: dat moesten gaan, dog op 't welke gen: Buijs weederom herva bende, dat wil ik niet doen, mitsg=s God doem mij, van mijn Lijs: voorsz: s=r Mertz ten eijnde hem v stoek aftestooten, denselven met voorsz stok een sto sijn borst toegebragt had, dan vermits die stok te geweest was, en dien man dus slegts eene vreede bene waards was geraakt, had voorsz Buijs den stok op uijt de handen van gem: L„r Mentz gerukt, sonder do twee menschen hoe seer den Landdrost hunl: sulx aan hadden willen vertrecken, maar in dies steede meerm onder herhaling haar bovengem: vraage, nog toegevoegd he die hy vermeende dat haaren weg vervolg hadde Voorsz Landdrost begeeven hadden, hebbende gem smit nog in sijne kagie weesende, soo hij vermeend, door gen Jacobus Buip hooren seggen: Ja God doem mij: en gem substitut in 't derwaards gaan glasen hooren klinken, die stukken geslagen wierden. — Dat soo ras den substitut de stoep opgekoomen was, hij gem: Buijs met een stok, wel drie voeten lang, digt voor de huijs deut had sien staan, en vermits den Landsrost den substitut gelast had, voorsz: Buijs in arrest te neemen, was voorm: Buijs de sloep schielijk afgeloopen, en had soo dra sig benee„ den omgekeert had, teegens den substitut gesegt blijf mij van 't Lij, of ik sla je voor de kop dat je sult vollen als een Os„ sig teffens al omkeijkende, en den stok al dreijgend houdende, naar den wagen weg geretireerd hebbende; werwaards voorsz: J=n Mentz en den substitut gem: Buijs gevolgd sijnde, voorsz: f:r Menz in 't afgaan der stoep, dewijl niets in han den had, den substitut sin sijdgeweer had afgevraagt, en tot, denselven gesegt: die karel overvalt wij in mijn huijs, terwyl gen Buijs had gesegt bij sou karel moet ik weesen. Dat voorsz: Buijs voorts op den Landdrost S=r Mentz, al omkeykende sterk gescholden habbende, en onder anderen voor moerneuker en Karel vervolgens in den wagen weg, voorsz: van staden daar weeder bijgekoomen was, denwelken vermits intusschen eenig volk was koomen toeloopen, gesegt had: laat ons reijden, of het gaat niet anders goed; waarna aan den kant van Buijs en van staden met klippen te werpen begonnen, en 'tselve over ende weeder voortgeset was, waar door niet alleen een der ordonnantie ruijters, maar ook de vrouw van van staden geraakt, en een der Catters verders door Buijs een slag met een ook op 't hoofd toegebragt was, waarna gem: Buijs naar om sijn geweer geroepen te hebben, sig naar sijn wagen begee ven, van daar sijn voer gehaald, en onder 't seggen: gaat mij deselve soo ras hun doengelijk geweest was, naar de wooning van flavin flora, den substituit Heimers, en ordonnantie ruijter smit dat intusschen door de sig alleenlijk in huijs bevonden hebbende mitsg=s door een kleijnen slaven Jongen, de Catfers geroepen sijnde, kom. uijt kop van de romp af!
Bronvermelding
Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland, archieftoegang 1.04.02, Inventaris van het archief van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), 1602-1795 (1811), inventarisnummer 4271, Heren Zeventien en kamer Amsterdam, INGEKOMEN STUKKEN UIT INDIË, Overgekomen brieven en papieren, Overgekomen brieven en papieren uit Kaap de Goede Hoop aan de Heren XVII en de kamer Amsterdam, Overgekomen brieven en papieren uit Kaap de Goede Hoop en Mauritius aan de Heren XVII en de kamer Amsterdam. Gedeeltelijk met inhoudsopgaven, 1772 - 1773 [1773]. Vierde deel
Klik op de afbeelding om het te vergroten en de transcriptie ernaast te zien
Kunstmatige intelligentie (AI)
De transcriptie is door de computer gemaakt via automatische handschriftherkenning.
De samenvatting wordt door de computer gemaakt op basis van een taalmodel.
Beide kunstmatige intelligentie taken zijn niet perfect, maar vaak ruim voldoende zodat het historische document begrijpelijk wordt.
Zoek uw voorouders en publiceer uw stamboom op Genealogie Online via https://www.genealogieonline.nl/
De transcriptie van het historische document is gemaakt met behulp van geautomatiseerde handschriftherkenning. Er kan hier ook geautomatiseerd een samenvatting van worden gemaakt in hedendaags Nederlands.
Om gebruik te maken van deze functionaliteit dient u ingelogd te zijn en een abonnement te hebben. Let op: een abonnement geeft u geen toegang tot meer gegevens, maar wel meer handige mogelijkheden!