Blader door transcripties » Het Utrechts Archief

archieftoegang 34-4, inventarisnummer 188, pagina 243

van Jan van Schten
als geven
des suijers soon uyt
Corn. Cornelis
schreeck wijcken
# wonende tot
Gijsbert Adriventen
van Schuijck
mitsgaders even
Claes hijsbertsz
van het meleyn
ƒ
xviij
hebben
Companeerde ende Anthonis Connelissen
wonen tot houtch op Leenck out ontrent
ontrent xxiij Jaren Ende verclaerde
eenen versoecke als vande maenschelck Rossum
hoe dat hij comparant op verleden
sonnedach tegen den avont ontrent den
noch is comen gaen over den Dijck, ende
ontrent den blauwen draet alwaer voor
de huijsinge enige jonge knechts saven waeren
ende diencken alse even Anthonis Gerritszoen
Bieszier, Splint de hoocobsen, Jacob soont¬
hen van Dirck Willemssen, ende Jan
Hendricksz alias Lubbertsz van welcke
getuijge aenheroepenen om met hen
eens te drincken
weijnich ges
van overgelevert hebbende aen den
een een lannen groen en geselschap hij een
voorn. Claes Gijsberts die inde
voedert noch voorde deur staende,
seith
Boulmecht van de wedewe van Anthonis
Elbertsz uijtten huijse gecomen met een
mes inde hant, suydende daer mede
toe door den hoet van Splinter
Jacobsz (die naest den voorn Claes
Gijsberts stondt) soo seer nae
den selven Claes, doit hij genoegen
te doen hadde; om t'ont wijcken,
verspreyende een t selve geselschap
van anderen, nemen een yder de
wyck, als volgende den voorn.
zouwen meertenss den voorsz
Claes Gijsbertsen, soo Claes
heeft Claes Hijsberts sijn mes mede
uijdende, dat den selven naeuw belicx
conde ontcomen, dan alsoo de voors
is even Bouwen meertens
selven Bouwen meertensz struijckelde
hebben ende de
toeglien zyndelyck
aldaer een
Dienstich
voorhouten