Browse transcripts » National Archives / Archives South Holland

archive access 1.01.02, inventory number 8161, page 25

de Raad sig ten dien einde tot haar advis
aan U ho:mo: op haare requisitie, geschikt
op den 23e. September 1719.
En ten anderen, de besorging van de belangen
van den Staat ter Zee, van welkers noodwende
,heid, na all het geen op die materie te meerma
„len, bij gelijke geleegentheid als de jegenwoorde
is voorgedraagen, onnoodig, scheint alsnu wel
op een nieuw breedspraakelijk te melden,
min, als een ieder, die maar de moeijte neen
de situatie en innerlijke constitutie van de
Republicq van nabij te beschouwen, daar van
moet wesen overtuijgt. De Raad versoek
dan, dat behoorlijke sorge moge werden
gedraagen, ten einde de Staat werde voorsin
van een sortabel, en na de magt der nabie
„ren geproportioneert getal van goede en
bequaame scheepen van oorlog. Dat die ge„
die er reets zijn; na behooren mogen werde
onderhouden, en die door ouderdom, of
rampen ter zee, van tijd tot tijd afgaan
geremplaceert, op dat het gemeine Lant
en den handel en scheepvaart der goede
ingeseetenen behoorlijk mogen werden beschen
Dat ten dien einde in de respective petitien
die tot den aanbouw en voltoijing van
Scheepen van oorlog, iterativelijk zijn gedaan,
eindelijk eenmaal moge werden geconsen„
,teert, en aan de Collegien ter Admiraliteit
betaalt haare agterstallen, immers een sortable
somme in mindering van deselve. Dat de
middelen van convoijen en licenten alomme
na behooren, dat is op een exacte en egaale
wijse, volgens de ordonnantien en placaten
op dat subject geëmaneert, mogen werden
geheeven en gebeneficieert, en tot bevorde„
sing van dien, dog eenmaal een goed einde
en afkomst gemaakt van de soo lang, ge„
,duurt hebbende deliberatien over de reintro„
,ductie van de admodiatie der middelen te
water, van welkers noodwendigheid en
nuttigheid voor 't gemein, met relatie
tot de ondervinding, specialijk van den
jaare 1637 en 165, bij des Raads waast
voorgaande generaale petitie in't breede is
gesprooken.
Eindeling, versocht de Raad, dat de respe.
provintien, tot suivering van haare reets
gedraage of nog te draagen consenten, mo„
ingen heffen de noodige lasten en middelen,