Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.04.02, inventarisnummer 11015, pagina 48

waar van daan, of hoe aan die houwer gekoomen is, agt den
Eijss=r onnoodig aan te toonen, alsoo hij met deselve bloot in de
hand, en nog een groot distantie van het huijs daar het geweld in
gepleegt is, gevangen genoomen is, en dat UE Agtb: aan den
houwer die den Eijss=r de Eer heeft UEd=le Agtb=re te vertoonen
klaar genog sullen ontwaaren, dat het deselvde is, daar dat ge„
welt op Glaasen, en deuren meede gepleegt is, wil nu den gev=e
seggen, gelijk in sijn Confessie doet, dat die hem door sijn
maat is overgegeeven, en dat die alles daar meede in stucken
geslaagen heeft, sulx is zijn post om te bewijsen, en als dat
waar was, had hij sulx makkelijk konnen doen, alsoo alle
de scheepen bij sijn verhoor, nog op de rheede laegen, het is ook
niet denkelijk maar te kinderagtig om te gelooven, dat Imand
een deegen off houwer daar dusdanig geweld meede gepleegt word,
van een ander sal aanneemen, alsoo wel bewust is, dat dusdanig
gevangen wordende seekerlijk als de daeder van dat feijt moet
aangemerkt worden, ten zij met goede getuijgenis anders konde
bewijsen, gelijk er Exempels sijn dat Imand een ander dood
steekende, 't bebloede mes in de sak van een dat digt bij
leggend onbekend mes stak die daar op ook door de wagt
gevangen wordende met het bebloede mes in sijn sak als
daeder van de moord is aangemerkt geworden, schoon in
is
der daat wel niet schuldig, dog hier niets te vinden tot
voordeel van den gev=e, want dat hij voor geeft, die twee
scheepsvvinden bij geval ontmoet te hebben, sonder hem te
kennen