Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.04.02, inventarisnummer 4006, pagina 68

E„ Comp„e packelders alhier, tot dato noch onbevloert
hebben gelegen, waar door niet alleenigh alles met
dese en geene leckagie, als storten en plengen, seer
comt te vervuijlen en vileyne lelicke stancken te
causeren, mitsdien ment niet reijinigen kan, maer
oock dickwils groote schaede voor d' E. Comp„e
wert veroorsaeckt, doordien men geen leckargie verneemt
vermits t' voort inde grondt treckt, sonder dat men
t' selve eens gewaer wert als andersints, dat vas„
telijck en niet sonder suffisante redenen te pre„
sumeren staet, sodanige vesemente vuijte stane,
ken, dickwils en voornamentlick in de hete dagen
wel goede waren infecteren, ende dierhalven
naer onse beste intentie ten dienste vand'
E. Comp„e hoognodigh soude aghten, dat de voors:
kelders gevloert wierden, tot welcken eynde, alst'
UEd„le oock soodanigh geliefde te verstaen, vermits
alhier ter plaetse geen steen daer toe bequaam
can gebacken werden, nodigh soude wesen
Omtrent de hondert duijsent geere friesche ofte
Ende alsoo wy oock te raade waren geworden de
vooraengetegene verstreckinge aanden voors:
schipper Jacob bockalje gedaen met een lettertie
aand' Heeren Bewinthebberen vande fransche
Oostindische Comp„e te noteficeren, ende nevens
dien copia autentycq van het cognossement, bij
boekalje verleent, te laten gaen, soo hebben
niet ondienstigh geacht derselver copie tot UEd„le
naerrigtinge hier bij te voegen,

Gelyck ons bij ons in bedenckinge is genomen
off de verstreckinge voor dato bij tijde vanden
Command„r Quaelbergen ter monture van
ƒ 429-10- aen vooraengetoogen schipper en
scheepie gedaen, aen UEd„le oock al soude mogen
ag voldaen wesen, te meer om dat dien aengaen:
nooyt eenigh vermaen in UEd„le missiven voor
diergelycke harde straatklinckers, dewelcke ons
bij gelegentheijdt van tyt voor scheeps-ballast
soude cunnen toegeschickt werden,
diergelycke
desen
47