Transkripte durchsuchen » National Archives / Archiv South Holland

Archivzugang 1.04.02, Inventarnummer 3764, Blatt 58

69
met blijden Herte te zien, zijn wel Edele Agtb: door Godshulpe uijt het
krankbedde hersteld en in kragte weeder toeneemende was, daar bij
zijn Ed: hertelijk toewenschende het duursaam genot van een volmaak„
„te gesondheid en in alles Gods mildste zeegen zo in persoon Regeering
als familie dankende voorts Eerbiedig voor zijn Ed: Agtb: christelijke
opwekking tot eene schuldige devotie, en naamen aan, daal aan
te sullen beantwoorden, Laastelijk betuijging doende verheugt te
zijn over het genoegen dat den Heer Gouverneur omtrend hun ge„
„liefde te neemen met belofte onveranderlijk te sullen volharden
zijn welEd: Agtb: bewijse te geeven van haare standvastige trouw
en wackerheid vervolgde z' daar op de moedig te smeeken om voor
ditmaal g'excuseert te moogen worden van de gewone Jaarlijkse
bekruijssing der avenuen en Stranden geduurende presenten Nagel
Oogst, onder aanneeming egter, haare kruijs Orembaijen en volk
in gereedheid te sullen houden, om des vereijscht wordende op 't eerste
woord van Commando zee te kunnen kiesen, over welk versoek gespro
„ken en in Consideratie gekoomen zijnde, hoe men teegenswoordig
van de rustige toestand onder het meerendeel der Cerammers, het
beste te hoopen hadden, en den gemeenen Jnlander zo hier aan 't Hoofd
Casteel als op de subalterne buijte Comptoire door de Continuee„
„le Hongij Togte Expeditien en bekruijssingen der maate gedrukt
wierd, dat er noodsakelijk, wilde men hun niet ten eenemaale mo
„deloos maaken verschooning diende plaats te hebben, wierd mits dien
op de propositie van den Heer Gouverneur Goedgevonden en besloten
der Regenten versoek te accordeeren, en dienvolgende op d' aangeno
„mene voorwaarder haar van de bekruijssing voor ditmaal te
Excuseeren 't gunt haar aangekondigt wierd, en waar op z'
Eerbiedig dankzeijde.
Vervolgens door den Heer Gouverneur aan de Regenten betoogd
zijnde de hooge benodigdheid van Metzelkalk om de onderhande
zijnde gebouwen binnen 't Casteel eenen onverhinderde voortgan„
te geeven wierd Haar de besorging na 't al oud gebruijk â 3: Maate
per datij voor dit en 't aanstaande Iaar 1784: opgedragen en
zulx â rd=s agt het Last met recommandatie daar aan
ten spoedigste te voldoen en hunne volveerdigheid te betoonen,
t geen z' Eerbiedig op haar naamen
Wijders gaff den Heer Gouverneur aan de Regenten welker
Landen de Noote Plantagien bevatte te kennen Hoe zijn Ed:
tot hier toe met leetweesen bevond dat niet alleen de grootste belofte
en uijtloving van premien maar zelfs reets den door zijn Ed: gedaane
spendatien niets vermogte om de Datijhouders te animeeren de
uijtbreiding der Plantagien met ernst door te setten, en mits
dien zijn welEd: Agtb: Steeds met eene ijdele Hoop gevleid
wierd, zonder eens zo geluckig te mooge zijn de Illustre Hoog Jn„
„diase Regeering met een aangenaam berigt te kunnen verrassen,
begeerende van een jegelijk hunner, een Cordate opgaven wat 'er de ree=
„den van was, zo quamen z' hier op te antwoorden dat het aan haa„
„re min sorge geensints mankeerde, de successive door zijn welEd:
Agtb: uijtgedeelt wordende Nooten wel deegelijk geplant wier„
den nogte ook niet om haar ondergestelde tot het gaade slaan
en voortsetting der Culture aan te spooren, maar dat 't zig wer„
„kelijk liet aansien, als off die Plantagie haar niet gegund wierd,
want off Een groot getal Nooten in de grond verrotten, off
uijtbottende het meerendeel der Jonge spruijten verstorven,
dat dus den gemeenen man moedeloos maakte, die min sorge voor
den Nagelboom vindende de lust verging om door de Nroote
Plantagie een bestaan te soeken, gaarne hier bij beleidende dat
haare onderhoorige, avers waaren van alles wat hun eenig
werk besorgde, en dan ten anderen waaren z van de bedugting niet
te versetten, dat haare Plantagien in der tijd door Extirpatien
vrugteloos soude zijn. —
Op welk een en ander den Heer Gouverneur de Regenten on„
„derrigtede dat de Noote somwijlen te diep in de grond gepood
wierde, en dienthalve toegesien moest worden dat z' maar eeven
met een weijnig aarden bedekt waaren, voorts dat het verster=
„ven der Jonge spruijte min off meer voortekoomen was, wanneer
men dadelijk bij het plante van de Noot tegelijk bij off naast
aan dezelve twee Pisang off andere weelderig opwassende boomen
ten
Pootten