Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 11947, pagina 16

Aenden Raet van Brabandt re„
siderende alhier inden Hage, den
13en. Januarij 1659.
graeff Herman
van Bergh
Aenden Raet van Brabandt re„
siderende alhier inden Hage, den
13e. Januarij 1659.
Marquis van Denise
Aen 't Collegie ter Admrlt in
Zeelandt, den 13en. Januarij 1659.
De Staten.
Edele. 3. Wij senden u l. mits desen toe
de hiernevens gaende requeste van
den Marquis van Deinse, met

versoeck ende begeerte, dat deselve ons
daer op willen laten toecomen hun
advis. Waermede eijndigende.
Inden Hage den 13e Januarij 1659.
De Staten. s.
Edele. 3. Wij senden ul. mits desen
copielijck toe de hiernevens gaende missive
vanden Heer Ambassadeur Nieupoort,
in date den 3en. deses, mitsgaders de
bijlage daertoe specterende, beijde gead„
dresseert aen Onsen Griffier
met versoeck ende begeerte, dat deselve
ons daer op ten spoedichsten willen
laten toecomen hun bericht, sonder
daer van eenichsints in gebreecke
te blijven. Waermede eijndigende S.
Inden Hage den 13en. Januarij 1659.
De Staten. 5.
Edele 8. Wij senden u L. mits desen toe
de hiernevens gaende missive vande
Heeren Cancelaer, ende geheijme Raden
vanden Heere Prince van Luijck, mits„
gaders de memorien van hunnen
t wegen aen ons gepresenteert bijden
Agent vander Veecken, als oock de
rescriptie, ende verdere Stucken van
Graeff Herman vanden Bergh, met
versoeck ende begeerte, dat deselve
ons daerop willen laten toecomen
hun bericht. Waermede eijndigende S.
Inden Hage den 13en. Januarij 1659.
Edele. S. Gothefridus de Leeuw heeft
ons, voor hem selven, ende als last
ende procuratie hebbende van Paulus
van Beselaer, ende Dirck Reijndertsen,
Coopluijden tot Amsterdam, vertoont,
dat seeckeren Mathijs Eijeren de Jonge,
Gothefridus de Leeuw,
cum socijs
Mathijs Eijeren de Jonge.
Aende Magistraet der Stadt
Lubeck, den 13en Januarij 1659.
in de maenden van October, ende
november lestleden, tot Stocholm van
haren factoor, ende die aldaer het bewint
hunner saecken zijn hebbende, soo aen
ijser als gelt heeft getrocken, de waerde
van Sestien duijsent Carolus guldens,
ofte daer ontrent, ende daer voor ten
hunnen behoeve gegeven eenige wissel„
brieven, monterende te samen ter
Somme van gelijcke Sestien duijsent
guldens, houdende op Matheus Eijeren den
ouden, zijnen Vader, mede woonachtich
tot Amsterdam, doch dat denselven
Matheus Eijeren den ouden de voors
wisselbrieven niet en heeft willen
accepteren, sulcx den Suppliant, ende
zijne voorschreve mede geinteresseerden
te rade waren geworden daer over te
protesteren, gelijck ons sulcx alles
is gebleecken. Ende dat daer op
gevolcht is, dat de voors Mathijs Eijeren
de Jonge middelerwijlen met de effecten
die hij vande voorschreve factoors hadde
ontfangen, ende 't geene sij mede
voorde voorschreve penningen hadde
gecocht, hem willende begeven van
Stocholm voorschreve naer Engelandt
genootsaeckt is geweest, vermits de
Jegenwoordige Troubles in de ooster„
sche Quartieren, hem binnen u L.
Stadt te retireren, alwaer van
wegen de geinteresseerden soo verre
tegens hem is geprocedeert, dat de
voorschreve goederen bij de Justitie
zijn verclaert te sullen moeten blijven
binnen Scheepsboort tot den vervaldach
vande voorschreve wisselbrieven toe,
ende in allen gevalle alsdan geen
ordre tot betalinge van deselve werde
gestelt, dat die goederen als dan bij
decreet sullen werden vercocht, dies
wij goetgevonden hebben, u L. mits

desen over soodanige equitable dispositie
mits desen ten hoochsten te bedancken,
ende daernevens seer Vrunct, nabuijr„
ende gansch ernstelick te versoecken,
dat deselve de verdere moijtte willen
nemen, dan binnen hare voorschreve
Stadt noch nadere ordre te stellen,
ende die voorsieninge te doen, ten
eijnde de voorschreve gearresteerde
goederen mogen blijven in verseeckerder
handt, ende dat den Suppliant, ende
zijne voorschreve mede, geinteresseerden
in hare voorschreve deuchdelicke ende
welgefondeerde Saecke mach wedervaren
goet, cort, onvertogen recht, en expeditie
oock complement van Justitie. Ons
zal sulcx aengenaem wesen, en sullen
daeromme niet onderlaten, t selve jegens
ul, sampt ende sonders oock jegens hare
13.