Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 11315, pagina 744

well als een articul des stads recessen zijnde deselve
ook moeten bekennen waar te weesen.
word dit voor incontestabel gehouden, daarde zaeke
ootmoedige lorrectie het meeste op aenlremst, zoo is hiet g
volg ool gewis, dat zoo wanneer dergereformeerde la
genoeg gevonden worden, dat als dan geene roomsche van
Brabantso meesters moeten aengestelt worden.
nu is het aenden Burgemeester bewustlioe dat ver„
scheyde gereformeerde selfs met belofte van erkenteniss
bij hem hebben gesolliciteert om met ambagtsplaetzen
gebeneficeert te mogen worden, die nogtans niets vercre
gen hebbende hebben moeten lijden dat Roomsche leede
voor haar getrocken en geprefereert zijn, zoo als blijk
uijt de bijlaege sub 110. 10.
Denselven Raedseijt verders dat den aengehaelden artij
der Recessen zig noit tot andere leedieningen zouden lied
„ben geextendeert, als alleen tot de meesters de rambagten
en molemeesters plaets, maar noijt omtrent de heur ijck
in merhtmeesters waarinne het requisitum van relique
noijt was geobserveert geworden: het tegendeel vandien
blijcktent de missive van Borgemeesters en geswooree
Raeden indato den 15. november 1684. in ongiialiluen
nevens gaande sub 1102. waarbij deselve excuse ver„
soeken en bekent makten, dat ingevolge toegesondene
memorie, versilieijde vande Roomsche aengestelde &en
ijelz en merchtmeesters hadden geremoveert en gereso
meerde in haere plaetze aengestelt, met belofte om
in het toecomende namoere acht te sullen,
En indien bij vervolg van tijt, dese belofte alin het ver
geetboel mogt geraelst zijn, zoo diende resolutie van
U Hoogh Mog: vanden 25. Februarij 1695. tot eenge
waarsehennoinge en etrimening laer annex dub 1103 10a4
kij.

Maast1: 3.
740
bij geordonneert word dat alle bedieningen
vande brabandsche zijde voortaan sullen en moetenweesen
van Leeden vande waere gereformeerde religie, onder
Wellz woort, van alle de Keurijcken mailstmeesters
Cans bedunckens: (dooru Ho:Mo: meede verstaenwor„
den.
De distinetie die vervolgens gemaekt word dat de braband,
sche ambagtmeesters niet particulierelijk aengestelt worden;
vande Brabandsche leeden vanden Raed en dat de lieur
ijcli en merchtmeesters, van het Collegie van Burgemeesters
en geswooren Raeden aengestelt worden; sulles behielst
niets essentieels nag relevants, vermitshiet altoos in contesta„
belwarachtig blifft, dat den Bosgemeestet zoo als van
outs de nominatie belieuten gehadt heeft, dus dat zoo
wanneerwen Borgemeester tot die aenstellinge gere„
formeerde Leeden had genoemt, zoo zoude deselve plaist
balijel sijn geapprobeert geworden, zijnde hietwel te
presumeeren dat, wanneer Roomsgesinde door den
Brabandsen Borgemeester gememineert worden, dat
als dan de Luycksche regeering, die net anders saeken
als haere geloofs genoten te favoriseren zig daerte„
gens niet sillen opponeeren maar greetigonhelsen.
van deselve cragt is de consequentie die zij lijvervolg
daaruijt soeken te maelen, dat de herstellinge van deese
yck heur en merelitmeesters, van het besonder Colle„
gie van Borgemeesters dependerende, door haer niet kan
gedaan nog geredresseert worden, dewijle het seeker is
dat den Borgemeester zijne abuijsen willende erkennen,
en andere Leeden vande geresormeerde religie geliefden
voor te stellen, dat en niemand zal zijn, die eenige redenen
van weijgering of oppositie zouden konnen bij brengen
alzoo weynig als inden jaere 1684. wanneer zoo wel