Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.04.02, inventarisnummer 11015, pagina 46

we
Van den Berg naar huijs gaande gepas„
tuijn van de weed=we
„seert is de tapperij, alwaar die desordeerl is voorgevallen, dat
daar op de stoep soude gestaan hebben drie mattroosen, die
teegens den anderen seijde daar, komt weeder een zoldaat
willende hij gev=e daar door te kenne geeven dat die mattroosen
hem derhalve Eerst hebbe aangedaan, maar gesteld zijnde
het is waar dat die mattroosen sulx tegens den anderen ge„
„seijt hadden, dat hij Egter niet kan bewijsen, wat raakten dat
den gevangen, hij wierd daar door nog nog in sijn gewaarde
duijtsche eer, nog aan sijn lichaam geledeert, had hij Maaro
Pagjes Voor bij gegaan, dan was van die geheele saak Niets
geworden, maar neen, sijn fatsoen of liever sijn quaede dronk
konde sulx niet veele, en daarom antwoorde hij Schoon die
Mattroosen onder Malkander, en niet teegen hem spraeken
volgens zijn Eijgen Confessie, dat is waar wat wilt gij daar
van hebben, soo dat daar uijt blijkt dat hij wel den Eerste ag„
„gresseur is geweest, en een soort van uijtdaging aan die
Mattroosen gedaan: heeft, want het stent die menschen vrij

teegens Malkander te seggen, wanneer imand in duijster sien
passeeren, dat is, off lijkent wel een soldaat, en sonder dat
de menschen sig Verder Moveeren, soo kan men sulx in geenen
deelen quaalijk op neemen, althans den gev=e. segt Sonder
bewijs dat die mattroosen daar op aanstonds antwoorden
slaagen, hem te gelijk met hun drien op het lijf vollende
en slaande dat teegens de grond Viel, dit is meede
Voor