Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 11317, pagina 71

Secretaris Paravicinij.
Dat: 1.
Julii 1729. aan den Griffier
Rec: 5.
Wel Edele Gestrengen Heer.
Men spreekt als of het huwelijk van den heer
hertog van Orleans met de Princesse van Lot„
haringen sijn voortgang niet zou hebben, om
dat door den heer Hertogh van Lotheringen
broeder van gemelde Princesse werd vereicht
dat deselve voor haar en voor hare nakomelin„
gen, opde kragtigste wijse renunciere aan alle
pretensien die bij tijden en wijlen op het her„
togdom zouden hebben mogen verkregen ende
nog verkrijgen; bueiten de reden van politi„
que die hier toe aanleiding heeft gegeven voegt
men'er nog dese bij, dat het huwelijks contract
getekent zijnde naarde dood van den overleden
hertogh van Lotharingen, en sonder dat den
heer Steinville die desselvs minister aan dit
hof was, op nieuws daar toe het agrement van
den tegenwoordigen Hertogh zoude hebben
gevraagt, aan denselve groot misnoegen heeft
veroorsaakt.
Den heer Cambise sal de Ambassade van
dit hof aan het Weener niet gaan bekleden; men„
=wil dat dien heer sigh wegens de appointementen
tot het uitvoeren van die Commissie, die heel kost.
baar is, niet heeft kunnen verstaan, en ander zeg„
gen, dat het Cordonbleu, het welk gevraagt zoude
hebben, en waarmede men niet heeft goedgevonden
Sijn Edelleit te vereeren, daar van wel de voor„
naamste oorsaak is: het is nogh niet, seecker
wie tot die Ambassade sal werden benoemt.
Ik
Julii.
66.
Vrankrijk.
Ik hebde eer met een onderdanigh respect te
verblijven
WelEdele, Gestrenge Heer der. Parijs den
1. Julii 1729. (was getekent) P. D. Paravicinij.
Heeren plenipoten tot het Congres.
Dat: 8.
Julii 1729. aanden Griffier
Rec: 121
WelEdele Gestrengen heer.
Huidenmorgen sijnde den ordinaris dag dat de
vreemde ministers gaan opwagten den heer Zegel:
bewaarder, dewelke ten dien einde des avonds
te voren hierkomt: en waar van aan alle, zoo
als ook aan ons op het vertrek van het hof van
Versailles kennis is gegeven, hebben wij ons
mede daarvan gequeten, en bij die occasie inge„
volge van haar hoog Mogend: resolutie van den
vijfentwintigste der voorlede maand, de du„
rende vervolgingen en gepleegde feitelijkleden
van de gesubdelegeerde Keizerlijke Commis„
ssie en Furstelijke regeringe in Oostvrieslandt
(vervat inde missiven vanburgemeesteren en
Raad der Stad Emden vanden agtden en een
entwintigsten, en het Postscriptum van den
vier en twintigsten. Junii laatstleden) gedetail„
leert, en in allen ernst versogt, dat door de goede
officien van dit hof, eenmaal mogte werde te weeg
gebragt, dat alle de proceduren, zoo van voorseide
commissie als Furstelijke bedienden mogen
ophouden, en die ingeseten en genieten het effect
vande amnestie en andere toeseggingen op
welke hare een voudige submissie is gevolgt.