Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 8163, pagina 9

het meest heugelijk lot is, dat deese
Republicq, van de Goddelijke voorsienigheid
kan wenschen.
I is wel waar dat in den tagtig jaarigen
oorlog aan dewelke de Republicq haar opkomt
en aanzien, en voor de bevestiging van haare
religie en vrijheid is verschuldigt, den hande
en scheepvaart deeser Landen voorspoedelijk
is gedreeven: dog voorbijgaande, dat dien
oorlog was van noodweer, strekkende tot
eigen conservatie, en tot maintien van soo
diere panden, als even zijn gemelt, hoedanig
oorloogen somwijlen niet konnen werden
geëviteert; dient te werden aangemerkt,
dat dien oorlog, geduurende de eerste dertig
jaaren, meerendeels geheelijk te Lande binn
de paalen van de seventhien Nederlandsche
provintien wierd gevoert immiddels aande
ingeseetenen van 't Land, hoe zeer ander„
voor weederspannige uitgekreeten bleef„
toegelaaten haaren handel en Schepsvan
op de andere Rijken en Staaten van dien
magtigen furst, met dewelke men te worste„
„len hadde, secuurlijk te exerceeren, en dat
in dien tijd de Staat genoegsaam meester
en gelijk als opper arbiter was ter Zee:
tot soo verre, dat tot Calais in Vrankrijk
met toelaating des konings van dat Rijk
publiquelijk, ten voordeele van den Staat, en
tot stijving van haare toenmaals geringe
finantien, verkogt wierden passeporten om
op de nabuurige Zeen te moogen vaaren:
in zulker voegen dat er geene natie was,
die, voor een seekere somme gelds sig daar
van niet voorsag, om moeielijkheeden en
aanhaalingen van deeser sijts scheepen
ten oorlog of Caperije uitgerust, te
vrijen: en dat nog lang daar naar
de meeste en voornaamste der nabuurige,
natien, of met den anderen in oorlog,
of in haar selven verdeelt en ontrust,
en sig weinig aan de Zee lietende geleegen