Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 5787, pagina 13

Mog: versoeke zijnde gedaan, om vermindering van Lasten
en eenige andere veranderingen en venschilckinge weegens
dien handel, het voornaamste argument aande zijde
van de Westindische Compagnie zoude zijn geweest,
dat, zoo lang het Octroij duurde, men geene innovatien
daar in konde maken, daar in tegendeel bij uwerhoog
Mog: resolutie van den 3 augustus des Jaars 1750 ons
benigt zijnde gerequireert geworden op de requesten
door Dixecteuren van de Commercie Compagnie den Stad
Middelburg en datticuliere hooplieden te Vlissingen,
ten voorn: Eijnde aan Uu Hoog Mog: gepresenteert,
wij, bij onze rescriptie in dato 26 october daar aan
volgende, ten allerklaarsten, en, zoo wij vertrouwen
met onweederspaekelijke argumenten hebben aange„
„toont, dat de wertindische Compagnie, in Cao van
abolutie of vermindering van Laotgelden, buijten
Staat zenden werden gesteld, hare vastigheeden opde
husten van Africa bij continuatie te onderhouden.
Wij kunnen egter, met stilawijgentheijd, niet
pasteeren, den suppliandten voorgeeven dat de Westinde:
Compagnie, omtend en inden Jare 1730, niet donder
zijn in Staat geweest, om genoegsaam een schip
uijt te rusten, zijnde in teegendeel notoiren bekend,
dat
dat de Westindische Compagnie, nog veele Jaaren daar„
na, bij continuatie, den slavenhandel heeft aange„
,houden, Jaa zelve de Colonie van Suxriname tot in
den Jaxe 1738, met slaven voorsien, gelijk ook nader„
,hand door dezelve Compagnie, divense Axmasoenen
slaven zijn versonden na Curacao, tot goedmaking
den onkosten van welke equipagien ende daar toe
benodigde Cargasoenen, de Laotgelden, weegens den
handel op de keusten van Africa genoten, Zeerwijnig
hebben kunnen contribueeren.
Egter is het eene onwedenspaekelijke waarheijd,
dat na den Jaxe 1730, en milidien na dat de Vaijelaant
en handel op de kusten van Affica, van alle de
Oudendanen van deesen Staat was opengestelt, bes
Compagnies handel van tijd tot tijd, zeer is ver„
,mindent, en eijndelijk, door dien geene maatschep„
„pijen met eeve dveel menagie, en dienvolgende
gelijke avantagien en winsten, als Canticuliere
kunnen naugeenen en handelen, gewerden van leer
gening beldng, dat wel inde plaatze van den
privativen handel van de Compagnie, zijn
gesubintreert de Lastlgelden, maar dat die, zelv
soo als nu betaald werden, en met bijvoeginge
van