Transkripte durchsuchen » National Archives / Archiv South Holland

Archivzugang 1.04.02, Inventarnummer 10954, Blatt 720

principaal dewijl den gedaagde in dessel¬
antwoord zig over het versuijm van dien
geen Reedenen weet te excuseeren, maa
daaren teegens zig ten dien opzigte zelfs
nog meer komt te overtuijgen, met te zeege
dat zulks geduurende de Reijs altoos g
schied is tot tijd en wijle den Commandeu
der zoldaten vermits desselfs wanhebb
lijk gedrag door den gedaagden 't arresta
gesegt en g'ordonneert is &a, Nuis degen
de Commandeur op den 9n August en dus
den beginne der Reijse dan wel een maand
hun uijtzeijlen in arres geset en dus ook
sedert die tijd, sijnde genoegsaam een gan
sche Reijs, verzuijmt geworden het zelve J
te maaken. Den gedaagde wil dit verzul
nu wel op den Bootsman schuijven met te
zeggen; dat de Bootsman, wanneer het
geweer zoude schoon gemaakt werden, a
toos zulks belet en gesegt hadde, dat h
wel ander werk voor het volkwist: Edog
doordien hij ged: dit voorgeeven met geen
bewijsen gestaaft heeft, zoo is het zeek
dat deeze bijgebragte verschooning maarent
en alleen door hem gedaagde frivolijk verz
nen en dus geduurende de Reijs aan het sch
maaken van het geweer sedert het a
rest van den sergeant niet eens med
gedagt is.
Omtrent het doopen en van de Rhaalaten
loopen van 't onbevaaren scheepsvolk, breng
den gedaagde wel voor, dat hij gedaagde
maar