Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 8161, pagina 7

niet redelijck souw wesen, de
Republicq en de respective provintien
deselve Composerende, te beswaren
of beswaart te laeten met lasten,
die naar d'uijtterste rigeur, niet
souden kogmen werden geoordeelt
te wesen van een indispensable
noodwendigheit voor 't wel zijn
van den Staat.
Insgelijx is buijten Contradictie,
dat de vooraangetoge methode
en middelen tot maintien van
vriendschap en intelligentie met
maehtige Nabueren en andere
Rijcken en Staten, een welgegronde
hoope konnen geven, tot Conser„
vatie van een verkreegen ruste
en vreede; ende tijdt, die zedert
het eijnde vanden jongsten
Oorlogh is verlopen; heeft die
hooph bevestigt en versterckt;
de vreede bij de Tractaten van Utrecht,
Rastadt en Baden verkreegen, blijft
tot
tot nu toe, subsisteren; de naburige
Rijcken en Staten, schijnen niet te
neigen tot nieuwe troubles, 't zij uijt
genegentheit tot rust, 't zij om dispo
sitien en ongelegentheeden, die haer
besigheits genoegh schijnen te verweekke
van binnen, om geen andere off
meerdene aantehaelen van buijten.
De aangestelde Congressen tot
Camerijck en Bronswijck Schijnen
self tot haar groot voorwerp
en oogmerck te hebben de herstellingh
en het afffrmissement respective
vande ruste in 't Noorden, voor
soo veel die aldaar nogh niet algemein
is, en in't Luijden: En de differenten
die tussen desen Staat en eenige
van haere geallieerdens, ter occasie
vanden Jongsten Oorlogh, over dese
en geene pretensien en achterstallen
van overgenomene Trouppes, waren
opengebleeven, zijn off ingeschiekt,
of in Staet gebragt, om eerlangh
inder minne afgedaen en geadjusteert
te konnen worden.
.