Blader door transcripties » Nationaal Archief / Rijksarchief Zuid-Holland

archieftoegang 1.01.02, inventarisnummer 11186, pagina 15

Exs. Envoyé Hamel Bruijnincx.
rec: 23. Februarii 1688.
Hoogh Mogende Heeren.
Mijne Heeren. Sandaagh naar den middagh zall zijn
Keizerl: Mat. de aangestelde Comedie in't Collegium
vande Jesuiten bijwonen
Voorleden Dijnsdagh is alhier gepubliceerd en door Patenten
aangeplakt dat de keizerle. Hartschiers en Trawanten
voorts aan geenmeer wijnof bier zullen mogen tappen ofte
verkopen en dat hare Gages daar tegens ijets zullen werden
vermeerderdt.
Den Prins Zegenius van Savoijen, is (in aanzien van
zijne grote mrerites inden jegenwoordigen Turks: oorlog
inzonderheid om dat in den groten ende glorieusen slagh bij
Harsan, met zijn vijff regimentenin der Turcken re„
trenhementen is geweest) tot 's keizers Generaal Veld,
Marchal L. verklaardt.
Van Palotta heeft men, dat van daar (onder een Convoij van
vijfthien man uijt het garnisoen aldaar, nevens drijwegh
=wijzers 3400 portions brood, en 26 ossen naar Tzakok
vertrokken waren; maar (als zij tot halver wegh waren
gekomen) dat zij van eenige Turcken (die in eenwald ver„
borgenlagen) onvoorziens overvallen, en eindlijk naar all„
mogelijke defensie, geslagen, ende alle de portions broodt
enossen, haar affgenomen, ende van Turcken weg zijn
gevoerd geworden. Dat drij vanskeijzers Convoij,
dood gebleven ende restalle met brood en Ossen naar Swelwe
senburgh gevangen en tot but weghgevoerd zijn geworden,
Dat alleen een die voor dezen Cambour is geweest:) den
Turcken ontlopen, en deze tijding te Palotta heeft gebragt
Waarmede
Hoogh Mogende Heeren: Wien de
12. Februarii 1688. Hamel Bruijnin
exs. Envoyé Hamel Bruijnincx.
rec: 27. Februarii 1688.
Hoogh Mogende Heeren.
Mijne Heeren, Menspreekthier Sterck,
vandat den Heer Churfurst van Brandenburgh, drijduijs
man auxiliaire volkeren aanden keijzer heeft overgelate
tgeen
't geen ik evenwel nog niet verzekerden houde.
11.
gelijk ook niet, dat de Tractaten om auxiliaire volkeren
met den Heer Churfurst van Saxen insgelijks op het
sluijten staan, daarvan men evenwel nader zall horen;
want den keijzer omme volk verlegenis, en men ver„
neemd, dat de ordinaris recreues zodanigen voortgangh
niet en vinden als menwelgewenscht heeft gehadt:
Den Churfurst van Coln zou alhier wel aangeboden
hebben op eigenkosten twee duijzend man te schikken
maaralzo menmeind, dat eenige conditien (den nieuwen
Coadjutor den Cardinaal van Furstemberg rakende

daar onder spelen, weetmen diog niet wat resolutie
daarop zall volgen.
Zijne keijzerle. Majt. zoude den Baron van Engelheim
afgezant vanden Heer Churfurst van Mentz
ende den Baron van Kesselstadt Afgezanten vanden
Churfurst van Trier tot Kamer Heeren bij Z: Kone.
Majt. van Hungarijen voorgestelt hebben.
Het regiment van diepenthal is inder daad aanden
jongen furst van Anhalt geconfereerd geworden.
Den Grave Keusel heeft van Possega alhier berigt, dat
eenfransch man van zijn regiment vier Duijtschen, om
opbuijt te gaan, opgemaakt: maar die doorde Turcken
die hij daar van gewaarschouwd heeft) gevangen doen,
nemen hadde. Dat den franschman, die de gelegenheid
aldaar wel bekendis, die Turckendreigt te willen
voeren, omme de Stadt inbrand te steken, zulx, dat het
garnisoen vandie plaats dagennagt in alarm moet staan,
om daar agt op te nemen, vrezende voor een attaque.
Den Generaal Heusler heeft in Over Hungarijen het
commando aandeze zijde vande Cheijs en den General
deterani aand'andere zijde, Neuwill het voorzeker
houden, dat deze twee Generaals den Tekelij, uijt zijne
retrenchementen hebben gedreven, zulks, dat hij tegen„
woordig ondert grofgeschut van Waradijn Staat, Zijne
laatste brieven aan Zijne Gemalin (die genomen zijn)
zouden melden, dat zij, bij 't overgeven van Mongatz
opt mogelijkste daar na zoude tragten, omme met
zijn furstelijken hoed, vendel en de Turksche patente
naar Polen te vlugten, zulx dat het slegt met hem