Browse transcripts » National Archives / Archives South Holland

archive access 1.01.02, inventory number 11433, page 8

nationaale goederen souden berelhend gewes„
sijn;
Het homt ont derhalven Hoog mogende
Heren voor dat gemelde Anthonie ringri„
=lara en Compagnie door het vulschelijk pou
seeren olt of deselve een geëtablesseert Comp„
toir of Huijs van Negotie tot Constantinopa„
m hadden, niets anders bedvelde hebben;
dan bij sub en obreptie van U Hoog mogende
te obtineeren een Resolutie, waardoor niet
alleenlijk de vryheyd souden behoomen, om
de Ambassaad en Consulaap Reesten opden voet
der nationaalen Cooplieden te betaalen, maar
daar en booven, door het addresteeren, hunne
goederen aan grieken niet onder den Eed staen„
de, tek avantage te hebben veenegemee de
Keepten door hwaade opgaaven derqualiteiten
of quantiteiten vande goederen te kunnen trau„
deeren sonder sig aanmijn ledigheijd sehraldeg
te macken; synde deese Vraudes bi de duij„
denvundat Land soogemeen, dat wat praecau„
tien meuooh tendien oprigte homt te neemen
onse nasionaale Huijren aldaar reedert lang
geklaagd hebben, dat de vreemde door haar
raades ocentienelijke voirdeelen booven haar
in het betaalen der Consulaat regten hebben,
enselfs uijt dien hoofden te meernaalen
hebben versogt vanden Eed oritslagen te
mogen worden.
Wij meenen derhalven hoog mogende Hee„
gen te moeten besluyten dat gemelde Am„
thonie Veugrilara en compagnie hun
met
4.
met uw Hoog mogende soofavorable Retrlute„
vanden 3 April 1759. behoordinte vergenoegen,
en hunne hoopmanscheppensindien inde
vordere schalen der levant als Nationalen
wilen betaalen) aan bieden oudyden nationa„
leu Eed staande te addresseeren; envermits
gemelde dingrilera waerschippelik vallen
sustineeren, indien en pirsoonneu hun
huijs tot Smirna naar Constantinopolen
kwaamen te reuden, deselve als dan mee„
de tot den Nationalen Eed behoorden geadmit„
teert te werden, soo meenen wij uw Hoog mo„
gende alleenlijk weeder te moeten onder het
Oogbrengen het geen wij de vrijheijd naamen
bij onse neederige vanden 29 Julij 1760. te rem
monstreeren, namentlijk, dat den leegess„
woordigen grooten Heer by sijn avenement
tot den Throor alle vreemde Ministers heeft
lieaten aanreggen, geene protexien aandeeijden
van het Land, onderdaanen van den grooten
Heer zijnde, meerder te verleenen, waar uijt
soude kunnen proflueeren, dat uw Hoog mogene
Ambassadeur bij de Porta een zoodaanig
perloon in Ces vannood niet als Hollander
soude kunnen protegeeren, en waar uijtzelffs
meerder swaurig heiden soude kunnen ontstaan
waar meede soowij vertrouwen aan u Hoog
mogende intentie voldaan hebbende zor ber„
sluyten deese, inde gevolens vandiepe enschul„
dige onderdanigheijd onsouder schrryvende
Hoog mogende Heeren in. Amsterdam 224. Aus
gustij 161 (ep) Lamb: van Notten, berord van deselve
(getechent 7. 7. v Holsk,