Blader door transcripties » Het Utrechts Archief

archieftoegang 34-1, inventarisnummer 930, pagina 7

R
1
„
en
1
36
6.
1
H 4 voor elfcente aan Willen Van Senoik, de tot Borger stelt Hendrik van
14.52
Beubelen en Arie de kruyf meergenoend, debieders te Geselstein
8.46
.voor achttien Ceten aan Antonie va Doorn a Reyer Copier meergenaemd.
6. voor twaalf Centen aan Jan Lakeroeid, die tot Borg Barend Sonippers, beiden
12.00
ladlieden wonende te Iutphaas, heeft gesteed.
9.12
7. voor zestien Cente aan Zeyer Copier en Antonie va doorn meergendemd.
8. voor tien Ceten aan Antonie de Kruyf, die tot Boopstelt otto koelman
11. 20
beiden ladlieden wonende te zubptaai
g voor drieentwintig centen aan Gerrit da Doorn die tot Borge stelt Iohannes
15.18
Gysbertus Vadoorn allen erbieeders wonede te Iutplaas
25.92
10. voor achttien Cesten aan Huibet Copier en Jan Burgharen, meer gedend,
700.81-
D. vyftien akkers oud Bovenland op Prve en daal, allen even groot.
aatwednigende /aarvagede) by het lad van vrouw Iansen, ofhund.
voor dertien Centen aan Ian van Batum, dietot Borg stelt Jan Tanden, ladlie
der beiden wonende te Iutphaas.
2 voor dertien Centen an Steven Colsteeg, die tot Borg stelk willem oostelaar
beiden ladlieden wonende te Iutphaal
3 voor negen Centen aan Piete Kietveld die tot Borg delk Ioseph hetveld=
beiden landlieden wonede te Iutphaas.
4. voor zeve Centen aan Cornelis van zoele, aitosborgen stelt Gerrit va Zadle
—
a willen van Soelen orberdes, te yodiestein woonactig alle drie
voor zeven Ceten an Ian Deuveling die tot voorgen stelt Bart van Veer-
Mees Weimand, dog gelders alle wonede te Utrect buiten Polsteeg. . „
6. Heerop net geboden zynde heeft de Heer vn huurder verklaart
deze vrheering te sluiten en al de perceelen onder Rynhuizen gelegen
te gunnes aan de boonstaande huurdere genoegen te nemen, met de
door hen gestelde es mede geroende Borgen, doen de biedes op de
perceelen onder Groenen daad te atslaas van hun boden dl de
damondr behoorende jaar ceelen optehonden is nette doen door jaaaene en
ie zyn vrvolgens gecompareerd de huurders de perceelen onde zyn
huizen met hunne Borger welke hebben verklaard deze verhunig aate
nemen voor den bovengezeden pys en op de huer voorgelezen voor waarden
Aldus Gedaan en gebloten te Sutphaas in het Burghuis op hede
de elfde Ianuari achttien honderd een en veertig aywezen van
Darel Bernadus Bonjaards e Braardus van den Hoogen beiden wonend
binnen deze Gemeente welke met den Her verhuirder, de Huur desen
de Borde mitsgadrs my Notaris alhier na voorlezing hebben gebeekend
met uitzonderin van Zeendert Hendrikden, Hendrik Moes, drie de kruift,
Hendrik van Brenkelen, Cornelis walce de oude, Reinier van Soelen, Hn
Borgharen, Pieter van Breatelen, Jan Berkien, Arnoldus van Zeil Cornelis
Bwa, willem Middag, Pieter van Kleef, Dirk Rensdorp, Antonie de kruy
otto Koelman welen verklaarden nit te sonpien of hunnen eaan heeteren
van weggen V Wijger H D Hendrriks
R Copier B van Door Albantus van Huyen
z7
P Van Varen Willem van Schart te Schali
Jan van Possem Jen Lelsmond
G: walrce G van Doorn J: van Doorn
Huibert Kapior HVZekend D Berg
G van Doorn D B Rougaardh Cneroe
UE Vondembert BvDen hoogen. B Scippprs
J Pil. de Baktiar va Doorn.
J. Kunneman
Noto
ƒ 55
Een
N„o 230. de 19 Ianuari 1841.
Voor Meester Cornelis Govert de Balbian van Doorn
openbaren Notaris te Iutphaas, en de beide nagenoemde Getuigen
was tegenwoordig: De Hoogwelgeboren Vrouwe Martha Johanna
de Meinertzhagen, Douairiëre den Hoogwelgeboren Heer Jan Jacob
Baron de Geer van Rhijnhuizen, wonende op het kasteel Rynhuiz
in het overeind van Iutphaas; Dewelke by deze in pacrt gegeven
heeft voor den tyd van Zes achter een volgende jaren ingaande met
den eersten Februari des jaarl achttien honderd eenen veertig en zullende
alzoo eindigen met den laatsten Ianuari des jaars achttien honderd
zevenenveertig aan Elbert van Ryn, landman wonende te
Iutphaal in het Nederlind hierby tegenwoordig en in huur„
aannomende: Nagendeg zeven bunders bouwland gelegen op
Trinhuizen in het overeind van Intshaad, naast den kersen voorgoord
zooals hetzelve zich bevindt, hebbende de Pachter verklaard
volkomen doormede bekend te zyn en er geene andere aan duiding
van te verlangen, afstand doende van allen regt hetwelk hem
immer tegen den inhoud dezes, uit hoofde van onnaauwkeurig
heid in de opgave van grootte oflegging van het gehuurde zou
kunnen toekomen zullende hy huurder het genot en gebruik van
den bedoelden grond, gedurede den huurtijd hebben op de navolgende
voorwaarden tot welker stipte en getrouwe nakoming hy zich
op zetterik heeft verbonden: vooreerst. Dat hy het gepaante
naar behooren op den geschiksten tyd bebouwen, bemesten en
bezaagen zal en de daaraan behoorende slooten a greppele
wel ophalen en onderhouden. 2. Dat hy by het einde der pacrt
te behoeve van den nieuwen Tachter een juist derde deel
van zyn gepacnte bezaaid met winterkoren, een ander derde
deel toegemaakt voor zomerkoren en het laatste deel als
zomervang en alles in eenen goeden staat van bebouwing
des noods naar het oordeel des Rigters en de uitspraat van
teskundigen zal op leveren, zullende hy zich omtrent de schade
vergoeding voor het te veld gebragte zaad met den nieuwen
pachter moeten verstaan of by verschil zich ook aan de beslis„
sing van goede bieren daaromtrent moeten onderwerpen. 3. Dat
hy zyn regt van huur aan geenen anderen hetzy geheel often deele
zal overdoen zonder schriftelyke toestemming van Mevrouw
de Verpachtster. 4. Dat hy geene kwytschalding oof verminde
ring van den pachtprys zal kunnen vorderen hetzy uithoofde
van onvrucrsbaarhad, hagel, vorst, watersnood, verwaesting
door oorlog of andere toevallen te voorzien of niet te voorzien
donnde