archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 3812, pagina 474
Transcriptie
[19] BY resumtie gedelibereert zynde op verscheide Requesten aan haar Hoogh Mogende gepresenteert, door de respective Geinteresseerdens in een groot aantal Neederlandsche Scheepen, gespecificeertin de Memorie aan het eynde deeses geinsereert, alle houdende klaghten over het neemen en opbrengen van haare Scheepen door Engelsche Oorloghscheepen of Commissievaarders, en over de geweldenaryen en depredatien der selve Commissievaarders soo in Europa als America. Als meede op verscheyde Missivens van den Heere Hop, haar Hoogh Mogende extraordinaris Envoyé aan het Hof van Groot- Brittannien, raackende de devoiren by hem relatif tot de voorschreeve klaghten aangewend, en het geene hem op dat subject is weedervaaren; mitsgaders op de Resolutie door de Heeren Gedeputeerden van de Provincie van Vriesland op den aghtienden der voorleeden maand, over de meenighvuldige geweldenaryen en vexatien der Engelsche Commissievaarders, ter Vergaderinge ingebraght. IS goedgevonden en verstaan, dat den Heere Hop, haar Hoogh Mogende extraordinaris Envoyé aan het Hof van Groot-Brittanniem sal werden aangeschreeven, dat hy ter plaatse daar sulcks behoord, met alle bescheydentheyd sal vertoonen, dat haar Hoogh Mogende nu meer dan een jaar langh by aanhoudentheyd op fundament van de subsisteerende verbintenissen hebben doen versoecken, om redres van de klaghten van de Ingezeetenen van den Staat, noopens het aanhouden en opbrengen van de Neederlandsche Scheepen, en de mishandelingem der Engelsche Kaapers en Commissievaarders, die genoeghsaam geen Scheepen behoorende aan Ingezeetenen van den Staat ontmoeten, sonder deselve aan te houden, te berooven en de Equipagie te mishandelen, en dat in tusschen deese klaghten van dagh tot dagh zyn vermeerdert geworden. Dat haar Hoogh Mogende in de eerste plaats sigh hebben doen beklaagen over het opbrengen en aanhouden van de Scheepen met Scheeps - Materiaalen belaaden, en met vertooningh van den duydelijcken letter der Tractaaten, in. gevolge van welcke de Scheeps-Materiaalen zyn verklaart voor vrye Goederen, en waar by sonder de minste dubbelsinnigheyd is bedongen, dat alles wat gelaaden soude zyn in Scheepen aan Ingezeetenen van den Staat toebehoorende, vry en frank soude gehouden werden, ofschoon de geheele Ladingh, of een gedeelte van deselve Ladingb, de Vyanden van sijn Koninglijcke Majesteyt in wollen eygendom toebehoorde, het ontslagh der selve Scheepen hebben doen versoecken. En dat haar Hoogh Mogende daar na van tyd tot tyd hebben doen exponeeren de klaghten die ter kennisse van haar Hoogh Mogende zyn gebraght geworden, over de belemmeringen, die door het weghneemen van andere Scheepen, en de onlydelijcke geweldenaryen der Kapers en Gommissievaarders, aan de Vaart en Commercie van deese Landen zyn toegebraght geworden ; dogh dat dit alles tot hier toe geen ander gevolgh heeft gehad, als dat sijne Koninglijcke Majesteyt op den twaalfden October des voorleeden jaars door den Lord Holdernesse aan hem Heere Envoyé heeft gelieven ue doen geeven een seer generaal antwoord op de gedaane reptesentatien, ben dat de Ministers van sijne Koninghlijcke Majesteyt, soo diekwils als deselve zyn onderhouden geworden, over de verregaande excessen der Kapers en Commissievaarders, goede woorden hebben gegeeven, en betuygingen gedaan, dat men de Armateurs niet wilde protegeeren, alsoo men wel wist, dat deselve veel insolentien en vexatien pleegen. Dat haar Hoogh Mogende met leedweesen moetten seggen, dat men hier geen voldoeningh met het voorschreeve antwoord heeft kunnen neemen, en sigh geensints met deese goede en loffelijcke betuygingen van het Ministerie van sijne Koninglijcke Majesteyt vind geholpen. Dat haar Hoogh Mogende sigh niet in het breede over het voorschreeve antwoord van den Lord Holdernesse willen expliceeren, maar dat haar Hoogh Mogende egter niet voorby kunnen, om daar omtrent te doen observeeren, dat men hier geoordeeld heeft, dat het selve antwoord waarlijk niets anders behelsd, als eenige seer generaale reflectien en raisonnementen ; die of geheel alieen zyn van de materie der gedaane klaghten, of die van applicatie gemaackt zynde met 'er daad te veel souden be wysen. Dat haar Hoogh Mogende sigh flatteeren, dat men aan deese zyde compleetelijck heeft gedemonstreert, dat de gedaane Captures der Scheepen met. Scheeps Matesiaalen, en de ontlossingh en aanhoudingh der selver Ladingen, niet konnen werden geconcilieert met de Tractaaten, en dat, bier op niets ter waereld is gerepliceert. Dat haar Hoogh Mogende wel hebben gereflecteert, dat men in aanmerking schynt genoomen te hebben, dat die geene welcke de Neederlandsche Scheepen genoomen hebben, souden zyn geweest in het abusive begrip: dat haar Hoogh Mogende niet Jouden hebben voldaan aan der selver verbintenissen volgens de Tractaaten, en dat daarenbooven den Staat en der selver Ingezeetenen, sigh niet door het aanhouden van de ScheepsMateriaalen , beleedight souden kunnen oordeelen, vermits fijne Kuoninghlijcke Majesteyt, uyt een sonderlinge benevolentie, de betaalingh der selver Materiaalen hadde gedaan aanbieden, dogh dat haar Hoogh Mogende (om van de eerstgemelde reflectie niets meer te seggen) met seer veel genoegen geremar queert hebben , dat sijne Koninghlijcke Majesteyt , volgens desselfs gewoone grootmoedigheyd , selve het voorschreeve abusive begrip heeft gedesapprobeert, en verklaart dat het Tractaat van sestien honderd vier en seeventighals nogh subsisteerde, en dat gevolgelijcle het selve behoorde te werden geexecuteert en agtervolght. Dat haar Hoogh Mogende niets anders vraagen als de executie en onderhoudingh van dit Tractaat, en de Conventie explicatoir van het selve van den juare sestien honderd vyf en seeventigb, en niemand die daar aan mooge hebben gecontravenieernt, willen of sullen protegeeren, maar dat haar Hoogh Mogende agtervolgens de klaaren letter van dit Tractaat en Conventie niet kunnen acquiesceeren, in de overneemingh der gemelde Scheeps-Materiaalen, want dat haar Hoog Mogende niet kunnen toegeeven, dat deselve Materiaalen voor contrabande Goederensouden kunnen weesen gehouden , dat haar Hoogh Mogende den regul niet kennen, volgens welcke de Koopmanschappen by de Tractaaten voor vrye Goederen verklaart, by seekere omstandigheeden onvry souden kunnen worden: dat haar Hoogh Mogende seer gaarne toestemmen, dat de Conventie den rightsnoer is, waar na alle Nationale verbintenissen moeten werden gemaackt , maar dat haar Hoogh Mogende niet weeten, dat deese Conventie oock te gelijck den regul soude moeten weesen waar na deselve verbintenissen souden behoeven te werden geinterpreteert; dat sulcks lynregt soude inloopen teegens het cogmerck van alle Tractaaten en Conventien van Commercie, die immers daar toe alleen tendeeren, dat de weederzydsche belangens bepaald, en aan de Onderdanen of Ingezeetenen ter andere zyde, een regul gegeeven soude werden, waar na deselve sigh met gerustheid in haaren Vaart en Handel souden kunnen gedraagen. En dat haar Hoogh Mogende derhalven daar in niet kunnen convenieeren, dat den Staat en der selver Ingezeetenen geen reeden van klaghten souden hebben, en dat sijne Koninghlijcke Majesteyt de betaalingh der aangehoude Scheeps-Materiaalen, heeft gelieven te doen aanbieden, maar dat deselve als nogh moeten versoeken, dat hef sijne Koninghlijcke Majesteyt behaagen mooge, om daar omtrent volgens den letter der Tractaaten, aan de Inge zzeetenen van den Staat justitie te doen geworden. Dat haar Hoogh Mogende voor het overige ook wel met attentie hebben aan gesien, het secreet Articul van het Tractaat van Westmunster van den neegentienden February sestien honderd vier en seeventsgb, het welck den Lord Holdernesse by vervolghheeft gelieven te allegeeren, tot een preuve, dat de Scheeps-Materiaalen met goed regt woor onvrye Goesleren souden kunnen gebouden werden, alsoo het selve soude zyn geweest de basis van het Tractaat van Marine, het welck daar na op den eersten December desselven jaars is geslooten, en dat men aan dit fundamenteel Articul, by het laatstgemelde Tractaat in geenen deele soude hebben gederogeert. Dogh dat haar Hoogh Mogende niet hebben kunnen vinden, dat het ooyt de intentie der Contractanten heeft kunnen weesen, om het voorschreeve secreet Ariicul te houden tot den grondslagh van het volgende Tractaat, nauemaal het selve Articul soo direct strydigh is met het neegenden Articul van het gemelde Tractaat, dat het volstreckt onmoogelijck voorkomt, dat die beyde verbintenissen in eenigerley gevallen te gelijck souden kunnen subsisteeren. Dat haar Hoogh Mogende wyders nooit hebben teegengesproocken, dat men niet soo wel een seecker gedeelte van een Kust, en een Vloot binnen een Haven, of op een Rheede soude kunnen geblocqueert houden, als de vaste Steeden; dat haar Hoog Mogende wel van gedagten zyn, dat 'er een seer groot onderscheyd is tusschen het dessein en een seecker gedeelte van een Kust, of om een Vloot binnen een Haven te blocqueeren, en deselve Kust of Vloot met 'er daad geblocqueert te houden: en dat haar Hoogh Mogende oock niet willen verbergen, dat deselve seer bedenckelijck vinden, om tot een regul te admitteeren, dat het van de omstandigheeden der Oorloogende Mogentheeden soude afbangen, wanneer een Plaats voor geblocqueert soude moeten werden gehouden; maar dat haar Hoogh Mogende deese beyde principes thans met seer veel onverschilligheyd kunnen behandelen , dewyl deselve niets gemeens hebben met de gedaane klaghten en representatien, die geensints tot een grondslagh hebben gehad, dat de Scheepen van Ingezeetenen van den Staat zyn genoomen onder voorwendsel, dat deselve na eenige Havens of Plaatsen, die geblocqueert gehouden werden, waaren gedestineert, maar die alleen daar oyergegaan hebben, dat men de Hollandsche Scheepen mer Scheeps-Materialen en andere Goederen, die by den letier der JTractaaten zyn verklaart vrye Goederen heefst doem opbrengen en aanhouden. Dat haar Hoogh Mogende voorts oock geen de minste swaarigheyd maacken om te advoueeren, dat alle verbintenissen, ofschoon deselve op verscheyde tyden moghten weesen gecontracteert, de Contracten ten weederzyden egaal verplighten, en dat haar Hoogh Mogende hier meede alles dat verder in het voorschreeve antwoord nogh overigh soude weesen, moeten voorby treeden, vermits men de reeden niet kan bedencken; waarom de Republicq in deese tyds omstandigheeden, minder de executie van het Tractaat van sestien honderd vier en seeventigh van sijne Koninghlijcke Majesteyt soude hebben bebooren te vraagen, als de andere t1yden; daar men immers niets meerder verght, als waar toe men volgens den klaaren letter der verbintenisse is gereghtight, en dat men met geen andere Mogendheyd in een diergelijcke verbintenisse staat. Dart haar Hoogh Mogende aan haar kant vertrouwen, dat by de gedaane representatien ten klaarsten beweesen is, dat de klagten waar over haar Hoogh Mogende genoodsaackt zyn geweest sigh aan sijne Koninghlijcke Majesteyt te addresseeren, niet kunnen genoemd werden een misverslandi; maar dat deselve zyn reëele contraventien aan de Tractaten waar over men sigh met goed reght heeft moogen beklaagen, en waar van men met gefundeerde reedenen, na billijckheyd redres en voldoeningh heeft moeten versoecken, en dat haar Hoog Mogende derhalven hem Hecr Envoyé hebben gelast, om als nogh deese gedaane representatien te inhereeren. Dat haar Hoogh Mogende hier by nu moeten voegen, dat deselve met seer veel smerte hebben ondervonden, dat het by vervolgh niet gebleeven is by het opbrengen der Scheepen, met Scheeps MateriaJen belaaden, maar dat daar na genoeghsaam alles is, en nogh werd opgebraght en aangehouden, het geen uyt of na eenige Fransche Havens komt of gaat, en dat selfs de Engelsche Armateurs de Hollandsche Scheepen die na Spaansche en andere Neutraale Havens sijn gedestineert, onder allerhande voorwendsels weghneemen en opbrengen, dat soo in Europa als in America geen Schip door deselve ongemoeyt werd gelaaten, en dat sy deselve op een ongehoorde wyse, alle Hollandsche Scheepen, sonder onderscheyd, die sy maar ontmoeten, plunderen, de Ladinge der selve berooven, en de Equipagie mishandelen , dat hy Heer Envoyé sigh daar over by herhaalingh aan het Ministerie van fijne Koninghlijcke Majesteyt heeft beklaaght, en op het allerernstighste heeft versoght, dat daar teegens eens cenmaal voorsieninge moghte werden gedaan; dogh dat dit alles tot hier toe is geweest van geen de minste vrught. Dat haar Hoogh Mogende, ten blycken Rhoe verre de hooggaande klagien over alle deese mishandelingen gaan, de voornaamste gevallen die desweegens ter kennisse van haar Hoogh Mogende zyn gebraght, hebben doen vervatten in een afsonderlijcke Memorie, en hem Heer Envoyé hebben gelast, soo als dan oock daar toe gelast word mits deesen, om deselve, beneevens deefe sijne representatie, onder het oogh van fijne Koninghlijecke Majesteyt te brengen, dat haar Hoogh Mogende in middels gaarne erkennen, dat het een waarheyd is, dat nu en dan eenige van de opgebraghte Scheepen door het Gereghtshof van de Admiraliteyt worden ontslaagen, dogh dat men eghter altoos een reeden schynt te kunnen vinden om de Kapers van de kosten te bevryden, en dat men nimmermeer hoort dat 'er eenige attentie werd gemaackt op de geweldige handelwyse der selver Kapers, die gelijk sulcks uyt verscheyde Exempelen in de voorschreeve Memorie geallegueert, op een onteegenseggelijcke wyle consteert, doorgaans op eygener authoriteyt, teegens den uytdruckelijcken letter der Tractaaten, de Luycken openbreecken, en de Koopmansgoederen herooven, alvooren sy de aangeBoude Scheepen opbrengen, of daar over eenige Procedures houden. Dat haar Hoogh Mogende tot een preuve, met welcke faciliteyr de Kaapers door de Admiraliteyt werden behandeld, moeten allegeeren de Sententie waar by het Schip Dorp Gauw is ontslagen geworden, en waar by den Schipper in de kosten is gecondemneert, om reedenen dat hy geen uytklaaringe hadde gehad, en dat het Schip van de eene Fransche Haven op de andere badde genavigeert. Dat haar Hoogh Mogende, aan sijn plaats laatende op welcke wyse deese Sententie van sijne Koninghlijeke Majesteyt soude kunnen werden gejustificeert, daar het sigh selve wyst, dat het voorschreeve motif met geen moogelijckheyd kan worden geconcilieert met den klaaren letter van de Con wentie explicatoir van den jaare sôslien bonderdvyf en seoventigh , dievgelijcke demarches van een Admiraliteytshof moeten aansien van de uytterste gevolgen, dewyl de Kapers daar door meer en meer werden geanimeert tot het opbrengen van alles dat sy maar ontmoeten, en dat het op sigh selve onbillijck voorkomt, dat de Schippers der opgebraghte Scheepen, in gevalle 'er geen notoire blycken van suspicie, dat deselve eenige contrabande Goederen gelaaden hebben, of sigh met de Vlagh van den Staat schynen te masqueeren, gevonden werden, eenige kosten van de Procedures moeten draayen, dewyl de Geinteresseerdens reeds door het retardement der reyse, het bedenf der Goederen, en de meerdere kogen der Equipagien, seer importante schaaden lyden , en diekwils door het onislagh der opgebraghte Goederen van erger conditie werden , dan wanneer men deselve met eenigh reght soude hebben kunnen confisqueeren, vermits de kosten der Procedures dickwyls hooger loopen als de geheele waarde der selver opgebraghte Goederen soude koomen te bedraagen. Dat haar Hoogh Mogende een meenigite klaghten tot voorbeelden souden kunnen aanhaalen, dat men schier soodanigh handelt, als of 'er geen T tactaaten of verbintenissen tusschen fijn Koninghlijcke Majesteyt en deesen Staat gevonden wierden, en als of men reght hadde om de Ingezeetenen van den Staat allen Handel en Vaart, op en uyt de Fransche Havenen te beletten; dogh dat haar Hoogh Mog. de voorschreeve behandelingh niet kunnen aanmercken, als overeenkoomende met de intentie van sijne Koninghlijeke Majesteyt, dewyl haar Hoogh Mogende de eer gehad hebben soo dickwyls van weegens sijne Koninghlijcke Majesteyt te ont fangen de sterckste protestatien van desselfs benevolentie voor deesen Staat, en insonderheyd niet met die bereydwisligheyd waar in sijne Koninghlijcke Majesteyt, volgens de verseeckeringh van den Heere Yorcke, by desselfs Memorie van den sesden April deses jaars, altoos soude gevonden werden, om de Republicq te handhaven by baare vryheyd, Godsdienst en Commercie. Dat haar Hoogh Mogende verwaghten, dat sijne Koninghlijcke Majesteyt aan de Republicq de daadelijeke bewysen van deese gedaane betuygingen niet sal kunnen weygeren, en dat hy Heere Envoyé vervolgens op die gronden noghmaals sal insteeren, dat aan den Staat, noopens der selver gedaane klaghten voldoening gegeeven mooge werden, en dat dienvolgende alle de Scheepen welcke teegens de Tractaaten op een onwettige wyse sijn aangehouden, kost en schadeloos moogen ontslagen werden, en dat wyders aan haar Hoogh Mogende volkoomen gerustheyd mooge werden gegeeven, dat de Ingezeetenen van den Staat in haare Vaart en Handel ongestoord sullen gelaaten, en in het genot der Tractaaten gemaintineert werden; en dat laatstelijck soodanige efficacieuse voorsieningen sullen werden gedaan, of geconcerteert, dat de Hollandsche Scheepen voor het toekoomende teegens de geweldenaryen der Kapers en der selver onlydelijcke vexatien sullen weesen gesecureert. Dat hy Heere Hop daar beneevens sal doen remarqueeren, dat haar Hoogh Mog. ten bewyse dat men hier niet alle klaghten sonder onderscheyd aanneemt als intractien van de Tractaaten, met opset in de neevensgaande Memorie hebben overgeslagen het beklagh van Johan Bentley, sigh noemende Burger en Koopman binnen Vlissingen, nopens het voorgevallene tusschen twee Vaartuygen, en siine Majesteyts Oorloghsscheepen te Scarborough en de Spey: dat haar Hoogh Mogende wel niet zyn van die gedaghten, dat het aan sijne Majesteyts Scheepen soude weesen gepermitteert, om in de openbaare Zee de Scheepen van de Ingezeetenen van den Staat wegh te neemen, op fundament cat deselve teegens de Wetten van het Ryck van Groot-Brittannien, op de Engelsche Kust een verbooden Handel souden gepleeght hebben. Dog dat haar Hoogh Mog. dit geval geheel vreemd houden van deese materie en haare protectie niet willen verleenen, aan ymand die sijn werck schynt te maacken, om de Reghten en Inkomsten van sijne Koninghlijcke Majesteyt te fraudeeren: en dat haar Hoogh Mogende voorts met insight om te doen sien, dat men hier oock niets wil vergen, als het geen in goede justitie kan versoght worden, de Scheepen van Gerrit Thyssen van Sneeck, en Heere Lammerts van Winsum, welcke door drie Engelsche Oorloghsscheepen zyn genoomen en den aght en twintighsten Juny deeses jaars te Cuxhaven zyn opgebraght, niet rcclameeren, op fundament van de Tractaten, nademaal deese Schippers geen Zeebrieven hebben gehad, en om die reeden met goed reght hebben kunnen werden aangehouden, maar dat haar Hoogh Mogende alleen voor deese Menschen intercedeeren, om het ontslagh deeser twee Scheepen van de benevolentie van sijne Koninghlijcke Majesteyt te versoecken, uyt consideratie dat deese arme Luyden andersints totaal door dit ongeluck sullen weesen geruineert, en dat het abuys het welck by haar is begaan, alleen daar uyt is geproflueert, dat deselve de Vaart van Amsterdam na Hamburgh of van daar herwaarts, in seecker opsight binnen 's Lands teeckenen, en sigh om die reeden tot menagement van kosten niet gewoon zyn van Zeebrieven te voorsien. Dat hy Heere Hop wyders nogh by dit alles sal voegen, dat haar Hoogh Mog. sig voor teegenwoordigh gemenageert hebben, om te spreecken van de beswaarnissen, die aan haar Hoogh Mog. zyn voorgekoomen, nopens den overlast, die men in de Zeegaaten van de Republicq van de Engelsche Oorloghsscheepen en Commissievaarders nu en dan heeft gehad, dogh dat hy Heer Hop, eghter sigh niet kan dispenseeren, om by herhaalingh sigh te beklaagen over het gedragh van den Capiteyn Taylor, op de Rheede van Viissingen ; waar over hy Heer Envoyé reeds in gevolge van haar Hoogh Mogende Resolutie van den vier en twintighsten Juny laatstleeden, representatien heeft gedaan, dat hy Heer Hop vervolgens noghmaals de onbehoorlijckheyd van diergelijcke een handelwyse sal vertoonen, en daar by insteeren, dat desweegens eenige behoorlijcke satisfactie mooge gegeeven werden, en dat voor het vervolgh soodanige ordres moogen werden gesteld, dat sulcks niet meer sal kunnen gedught werden. Dat hy Heer Envoyé vervolgens op het sterckste sal presseeren, op sijne gedaane representatie tot ontslagh van het Schip de America, gevoert by Schipper Louis Ferret, met opsight tot dit Schip traghten te insinueeren, dat haar Hoogh Mogende van de Justitie van sijne Koninghlijcke Majesteyt verwaghten , dat hooghstdeselve dit Schip insonderheyd sal gelieven te doen relaxeeren, aangesien het selve niet alleen teegens den letter der Tractaaten, maar oock binnen het Eyland Ter Schellingh, en dus op de stroomen van den Staat is genoomen, en dat deese capture is gedaan niet door een Kaper of Commissievaarder, maar door een van sijne Majesteyts Oorloghsscheepen, en dat het gevolgelijck alleen van het goedvinden van sijne Koninglijcke Majesteyt sal afhangen, om hier in aan haar Hoogh Mogende genoegen te geeven. En dat hy Heer Envoyé voorts, in gevalle hy bevinden moghte , dat dit Schip met desselfs Laadingh reeds (gelijck de gerughten meedebrengen) is geconfisqueert, op pretextr, dat het selve soude weesen een geadopteert Fransch Schip, sigh alsdan over de onbillijckheyd van dit Vonnis sal beklaagen , en versoecken, dat sijne Koninghlijcke Majesteyt , in gevolge van bet twaalfde Articul van het Tractaat van sestien honderd vier en seeventigh gelieven te versorgen, dat ait Vonnis in desselfs Raad mooge worden gerevideert, en ter examen gebraght, of alle de ordres en cautelen, in het gemelde Tractaat voorgescbreeven, onderhouden zyn , en haar behoorlijck effect bekoomen hebben ; en dat daar in soodanige justitie mooge worden gedaan, als het reght der Volckeren, en subsisteerende Tractaaten sullen koomen te vereysschen. Dat hy Heer Hop laatstelijck nogh sal blyven inhaereeren, sijne aangewende officien in de saack van Louis André, noopens sijne pretensien weegenr de Laadingh Masten, Deelen en Pypduygen, die in den voorleeden jaare seeventien honderd ses en vyftigh met het Schip de Catharina Margareta, Schipper Laurens Roelofs, is aangehouden, en voor reeckeningh van de Kroon overgenoomen, en daar omtrent nader vertoonen, dat haar Hoogh Mogende niet kunnen nalaaten, om (onvermindert de ge daane representarien, tegens het opbrengen en aanhouden van de Scheeps - Materiaalen, waar van haar Hoogh Mogende niet kunnen desisteeren) aan sijne Koninghlijeke Majesteyt te doen remonstreeren, het ongelijck , dat den voornoemden Koopman met'er daad word aangedaan, want dat deselve met een beëedighde Verklaaringh van sigh selve als Kooper, als meede met een gelijcke Verklaaringh van Verkooper heeft beweesen , dat deselve Laadingh aan hem waarlijck twee derde meerder heeft gekost, als daar voor aan hem is aangebooden, en dat haar Hoogh Mogende daar benecvens oock zyn geinformeert, dat den selven Louis André, alle de moeyte die hy genoomen heeft , tot bekoomingh van sijne schaadeloosstelliingh , niet heeft aangewend tot desselfs eygen voordeel, maar alleen ten voordeele van de Assuradeurs, en dat het derhalven geensins waarschynelijck voorkomt, dat desselfs pretensien soo exorbitant souden weesen, als men aan het Ministerie van sijne Koninghlijcke Majesteyt wel heeft gelieven op te geeven. Dat haar Hoogh Mogende van seer groot aanbelangh oordeelen, dat hier gevonden worden twee Verklaaringen onder eede, van Luyden die geen belangb ter waereld meer in de saack hebben, dewyl men met geen reeden kan onderstellen, dat yemand sigh sonder eenigh het minste belangh , en alleen ten voordeele van een derde, soude willen beswaaren met een vasschen eed, dat hier by komt de eenpaarige getuygenis, dat het in de Comniercie niet gebruyckelijck is, dat de Spind van de Masten word afgekapt, alvoorens deselve gemeeten worden, en dat het nooyt is tegengesproocken, dat by het doen der taxatie deese Masten bevoorens niet souden weesen afgekapt ; dat haar Hoogh Mogennde sigh imagineeren, dat het met de regels van reght en billijkBeyd niet is te compasseeren, dat men diergelijcke klaghten maar blootelijck soude afwysen, en een saack van die natuur, niet met meerder nauwkeurigheyd examineeren, dat het hier alleen aankomt op de vraagh, of den Koopman niet met voldoende preuves hewyst, dat de Laadingh aan deselve twee derde meerder beeft gekost, als daar voor aan bem of desselfs Correspondent is aangebooden 7 dat dit seer klaar uyt de beëedigde Verklaaringen consteert, en dat haar Hoogh Mogende vervolgens van gedaghten zyn, dat den voornoemden Louis André, op de eyge gronden waar op het Hof van GroottBrittannien gemeent heeft, ce aangehoude Scheeps - Materiaalenn, sonder den Staat of der selver Ingezeetenen te beleedigen, te kunnen overneemen , is gereghtight, om alsnogh te versoecken, dat het sijne Koninghlijcke Majesteyt behaagen mooge, om desselfs klaghten nader in overweegingh te doen neemen , en aan deselve of aan desselfs Correspondent, soodanige reedelijcke voldoeningh te doen geworden, als hooghstdeselve in goede justitie sal oordeelen te behooren. En dat hy Heer Hop vervolgens alle devoiren sal aanwenden, om op al dit voorschreve een spoedigh, precis en voldoende antwoord te bekoomen , ten eynde de Ingezeetenen van den Staat moogen worden gerust gestelt, dat het waarlijk de intentie is van het Hof van Groot-Brittannien, om de subsisteerende Tractaaten en Verbintenissen heylighlijk te doen nakoomen en onderhouden. En sal Extract van deese haar Hoogh Mogende Resolutie door den Agent van Byemont ter hand gesteld worden aan den Heere Yorke, Minister Plenipotentiaris van sijne Koninghlijcke Majesteyt van GrootBrittannien, met versoeck, om dit alles door sijne goede officien ten besten te secondeeren en te helpen bevorderen.Memorie van eenige der voornaamste klagten, die aan haar Hoogh Mogende seedert de maand van AuguJsty seeventien honderd ses en vyfiigh zyn gedaan, over het opbrengen der Hollandsche Scheepen door de Oorloghscheepen van Jijne Koninghlijcke Majesteyt van Groot - Brittannien, en de Engelsche Kapers en Commissievaarders, als meede over de geweldenaryen en depredatien der selver Kapers en Commissievaarders, soo in Europa als America, teegens de Tractaaten tusscben de Kroon van GrootBrittamnien en deesen Staat Jsubsisteerende.NAdemaal deese Memorie alleen met dit ooghmerk is ingeright, dat daar uyt soude moogen blycken de meenigte der dagelijks aangroeyende klagten over de belemmeringen die de Hollandsche Vaart en Commercie werd aangedaan , door het aanhouden en opbrengen der Hollandsche Scheepen, en de verregaande geweldenaryen der Engelsche Kapers en Commissievaarders, soo heeft men niet kunnen vermeyden om eenige gevallen onder deese klagten te brengen, waar omtrent men niet precise van de gevolgen, die deselve hebben gehad, is geinformeert, gelijck meede soodanige gevallen, waar in men seeker weet, dat de opgebragte Scheepen door de Admiraliteyt van Engeland, het sy met condemnatie of compensatie van kosten zyn ontslagen geworden. Dogh in het generaal werd verseekert, dat verre het meerder gedeelte der Scheepen, over welkers onwettige aanhoudingh men sigh beklaaght, als nogh leggen in de Havens daar deselve zyn opgebraght. Ter voldoeningh dan aan het oogmerck diend, Resolutie Dat op den dertighsten July des Holl. com- voorleeden jaars seeventien honderd miss 22 pes en vyftigh, door een EngelSept. op de Req. vande sche Kaaper op de hoogte van Geinteres- Bourdeaux is aangehouden, het seerdens in Schip de TJufssrouw Barbera, gede Scheepen Selderust voerd by Schipper de Klerck, geen de fuf- laaden met Pypaarden, Vlas, leefrouw Job. dige Oxhoofden, en verdere vrye Barbera. Goederen, en gedestineert na de Boght van Vranckryck, dat dit Schip geentert zynde, den Kaper op staande voet den Schipper en Stuurman, beneevens twee van het Scheepsvolck heeft van Boord gejaagt, sonder eens na de Papieren te vraagen, de Goederen berooft en alles met geweld uyt het ruym gehaald, de Kisten en Kasten opengehackt, en het Schip vervolgens te Gibraltar heeft opgebraght. Sie de Dat op den veertienden SepremMissive ber des selven jaars door een Envan de Heer Hop gelsche Kaper te Sandwich is opcommistgebraght , het Schip de vier Gobroe29 Sept. ders, Schipper Jacob Murtinus, in 1756. Vriesland t'huys hoorende, koomende van Nantes, met een Ladingh Suyker, Kofty en Indigo, en na Hamburgh de wil hebbende. Dat vervolgens nogh op verscheyde tyden, en door de Scheepen van sijne Koninghlijcke Majesteyt van Groot-Bnitannien, en door Engelsche Kapers zyn opgebraght de Scheepen Seldeurust, Schipper Jan de Jongh, Dorp Gauw, Schipper Simon Stosfels, de Goede Vreede Schipper Steven Adriaansz, de Juffrouw Titia Roos, Schipper Portsma, en de Jonge Margaretha, Schipper Gerbrand Pietersz, dogh weleke Scheepen meest alle daar na wederom zyn ontslagen geworden. Sie Mis. Dat wyders aan haar Hoogh sive van Mogende ook klagten zyn gedaan den Heer yan weegens den Capiteyn Hals, van Wassenaer3 Jan. welcke door een Engelsche Ar1757, commateur is geforceert om ses en miss. 27 twintigh Fransche Gevangenen te Jan. moeten overneemen, welcke sigh daar door by sijn arrisement te Kadix in de ongeleegentheyd heeft gebraght gesien, om quarantaine te moeten leggen. vid. Req. Dat in de maand January deevan de ses jaars, door de GeinteresseerKoopluydens in de Vaart op het Eyland den; commissoriaal St. EHustarius klagten zyn inge28 Jan. braght, over de vexatien der En1757. gelsche Kapers, die de Hollandsche Scheepen van onder het Kanon van het voorschreeve Eyland quaamen wegh te neemen, en na haare Eylanden opbragten. Dat aan haar Hoogh Mogende nogh is vertoont hoe het Schip d' Adolph Stephanus, Schipper Lurcas Jacobsz Lond, op sijne reyse van Suriname na deese Landen, door een Engelsche Kaper, op een onwettige wyse aangehouden, en met Engelsche Manschap beset zynde, vervolgens als een Vyands Schip door de Fransche Kapers is bemaghtight en te Gardeloupe opgebraght. vid. MisDat voorts nogh aan haar Hoog sive Hop, Mogende kennis gegeeven is, dat en van de het Schip de Zondsche Woude, commissGrenfell, Schipper Jacob Andries, belaaden commis. met Koolen, Bokkingh en hongen 11 derd drie en taghtigh Plancken, Maart, en door de Commissievaarder de Ber1 April 1757. nard was aangehouden, en na dat alle de Provisie van den Schipper, ter waarde van vyf en sestigh ponden sterlinghs was opgegeeren, te Falmouth was opgebraght, en vervolgens verlaaten geworden , sonder dat men eenige kennisse heeft gekreegen of den Schipper desweegens eens voldoeningh is gegeeven. Sie de Dat haar Hoogh Mogende op Requesteden neegenden Mey deeses jaars van R. en kennis bekoomen hebben, dat de W. Sterling, comEngelsche Kaper de Lyme, te mits. 13) Plymouth hadde opgebraght het Mey 1757. Schip de twee Gesusters, gevoert by Schipper Inke Drost, te Rotterdam t'huys hoorende, en gedestineert met aght en seeventigh en een vierde Vat Brandewyn, veertien Oxhoofden Wyn, en een en veertigh Sakken Mosttertzaat voor Rouaan. Dat voorts in de maand April, door een Oorloghschip in Duyns zyn opgebraght twee Galjootscheepen , belaaden met Masten en Sparren, en dedestineert na Brest, welkers Ladinge wederom voor treekeningh van de Kroon zyn overgenoomen: dat nogh door een Armateur in Pleymouth, op den twintighsten der selver maand is opgebraght het Schip de Jonge Jacob Mossel, gevoerd door Schipper Daniel van Daalbuysen, zynde gedestineert na Bourdeaux: dit vid. de deese Kaper het Schip te PlyMistive mouth opgebraght hebbende, en van de sulks, wanneer het selve Schip Heer Hop, reeds was gebraght onder het oog commis. 18 Meyvan sijne Majesteyts Officieren, de 1757. en stoutheyd heeft gehad om de LuyhetRequest ken van het Schip te doen openvan Jan Pan êën Iu- breeken, door sijn eygen Volck, cas Pan, en de Ladingh te visiteren: dat commiss. deselve niets gevonden hebbende 30 ug. waar op hy pretensie konde maa1757. ken, vervolgens den Schipper sijn Papieren heeft te rugh gegeeven, en gepermitteert om wederom na Zee te gaan, dogh dat hy daar na weederom heeft goedgevonden het selve Schip, wanneer het gereed was om na Zee te gaan, te houden leggen, en den Schipper op nieuws de Papieren af te eysschen, dat het Volck van deesé Kaper daar op andermaal een gedeelte van de Ladingh op het Dek heeft gehaald, en niets anders heeft gevonden als blauw Papier , waarom sy sustineerden, reght op het Schip en Ladingh te hebben 3 dat by die geleegendheyd een Baal Peeper en andere Goederen, door het Volck van den Kaper zyn gerusneert en aan stukken gesneeden, en eenige Kaasen door deselve gestoolen; dat men vervolgens den Schipper als doen eerst heeft gedaan verhooren, en den selve een verklaaringh willen afvergen, voor wiens reekeningh deselve Goederen waaren gelaaden, en het selve Schip alsoo tot in de maand Augusty laaten leggen. Dat wyders aan haar Hoogh is vertoond hoe dat door een van sijne Majesteyts Oorloghscheepen op de hooghte van Ter Schelling, en dus op de Stroomen, en onder het Gebied van den Staat , is genoomen het Schip de America, gevoerd by Schipper Louis Ferret, dat dit Schip in de maand Mey des jaars seeventien honderd ses en vyftigh van Amsterdam was vertrokken na St. Domingo, Porto Prince, en van daar wederom direct na herwaards was gedestineert , en dat men teegenwoordigh is geinformeert , dat het selve Schip en Ladingh volgens de gerugten reeds souse weesen geconfisqueert, onder den naam van een geadopteert Fransch Schip, Sonder dat men eenige reflectie heeft gelieven te maaken op de Tractaaten, of op de omstandigheeden, dat dit Schip genoomen is onder het Gebied van den Staat, wanneer het selve Schip reeds soo verre was geavanvid. Req. ceert, dat de Lootsen sigh aan van J. van Boord stonden te begeeven, om Eeghem, het selve binnen te lootsen. commiss. Dat buyten en behalven alle de 22 Juny 1757. gevallen nogh op verscheyde tyvid.Miss. den en plaatsen zyn genoomen en Hop, com- opgebraght de Scheepen de Koopmiss. 24 my, de Plan van Harlinge, Schipper Joris Req van Otiens de Haan, de Jonge CathaGroene na, Schipper S. Juliners, de Zoutveld, com keet, Schipper Gilbrand Hilkers , de miss. 23 guly, Miss Jonge Calharina, Schipper R. Javan de cobs welcke beyde zyn gelaaden Heer Hop, met Plancken en Hout, de Johancommiss. na Maria, Schipper Gerrit Cooter, 23 July, Red van gelaaden met Tarw, en gedestide Geinte- neert na Amsterdam, Limke de teresseer- Jongh, Schipper Sipke Douwes, de dens in de Vlugbt van Egypte, Schipper Zulwillem en ke Jansz, de Willem en Catharina, Catharina, commis. Schipper Egge Hayes, de Jonge 31 aug. Wybes, Schipper Auke Wybes, en 3 Sept, beyde belaaden met Zout, voor 1757. eyge reekeningh, heit gemeene Welwaaren, Schipper Tsbrand Pieters, gelaaden met Vlas en Aardwerk , de Jonge Juffrouw Anna, Schipper Sjouke Thomas Lier, met Taback en Verfhout, de vier Gesusters, Schipper Jaape Jans, de Jetske en Frederick, Schipper Sievert Annes Rengers, de Jonge Rietwers en Pieter, Sehipper Gerbe Geercke, de Jonge Jelle Hollander, Schipper Douwe Teamkes, de Stad Sneick, Schipper Hette Sybles, de Jonge Hendrick, Schipper Joose Tles, alle ses met Zout gelaaden, de Juffrouw vid. Res. Anna, Schipper Geerlof Gerbrands, commissde Petronella, Schipper Joban Jey6 October kes, en de Possillvn Galey, Schip1756, op per Wybrand Nanningh, gedestide Req. vanF en neert van Amsterdam na Spagne, J. van welcke Scheepen, soo niet alle, Zeller. ten minsten voor het meerdergedeelte als nogh in de Havens daar deselve zyn opgebraght werden aangehouden. vid. ReDat de Geinteresseerden in den solutie comHandel op Curacao voorts nogh miss. 31) Xie. op de Bebben vertoont , dat de schaade Requeste die de Ingezeetenen van Curacao, van de alleen seedert den tegenwoordigen Handelaars oorlogh door de plunderinge der op CuraKaapers en het onwettigh opbrenca0. gen van veertien Barcken, alle met vrye Goederen gelaaden, hebben geleeden, reeds een somme van een honderd neegen en twintigh duysend vyf en dertigh Piasters komt te bedraagen , en dat alle de representatien die daar over aan de Admiraliteyts- Hoven van sijne Koninghlijcke Majesteyt in America worden gedaan, vrughteloos worden bevonden, wordende de opgebraghte Vaartuygen sonder aansien, wat soorten van Goederen daar in oock moghten gelaaden zyn, voor goede prys verklaart, en aan de Eygenaars der selver door allerhande inrrigues den wegh van appel afgesneeden. Dat of dit alles nogh niet genoegh waare, hier by nogh koomen de geweldadige behandelingen der Kaapers, waar van aan haar Hoogh Mogende de blycken uyt de Extracten der Brieven van de Hollandsche Schipper en de beeedighde Verklaaringen die daar van zyn gepasseert, in groote meenighte zyn overhandight ; dat onder anderen uyt die Extracten en Verklaaringen consteert, dat den Schipper Gerrit Piers, voerende het Schip langh gewenscht, en gedestineert na Curacao, op den seeventienden April deeses jaars by Calis Cliff heeft ontmoet een Engelsche Kaper, welcke voor een Kanonschoor (nietteegenstaande den Schipper aanstonds opbraste) hem drie Guinées heeft afgedwongen, en voorts een Ancker Jenever, en eenige Thé: en Wyn uyt het Schip heeft genoomen, dat deselve op den ses en twintighsten daar aan volgende nogh heeft ontmoet seeven Engelsche Kapers, die na sijne Papieren te hebben gesien, den Schipper eerst Geld hebben willen afdwingen, en op het seggen van deselve dat hy reets alles aan een voorige Kaper hadde gegeeven, de Kisten van het Volek en Passagiers hebben geplundert , vervolgens op de Zeylen geschooten, en eyndelijk twee Sloepen met Voick hebben aan Boord gesonden, welcke met Enterbylen, Houwers en Pistoolen aan Boord gekoomen, het Volck hebben geslaagen en gekapt, twe Man in den Arm gestoocken, een gehackt, den Schipper het Pistool op de Borst geset, het Geschut vernageld, de Koogels, Aansetters, Wissers en Kruyt over Boord gesmeeten, de Luycken opengehackt, en uyt de Ladingh omtrent aghtien a twintigh duysend guldens aan Goederen wege genoomen , van welck alles den Schipper op sijn binnen vallen te Cowes behoorlijk aan een van sijn Majesteyts Officieren heeft kennis gegeeven. Dat den Schipper Jjeert Baukes, op den vierden July, omtrent ses mylen van Boulyn, door een Engelsche Kaper is berooft van vyf Stucken Brandewyn, en van alle sijne Kleederen, welcke Kaper nogh de baldaadigheyd heeft gehad om den Stuurman en Jonge een Strop om de Keel te doen, en deselve by na te verworgen. Dat den Capiteyn Jacobus Mykel, gedestineert van Amsterdam na St. Eustatitis, op den derden July tusschen Douvres en de Cingels, door drie Engelfche Vaartuygen is aan Boord geklampt, die met Geweer, Enterbylen , Koevoeten en Bytels, al de Kisten hebben opengebroocken, en daar uyt seer veel Goederen hebben gestoolen, van welck gebeurde seeker Capiteyn John de Harde, voerende de Kaper de Boscauw van Londen, gedeeltelijck oogh getuyge is geweest, als die nogh heeft beler, dat deese gewe denaryen niet verder souden moogen gaan. Dat den Schipper Christiaen Laurense, voerende het Schip de Maria Galey, en gedestineert na Cadx, op den derden November seeventien honderd ses en vyftigh geprest zynde door een Engelsche Kaper, aanstonds sijne Zeylen heeft gemindert, dat deselve Kaper ver volgens van hem heeft geverght om sijn Boot uyt te setten, en op het gegeeve antwoort, dat sulcks door de holle Zee ondoenlijk was sonder gevaar, met het Handgeweer een vlught met Kogels op het Hollandsschip heeft geschooten, waar door een Man door de hand is geschooten, en de andere een Vinger heeft verlooren, dat den voorschreeve Schipper, na dat het Vuur was opgehouden , sijn Boot hadde uytgeset, en sijn Papieren en Documenten daar meede aan Boord van de Kaper hadde gesonden, dat daar op de Boot opgepropt met Volcek van de Kaper aan Boord van het voornoemde Hollandsch Schip was te rugh gekoomen , die overge koomen zynde-alles aan stuck hebben geslagen, de Goederen uyt het ruym gehaald, den Schipper met geweld van Boord in de Boot gegooyt, en een gantschen dagh aan Boord van den Kaper gehouden, de Kisten en Kasten in de Kajuyt aan stuck geslagen, en omtrent voor veertien honderd guldens aan Koopmanschappen, Kleederen, Goud, Silver en Leevensmiddelen hebben weggerooft. Dat den Schipper Sjoerd Lieqves, voerende het Schip de Hout zager, op den seevenden Juny af en aan Bevesier door een Engelsche Kaper is geplundert, hebben de den Kaper, onder het leesen der Papieren, door sijn Volek de Luyken doen openen, de Ladingh gez deeltelijck op het Deck doen hysschen, de Packen en Kisten opensnyden, en eenige Packen en Kisten doen meedeneemen na sijn Boord. Dat den Capiteyn Villem Arents, commandeerende het Schip genaamt de Hoop, op den aghtsten July laastleeden, by Douvres een Engelsche Kaper heeft aan Boord gekreegen , die hem voor twee schooten heeft afgedwongen sestien guldens drie stuyvers, en vervolgens uyt de Ladingh gestoolen twee Kassen Kaneel en twee Kisten T hee. Dat den Schipper Joris Ronnen , voerende het Schip de Snelle Galey, op de hooghte van Kaap Rouent, door de Kaper Vallinga, voerende het Schip de Ranger Proeter , is geattacqueert met de volle laagh, dat den voornoemde Schipper daar op insgelijks geschooten hebbende, den Kaper hem in het Engelsch hadde toegeroepen, dat hy aan Boord moest koomen , dat den Schipper daar op selve overgegaan zynde, het Volck van den Kaper intusschen is na Boord gevaaren, en aldaar hebben weggenoomen een Vat Azyn, eenige Blocks en kleynigheeden ; dat den Schipper Honningb Vos, commandeerende bet Schip de Princesse Gouvernante , op sijne reyse van Curacao na Amsterdam, op den apghitsten April deeses jaars tusschen Bevesier en de Cingels niet verre van Land heeft ontmoet een Engelsche Kaper, die verscheyde schooten kort na malkanderen op het voorschreeve Schip heeft gedaan, dat den Schipper daar op aanstonds hebbende opgebrast, het Volck van de Kaper aan desselfs Boord is overgekoomen om de Papieren te sien, dat daar op niets te seggen windende, den Schipper vier Guinees hebben afgeëyscht voor de gedaane schooten; dat den voornoemde Schipper de onreedelijckheyd deeser vergingh verthoond hebbende, het Volck van de Kaper met geweld de Luycken heeft opengedaan, en den Schipper gedwongen om een seecker kleyn Kasje met restanten, het welck sy gevonden hadden, open te breeken, dat sy vervolgens om het schotgeld zyn blyven aanhouden, met bedreygingh , dat, in gevalle den Schipper geen Geld wilde geeven, sy als dan twee Vaaten Indigo souden meede neemen, dat vervolgens den Schipper sig teegens het weghneemen van de twee Vaten Indigo hebbende te weer gesteld, eyndelijck is genoodsaackt geweest om haar te tellen vier en veertigh ronde Pesos, en neegen en dertigh soo Hollandsche als Engelsche agt en twintigen, dat het Volck dit Geld wegh hebbende, daar na nog evenwel de twee Vaaten Indigo met geweld hebben meedegenoomen, en den Schipper nogh daarenbooven hebben willen afvergen een Quitantie, dat sy niets hadden meedegenoomen. Dat uyt de voorgemelde Extracten en Verklaaringen nogh meer dan vyf en twintigh diergelijcke voorvallen, van de onlydelijcke geweldenaryen en depredatien der Engelsche Kapers, souden kunnen te berde gebraght worden, dogh dat men de geallegueerde voorbeelden voldoende heeft geoordeelt om de verontwaardigingh van siine Koninghlijcke Majesteyt teegens sulcke Geweldenaars te exciteeren. Dat men hier by nogh alleen sal voegen een geval dat nu onlanghs is gebeurd, en waar in de Kaper bekend is, en dus na merites gestraft kan worden. Dat dit geval kortelijck hier in is geleegen, dat Schipper Jan de Groot, voerende het Schip de Expeditie, te Rotterdam t'huyshoorende, en gedestineert na Gibraltar, op den ses en twintighslem September deeses jaars op de heoghte van Kaap Finisterre heeft ontmoet den Kaper de St. George, Capiteyn Thomas Grieffers te Bristol gecequipeert, by sigh hebbende een Hollandsch Schip, dat den voornoemde Schipper met sijn Papieren aan Boord van den selven Kaper gekoomen zynde, aan den Capiteyn van den Kaper heeft geseght, dat hy na Gibraltar moest, of schoon sijn Papieren op Mallaga laagen, om sigh te bevryden van de Fransche Kapers; dogii dat de Kaper dit seggen niet heeft willen aanneemen, en het Schip als goede prys heeft aangehouden. Dat het Volck van de Kaper vervolgens aan Boord van het Hollandsche Schip is gekoomen , alles opengebroocken, geheele Sloepen met Goederen uyt de Ladingh gestoolen, het Geld en goed van de Schipper en het Volck weggenoomen, den Stuurman het Hoofd ingehouwen, den Timmerman gequetst, en het ander Volck met slagen gemaltraiteert : dat dit Schip den sestienden October te Bristol is opgebraght, en dat vervolgens dit geval seer nauwkeurigh kan worden geexamineert, van welck voorschreeve den Heer Envoyé Hop vervolgens, in conformité van haar Hoogh Mogende Resolutie hier toe selarif, het noodige gebruyck sal gelieven te maaken. De Heeren Gedeputeerden van de Provincie van Vriesland hebben geinhereert de Resolutie van de Heeren Staaten haare Principalen, op den aghtienden der voorleeden mand op het voorschreeve subject alhier ter Vergaderinge ingebraght.
Bronvermelding
Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland, archieftoegang 1.01.02, Inventaris van het archief van de Staten-Generaal, (1431) 1576-1796, inventarisnummer 3812, Gedrukte registers van de ordinaris resoluties, 1757
Klik op de afbeelding om het te vergroten en de transcriptie ernaast te zien
Kunstmatige intelligentie (AI)
De transcriptie is door de computer gemaakt via automatische handschriftherkenning. De samenvatting wordt door de computer gemaakt op basis van een taalmodel. Beide kunstmatige intelligentie taken zijn niet perfect, maar vaak ruim voldoende zodat het historische document begrijpelijk wordt.
Zoek uw voorouders en publiceer uw stamboom op Genealogie Online via https://www.genealogieonline.nl/
De transcriptie van het historische document is gemaakt met behulp van AI. Met behulp van AI kan er een samenvatting worden gemaakt in hedendaags Nederlands.
Om gebruik te maken van deze functionaliteit dient u ingelogd te zijn en een abonnement te hebben.