Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 11317, pagina 16

ten boven gemelden einde, sal tragten te diver„
teren.
Den heere hertog van Bournonville, heeft met
de laatste post aan den heer Van Bernachea ge„
schreven, dat binnen korten tijd wederom herwaar„
als eerste Plenipotentiaris van Zijne Catholi„
que Majesteit stond te reverteren.
Ik heb voorlede Dingsdag de eer gehad van nevens
meest alle de Ambassadeurs en andere buiten=
landse ministers mijn hof aan Zijne Majesteijt
te maken, welkers laatste indispositie in het
minste geen gevolg heeft gehad, zoo dat Zijne
Majesteijt van een volkome gezondheijdt
jouisseert.
De Koninginne welkers zwangerschap nu buiten
allentwijffel schijnt te zijn, was daags te voren
ader gelaten.
Ik vond de heeren Cardinal en Zegelbewaarder
seer content over het declaratoir van het Weense
Declara, hof ten respecte vande Oostfriesche saken, de„
toir vant
welke de rudesse van de stijl van dat declara„
Weenschof
inde zaken
toir daarmede excuseerden, dat het selve was een
van Oost=
friesland
gedeelte van een brief aan dit hof geschreven,
zeer
om alleen tot desselfs informatie te dienen,
welgevallig.
het welke zij sonder de minste verandering im„
mediatelijk na de receptie, ten aansien van de
groote gerustheit die daar door aan haar
hoogh Mogend: wierd gegeven, aan Ons had„
den gecommuniceert: beide hooggemelde mini„
sters voegden daar bij, dat zoo als het haar
voorquam, haar hoog Mogend: geen nadeelige
2.
Januarii.
Vrankrijk.
nadeelige explicatie van eenige expressien die
als wat te generaal souden voorkomen, te dugten
hadden, dewijl sij niet en twijfelden of de grond
van het Weenschof, was ten dien respecte
goed: dog ten regarde van de Mekelenburgse
differenten, scheenen de dispositien aldaar
zoo favorabel niet te zijn.
Waarmede blijve met alle respect
Wel Edele Gestrenge Heer Ac. Parijs den
21. Januarii 1729. (was get:) A. Van Hoeij.
P. S. De Hollandsebrieven van den 14. deser,
zijn nog niet aangekomen.
Heer Ambassadeur Van Hoeij.
Dat: 24. Januarii 1729.
Rec: 31.
11.
Hoog Mogende heeren.
Den Grave van Hoijms Ambassadeur van Sijne
Koninglijke Majesteit van Polen aan dit hof, bij
hooggemelden Koning tot de Charge var intendant
van desselfs finantien, door wijlen den Grave van
Watzdorf bekleet, gedestineert, en ten dien einde
naar Dresden ontboden sijnde, bevind zig nogh
alhier: scheinen de dien Grave, die bij dit hoff; bij
inthemendheid gesien is, en vervolgens seer wel
reusseert, geen grote genegentheid te hebben om
dese post te verwisselen, tegens het bovengemelde
amps, dat uit sijn eige nature van een zeer moeije„
lijke waarneminge zijnde, door gevallen die
waarschijnelijk wel haast sullen ontstaan, nog
embarrassanter zoude werden gemaakt
De