Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.04.02, inventarisnummer 10945, pagina 10

2
Dichamen ter Rolle
EAgtb: Heer en
Gelijk 't gehoor de Tweede Poort van de waerheijt, dog 't eerste van de
Leugen is, soo komt de waerhijt selden geheel suijver tot onse ooren, voor
al wanneer sij van verre nadert, want dan vat zij eenige verw van de
Herts togten, die sij onder haaren weg ontmoet.
Hoe verwondert den ged=e ook was toen hij op den 8=e November Laatstleeden door
den Heer Eijss=r ten overstaan van Heeren gecommitt:s Leeden uijt UE E Agtb=rs
vergaadering, op vraagpoincten wierd g' Examineert, Contineerende niet alleen saa=
„ken die nooijt geschied zijn, maer daer en booven quaataardiglijk ge Excogiteertg
door een vileijne slaaff tot geen solemneele bekragtiging van sijn Loogentaal
admissibel, en behalven dat door verscheijde voorvallen voor een schelm en
deugniet bekent.
Soo is egter niets dat thans zijn verbaasthijd Eevenaart, nu hij nog werd geactioneert
in Cas van moetwilligh doodschieten. —

Den ged=: zal de Eere hebben UEE Agtb=rs ilico Connectivelijk te deduceeren, dat
immers geen mensch ter weerelt uijt 't gedrag van den ged=e sal kunnen bespeuren
dat hij eenige moetwil omtrent 'te rschieten van de slavinne Eva van de Caap niet
toebehoorende den burger Hermanus Steijn heeft in 't werk gestelt; Nademaal
hem beneevens zijn broeder Martinus Bota, die slavinne en den jongen
Sephta van Batavia /:als Relatant in deese zaak geEmplooijeert:/ ter overbren= zaak
„ginge naar hun Lijfheer aenbevoolen zijnde
sij zig naer een oude usantie van onheuglijke tijden af ingesloopen ijder voorsien
hebben met een gelaaden snaphaan.
Om in Cas die slaaven /:gelijk men 't in 't gemeen van alsulke deugnieten
moet verwagten:/ eenige moetwil pleegden, sulks als dan te kunnen Presisteeren;
nu is den ged=e met zijn broeder pas ter halver weg geavanceert.
Of denselven slaaf Tephta voorn: soekt sig met de vlugt te salveeren, en hun lieder
handen te ontkoomen;—:
En schoon hij zijn ontlooping met een vervloekte gefabriceerde Loogen, tragt te
beglimpen en te regtvaardigen.
soo dringt Eevenwel door alle neevelen door dat sulx hem in geenen deele kan te
staade koomen;
Dus dat des ged=ts broeder geregtigt zijnde op dien slaave jonge, vermits op zijn drie=
maalig geroep niet staan wilde vuur te geeven.
de dood geschootene slavinne sulx siende tragt bij occasie dat den ged=e en zijn broeder
beesig waaren naer den jonge te soeken; daarom van hunne paarden afgesteegen
en deselve aen haer overgegeeven hadden, 't al meede te Eschappeeren, met soo dra
den ged: weederom quam, van de paarden af te loopen.
En insgelijx op hun bevel niet willende te rug keeren, was den god=e wel genootsaakt
op die meijd los te branden, om door dat middel te sien of hij deselve konde magtig
werden. —
dat den ged: die slaavinne Juijst soo noodlottig heeft getroffen, dat sij daarvan is koomen
te sterven, kan men immers aen geen de minste moedwillighijt toereekenen
Danten zij den Eijss:r den ged=: alvoorens suffisantelijk konde aentoonen deselve
meijd te hebben kunnen vangen, als wanneer hem seekerlijk niet zoude
zijn gepermitteert dat op haar geschooten had. —
dog den Heer Eijss=r dit niet vermoogens zijnde te doen is 't in Regten notoir.
dat alle quaade praesumptie die men bij sig selven over deese zaak soude kunnen
formeeren van selfs moeten corrueeren.
Gelijk sulx nog naader gedecideert wert bij m=r J„ de Damhouder Cap: CAXX1 Fol: 280.
den welken naar alvoorens seeker Exempel te hebben g'allegeert.
het
doordr
een
en de
de gere
Tiswa
zooij
oeg
om da
bedekt
door die
opleg
zoo is
ƒ
h

met
„togten
Bota ged=t omme in Cas van 't
moedwillig doodschieten van
de Slavinne Eva, toebehoord heb=
bende, den meede Landbouwer
Harmanus Steijn Eijsch te aen= niem
„hooren met de Costen.
Heeren.
sig./
sig uijt
Ende
is, wiens
absolvee
Exempe
uijt al
2ant
in
oordeele
alle
te
Aang
2
„
de
-
2