Browse transcripts » National Archives / Archives South Holland

archive access 1.01.02, inventory number 11318, page 9

jaar oud is, en naer den Pruijssischen bodem
de slepen ende alsoo het in dit Kleijne disbriet
voor ons ende de weijnig ingesedenen onmoge„
,lijk is de maght ende hed geweld van de Pruis„
„sische de resisteeren, ende volgens U Edele
Mogende placcaed gewelt met gewelt de
Keeren, soo vinden sigh de Suppliandenden
hoogsten genooddrongen van dese violende weg„
„halingh U Edele Mogende nabehoven kennis
degeven, U Edele Mogende oodmoedig biddende
Ons en onse onderdanen door UEdele Mogende
souvereine maght, in dese Uwe Edele Mogende
Landen voordiergelijcke geweld de precaveeren,
Ons in U Edele Mogende gunstige bescherminge
gerecommandeerd hebbende, soo hebben
wijde eer etc.
Edele Mogende Heeren e. Millingen
den 26 Maert 1730 (: was geteeckenb:
dF: Brienen ampd: Hvt Paroort Schepen
Jan van Bisselijk Scheepen. Frerik Goossens
schepen, Willem Craijnsdt.
Missive van den Ampdman. van Millingen.
Exhib: 11 April 1738.
Aende Edele Mogende Heeren de
Raden des Furstendoms Gelre en
Graeffschap Zutphen.
Edele Mogende Heeren
U Edele mogende ordres van den 28 Maert sijn
mij Savonds den 3e April derhand gesteldt,
waerondrend ik voort met alle omsigtigheid
deselve, soo veel doenlijk in't werck gesteltheb,
hebbende nieds meer kunnen bekomen als
de versclaring vande Gedetineerde Sijn
Moeder, dewelcke alleen met haeren soon
bij 't weghalen is geweest, dat hij vromenten
ongehoort
ongehoort gebonden is geweest luijd de faem, maer
hier van heb ik geen seeckerheid kunnen bekomen
de naburen geexamineerd hebbende verklare=
dat 't soo stil is geschied datse daer niets van
sijn gewaer geworden bevorens den gerooffden
langen tijdt weg was en dat de moeder haer
schreijende 't selfde verklaerde, soo dat niet
verders U Edele Mogende kan subediteeren;
Verhope U Edele Mogende genoegen gegevonde
hebben, soo heb ik de eerna mij ende onderda„
,nen deser Heerlijkhieid in U Edele Mogende
gunstige protectie bevolen de hebben et.
Edele Mogende Heeren e. Millingen
den 4e. April 1730 (: was geteeckent:
J. V. Brienen, Amptman van Millingen
Crristijn Lapasij Weduwe van Hendrik Eckers,
moeder van haer eenigen soon Joseph Eckers,
Verklaerd voor de opreghte en suyvere waer„
„heid dat haer voornoemden soon 's naghits
omdrend een uur van't dijcken of Aammen
van den Milligsen uijderwaerd de huijs is
gekomen, sijnde ondrend ruijm een salfuur
de huijs en de Bed geweest, als wanneer er
Volk voor haer deur quam Kloppen, als wanneer
sij depenent vroeg wie dat er Klopde, waer
op geantwoord wierd dat sij een pijp doebak
wilden aensteecken, waerop de Deponendinne
twas
andwoorde, dat sij een weduworouw, en datse
s nagts geen deur open deed, als wanneer de
deur met eenen roeff is opgestoten of gelopen,
sodanigh dat de Klink vande deur Kromstond,
waer na voort 't gemak vol soldaten is komen
Bijlage